Op 30 april 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Almere een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde]. [Eiseres] vorderde ontruiming van verschillende gehuurde panden door [gedaagde] wegens huurachterstand en overlast. [Gedaagde] had meerdere bedrijfsruimten en appartementen gehuurd, maar schoot structureel tekort in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. [Eiseres] stelde dat [gedaagde] ernstige overlast veroorzaakte, wat leidde tot klachten van andere huurders en zelfs politie-inzet. Daarnaast was er een huurachterstand van € 6.747,00 voor de maanden maart en april 2018.
De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] voldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, met een termijn van een week na betekening van het vonnis. De kantonrechter vond dat de overlast en de onrechtmatigheid van [gedaagde] voldoende waren onderbouwd, en dat de kans op ontbinding van de huurovereenkomsten in een bodemprocedure groot was. De vordering van [gedaagde] in reconventie werd afgewezen, omdat hij onvoldoende onderbouwing had gegeven voor zijn claims.
Het vonnis bevatte ook een veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat [eiseres] direct uitvoering kan geven aan de ontruiming, ongeacht een eventuele hoger beroep.