4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig bewezen hetgeen de verdachte onder 1 ten laste is gelegd, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring(en) van één getuige.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde worden verdachte meerdere, met losse gedachtestreepjes aangeduide, strafbare gedragingen verweten. De rechtbank zal deze gedragingen afzonderlijk van elkaar bespreken.
Onder het eerste gedachtestreepje wordt verdachte verweten dat hij één of meer vingers in de vagina van [slachtoffer 1] heeft geduwd. [slachtoffer 1] verklaart dat dit incident heeft plaatsgevonden tijdens Moederdag in 2000. [slachtoffer 1] was bij de markt van haar vader in Duitsland en ging samen met verdachte met de auto pizza halen. In de auto ging verdachte met zijn hand in de broek van [slachtoffer 1] en verdachte heeft haar vervolgens gevingerd. [slachtoffer 1] heeft meerdere malen tegen verdachte gezegd: ‘niet doen’.
De vader van [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij hem heeft verteld dat verdachte haar had gevingerd in de auto in Duitsland, bij het pizza halen. [getuige 2] heeft verklaard dat zij van [slachtoffer 2] weet dat verdachte met zijn vingers in de vagina van [slachtoffer 1] heeft gezeten. Zij koppelt dit niet aan een bepaalde plaats of een bepaalde datum. [slachtoffer 2] heeft niet over dit voorval verklaard. De rechtbank overweegt dat de verklaring van de vader van [slachtoffer 1] van [slachtoffer 1] zelf afkomstig is en daarmee uit dezelfde bron. De verklaring van [getuige 2] is niet gespecificeerd naar plaats en tijd en wordt voorts niet ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 2] , van wie [getuige 2] zegt haar informatie te hebben gekregen. Schakelbewijs kan evenmin steun bieden aan de verklaring van [slachtoffer 1] , aangezien de modus operandi van verdachte niet overeenkomt met de gedragingen bij andere strafbare feiten die door verdachte zijn gepleegd. Omdat er naast de verklaring van [slachtoffer 1] geen ander bewijs is dat afkomstig is uit een andere bron, wordt niet voldaan aan het bewijsminimum. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder het eerste gedachtestreepje ten laste gelegde gedraging.
Onder het tweede gedachtestreepje wordt verdachte verweten dat hij zijn penis in de mond van [slachtoffer 1] heeft gebracht. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zijn de enige personen die over deze gedraging verklaard hebben. Zij geven aan dat zij dit van [slachtoffer 1] hebben gehoord. Zij geven echter geen concrete of specifieke details over deze gedraging, zoals tijd en/of plaats. Daarnaast heeft [slachtoffer 1] verklaard zich niet te kunnen herinneren dat zij verdachte oraal heeft moeten bevredigen. Dat dit gebeurd zou zijn leidt zij alleen af uit het feit dat zij het heel onprettig vindt om orale seks te geven. De rechtbank zal verdachte van de onder het tweede gedachtestreepje ten laste gelegde gedraging vrijspreken, nu het dossier onvoldoende concrete aanknopingspunten bevat om ten aanzien van dit onderdeel tot een bewezenverklaring te komen.
Onder het vierde gedachtestreepje wordt verdachte verweten dat hij met [slachtoffer 1] heeft getongzoend. Alhoewel [slachtoffer 1] bij de politie heeft verklaard dat ze wel eens met verdachte heeft gezoend en dat hij haar altijd probeerde te zoenen met de tong, kan zij geen concrete momenten aanwijzen waarop dit zou zijn gebeurd. Bij de rechter-commissaris verklaart zij dat zij niet weet of verdachte haar op haar mond zoende en of zij moesten tongzoenen. Daarnaast bevindt er zich ook ten aanzien van dit gedachtestreepje geen bewijs in het dossier dat afkomstig is uit een andere bron. De rechtbank zal verdachte dus ook van de onder het vierde gedachtestreepje ten laste gelegde gedraging vrijspreken.
Onder het derde gedachtestreepje wordt verdachte verweten dat hij de borsten van [slachtoffer 1] heeft betast. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat dit meerdere keren is gebeurd, onder andere in de keuken bij verdachte thuis. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat verdachte van de onder het eerste, tweede en vierde gedachtestreepje ten laste gelegde gedragingen zal worden vrijgesproken. De onder deze gedachtestreepjes ten laste gelegde gedragingen behelzen ontuchtige handelingen bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] . Het betasten van de borsten van [slachtoffer 1] kwalificeert niet als zodanig. Weliswaar zou dit feit, indien bewezen, kunnen kwalificeren als overtreding van artikel 247 Sr (ontucht met een persoon onder de 16 jaar, zonder binnendringen), maar dit feit is, zoals blijkt uit hetgeen de rechtbank bij de voorvragen heeft overwogen, verjaard.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit deels vrijspreken. De rechtbank hecht er nog aan op te merken dat deze vrijspraak niet impliceert dat de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar acht. Gelet op alles wat hiervoor is overwogen komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de betrouwbaarheid van die verklaring, omdat de rechtbank - ook als wordt aangenomen dat deze verklaring betrouwbaar is - op grond van het bovenstaande niet tot een bewezenverklaring kan komen. Voor de gedragingen zoals beschreven na het derde gedachtestreepje zal de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging, nu dat feit is verjaard.
Bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 18 augustus 2016 doet [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), geboren op [1988] , aangifte tegen verdachte, haar oom.[slachtoffer 2] heeft het volgende verklaard: “(…) Dat was op een zaterdag. In de herfst van 1999. (…) Mijn borstjes proberen te betasten. (…) [verdachte] . Ik had nog niet echt borsten, ik was 11, ja bij de tepels. (…) Bij mijn oom [verdachte] en tante [A] (…). Dan was het bij de deur in de hal.
Wonen ze nog in dat huis?Ja.
Hoe is dat gegaan?Ik ging altijd met mijn neefjes [B] en [C] spelen. We speelden de Lion King. [verdachte] was toen alleen thuis, samen met de kinderen dan. Ik was beneden en probeerde hij met zijn hand onder mijn shirt te komen, via de hals en via de buik.
Waar ging die hand naar toe?Naar mijn borsten, hij wilde mijn tepels betasten en dat is hem ook deels gelukt. Ik hield mijn handen voor mijn bosten, maar ja hij is sterker. (…) Ik had mijn handen tegen mijn borsten aan. Om mijn tepels te beschermen en ik zei: “Nee.” en ik schudde “Nee.”.
Heeft hij je tepels ook betast?Ja, maar ik duwde steeds zijn handen weg, maar hij kwam wel steeds terug met zijn handen naar mijn tepels, onder mijn t-shirt. Hij probeerde het meerdere keren.”
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij sinds 1997 tot aan heden woont op het adres [adres] te [woonplaats] .
[slachtoffer 1] , geboren op [1985], heeft verklaard dat zij met haar zusje bij oom [verdachte] ging logeren toen haar ouders op wintersport waren. Oom [verdachte] kwam bij hen in bed liggen met alleen een boxershort aan. Haar zusje [slachtoffer 2] lag voor haar en oom [verdachte] lag achter haar. Hij ging toen aan haar borsten zitten.[slachtoffer 1] heeft daarnaast verklaard dat er nog meer dingen met oom [verdachte] zijn gebeurd. Zo kan zij zich onder meer herinneren dat zij aan het spelen was voor de bank en hij achter haar op de bank zat. Hij heeft toen aan haar borsten gezeten.In de tijdlijn die bij de aangifte gevoegd is staat dat verdachte in januari 1994 bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in bed is gekropen en dat [slachtoffer 1] op [1996] , toen zij 10 jaar oud was, door [verdachte] bij haar borsten is betast.
Op 28 februari 2018 is verdachte verhoord bij de rechter-commissaris. Verdachte verklaart dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] nichtjes van hem zijn. Zij kwamen in hun kinderjaren bij hem over de vloer. Eén keer was toen hun ouders in 1994 op wintersport waren voor een week. Verdachte heeft verklaard dat hij die keer in de avond bij de meisjes op bed heeft gelegen en dat hij toen met zijn hand onder de dekens is geweest. Verdachte heeft [slachtoffer 1] op haar rug gekriebeld, dit is over gegaan naar haar billen, haar buik en haar tepels. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lagen allebei in dat bed. Het aanraken van de borsten van [slachtoffer 1] was op haar huid. Met de borsten bedoelt verdachte bij de tepels.Verdachte heeft verklaard dat het betasten van [slachtoffer 1] een aantal keren bij hem thuis is gebeurd, steeds op de manier hoe hij het eerder omschreef. Het is ook één of twee keer bij [slachtoffer 1] thuis gebeurd, op haar slaapkamer. Hier heeft verdachte haar op dezelfde plekken gestreeld: haar rug, haar buik en haar tepels. Dat was hetzelfde als de situatie bij verdachte thuis. Dit was in de periode tussen 1994 en 1996.
Schakelbewijs
Verdachte heeft bekend zich in de periode tussen 1994 en 1996 schuldig te hebben gemaakt aan ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 1] , welke handelingen bestonden uit het betasten van haar borsten. Omdat deze handelingen strafrechtelijk bezien inmiddels verjaard zijn, zijn deze niet aan verdachte tenlastegelegd. De handelingen vormen naar het oordeel van de rechtbank echter wel een ander, soortgelijk, strafbaar feit als het onder 2 ten laste gelegde betasten van de borsten van [slachtoffer 2] . De rechtbank is van oordeel dat deze feiten op grond van specifieke en kenmerkende gelijkenissen op essentiële punten overeenkomen, zodat de door verdachte toegegeven feiten mede tot bewijs kunnen dienen van het ten laste gelegde feit. De rechtbank acht hierbij het volgende van belang.
De ontuchtige handelingen van verdachte bestonden telkens uit het betasten van de borsten en – meer specifiek – de tepels van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Zij zijn beiden nichtjes van verdachte en stonden zo in dezelfde (familie)relatie tot verdachte. Ook blijkt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ongeveer dezelfde leeftijd hadden op het moment dat verdachte hen betastte. Verdachte heeft namelijk verklaard dat hij in de periode tussen 1994 en 1996 meerdere keren de borsten van [slachtoffer 1] heeft betast. In 1996 was [slachtoffer 1] 10 jaar oud. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte haar borsten betastte in de herfst van 1999. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 2] toen tevens 10 dan wel net 11 jaar oud was. Voorts vonden de ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] plaats in de woning van verdachte. Bij het incident tijdens de wintersport in 1994 was [slachtoffer 2] ook aanwezig.
Gelet op de bewijsmiddelen en de voorgaande bewijsoverweging in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de verschillende door verdachte begane strafbare feiten op essentiële punten overeenkomen. De rechtbank dicht hierbij grote waarde toe aan de specifieke gelijksoortige modus operandi van verdachte. Beide slachtoffers zijn nichtjes van hem, destijds met vrijwel dezelfde leeftijd, en de nagenoeg identieke ontuchtige handelingen vonden telkens plaats in de woning van verdachte.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 2]
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] onbetrouwbaar zijn. Zo heeft [slachtoffer 2] bij de politie verklaard dat het betasten van haar borsten zou hebben plaatsgevonden in de herfst van 1999 in de woning van verdachte in Leesten. Verdachte is echter in maart 1997 verhuisd naar Warnsveld . Dit betreft dus een onjuistheid in de verklaring van [slachtoffer 2] . Daarnaast verklaart [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris dat zij denkt dat zij ten tijde van het tenlastegelegde 7 of 8 jaar oud was. Dit is een groot verschil met de leeftijd die zij noemt in de door haar opgestelde tijdlijn.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar. [slachtoffer 2] heeft weliswaar verklaard dat het incident in Leesten heeft plaatsgevonden, maar zij verklaart direct daarop dat het incident heeft plaatsgevonden in het huis waar haar oom nu nog woont. Het huidige BRP-adres van verdachte is [adres] in [woonplaats] en verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd hier vanaf 1997 tot nu toe te wonen. Aangezien het incident in de herfst van 1999 heeft plaatsgevonden en [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte vandaag de dag nog in het betreffende huis woont, overweegt de rechtbank dat het noemen van Leesten door [slachtoffer 2] een kennelijke vergissing is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank maakt deze vergissing haar verklaring nog niet onbetrouwbaar.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het verweer dat [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris een andere verklaring heeft afgelegd dan bij de politie over haar leeftijd ten tijde van het betasten van haar borsten het volgende. [slachtoffer 2] heeft in haar politieverhoor van 18 augustus 2016 uitvoerig gereconstrueerd waarom dit incident in de herfst van 1999 moet hebben plaatsgevonden. Zij verklaart hierover het volgende:
“Ik weet nog welk t-shirt ik aan had. Die hebben we opgezocht in een fotoalbum. Mijn vader ging al naar Duitsland, ik ging naar de basisschool en ik weet dat ik dat t-shirt aan had in die zomer. Het was een geel met groenig gestreept t-shirt. Qua temperatuur kan ik me herinneren, herfstig. We waren al op vakantie geweest. Mijn vader was in Duitsland en de scholen waren weer begonnen.” Zoals reeds is vastgesteld, had [slachtoffer 2] in de herfst van 1999 de leeftijd van 10 dan wel net 11 jaar. Gelet op de uitgebreide en zeer gedetailleerde beschrijving met betrekking tot de periode waarop het incident zich heeft afgespeeld, acht de rechtbank deze verklaring betrouwbaar. Daarnaast blijkt niet dat [slachtoffer 2] met haar verklaring bij de rechter-commissaris, inhoudende: “U vraagt mij hoe oud ik was bij het incident dat ik hier heb genoemd in de woning van mijn oom. Ik denk 7 of 8 jaar”, doelt op het ten laste gelegde incident van het betasten van de borsten. Zij heeft bij de rechter-commissaris immers over meerdere incidenten verklaard en uit de verklaring blijkt niet op welk incident het hiervoor aangehaalde citaat betrekking heeft.
Conclusie
De rechtbank is dan ook – gelet op al het bovenstaande – van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het betasten van de borsten van [slachtoffer 2] , zoals onder 2 ten laste is gelegd.
Partiële vrijspraak
De rechtbank overweegt ten aanzien van de verdachte verweten gedraging van het (grotendeels naakt) bij [slachtoffer 2] in bed gaan liggen het volgende.
Uit de door aangeefsters opgestelde tijdlijn blijkt dat voornoemde aan verdachte verweten handeling heeft plaatsgevonden in januari 1994. Onder feit 2 is een pleegperiode ten laste gelegd van 24 november 1994 tot en met 24 november 2000. Nu voornoemde aan verdachte verweten handeling heeft plaatsgevonden buiten de ten laste gelegde periode, zal de rechtbank verdachte hiervan vrijspreken.