ECLI:NL:RBMNE:2018:1814

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2018
Publicatiedatum
30 april 2018
Zaaknummer
16/660022-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige leerling

Op 30 april 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige leerling. De verdachte, geboren in 1969 en werkzaam als docent, heeft in de periode van 1 maart 2016 tot en met 26 mei 2016 ontuchtige handelingen gepleegd met een leerling die toen nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met de minderjarige heeft getongzoend, terwijl zij aan zijn zorg en opleiding was toevertrouwd. De zaak kwam aan het licht toen de vader van het slachtoffer aangifte deed na het vinden van seksueel getinte berichten op de telefoon van zijn dochter. Tijdens de rechtszitting op 16 april 2018 heeft de officier van justitie, mr. A.M. Tromp, de verdachte beschuldigd en gepleit voor een gevangenisstraf en een taakstraf. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was voor de ontucht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de gevolgen van het gedrag van de verdachte, waaronder zijn ontslag uit het onderwijs, maar heeft dit niet als strafverminderend beschouwd. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 22c, 22d, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/660022-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 april 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M. Tromp en van hetgeen verdachte en mr. A.L. Rinsma, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 maart 2016 tot en met 26 mei 2016 in Maarsen en/of Woerden en/of Amsterdam met [slachtoffer] , die toen nog geen zestien was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit tongzoenen, terwijl die [slachtoffer] aan zijn opleiding (als docent) was toevertrouwd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] onvoldoende betrouwbaar zouden zijn om voor het bewijs gebezigd te worden, nu zij inconsistent en incompleet heeft verklaard. Daarnaast zou haar motivatie om te verklaren de angst zijn dat haar ouders boos zouden worden, hetgeen haar verklaring eveneens onbetrouwbaar maakt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 26 mei 2016 meldde [slachtoffer] zich samen met haar ouders op het politiebureau in [woonplaats] . [2] [slachtoffer] is geboren op [2000] . [3] Tijdens het informatieve zedengesprek vertelde de vader van [slachtoffer] dat hij zijn iPhone aan [slachtoffer] had gegeven en dat hij haar telefoon had gekregen. Hij stuitte in die telefoon op – onder andere – seksueel getinte berichten van een docent die [slachtoffer] lesgeeft. [4] Op 3 juni 2016 doet de vader van [slachtoffer] aangifte tegen de betreffende docent. [5]
Op 5 juni 2016 werd [slachtoffer] gehoord als getuige. Zij verklaarde dat haar vader aangifte had gedaan tegen haar leraar economie, [verdachte] . [6] Zij verklaarde dat zij leerling was op het [school] . [7] [slachtoffer] verklaarde dat zij en [verdachte] drie à vier keer buiten schooltijd bij haar in de buurt hadden afgesproken. [8] De keren dat ze afspraken, was dit in de auto van [verdachte] geweest. [9] In de auto had [verdachte] haar gezoend. Het ging om een zoen met de tong. [10] Het was de eerste keer dat ze met iemand tongzoende. Het tongzoenen had twee keer plaatsgevonden. [11]
Bij een nader verhoor op 10 juni 2016 hield de politie een WhatsAppgesprek van 30 april 2016 met [verdachte] voor:
ʺ18.09 uur [verdachte] : Dat wat je gedaan hebt voordat je uitstapte, wel heel goed was. Je hebt me
verrast en hoee. Maar vooral hoe je dat hebt uitgevoerd, als een pro.
18.55
uur [verdachte] : Ik reed naar huis en dacht van “deze meid heeft vast geoefend met die jongens
van het [school] .ʺ
[slachtoffer] verklaarde dat dit over een zoen ging. [12]
Verdachte verklaarde bij de politie dat hij [slachtoffer] les en bijles gaf in economie en wiskunde. [13] Bij zijn verhoor bij de politie verklaarde verdachte dat hij via WhatsApp contact had gehad met [slachtoffer] . [14] Verdachte verklaarde dat hij [slachtoffer] zeker vier keer buiten schooltijd had ontmoet op de parkeerplaats bij haar moeder en dat deze ontmoetingen plaatsvonden in de auto. [15]
Bij een nader verhoor van verdachte, houdt de politie een WhatsApp bericht voor dat verdachte naar [slachtoffer] heeft gestuurd op 6 mei 2016 [16] :
ʺHeb je dus voor het eerst met mijn getongzoend?ʺ
Hierop erkende verdachte dat er die dag een kus had plaatsgevonden op het moment dat [slachtoffer] uitstapte. [17]
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer]
heeft tweemaal een verklaring afgelegd. Uit beide verklaringen bleek dat zij het erg lastig vond om over de situatie tussen haar en [verdachte] te praten. Zij verklaarde dat zij en [verdachte] elkaar drie tot vier keer buiten schooltijd hadden gezien en dat deze afspraken plaatsvonden in de buurt van haar woning en in de auto van [verdachte] . Tijdens één van deze afspraken zou er tweemaal getongzoend zijn. [slachtoffer] gaf aan dat dit haar eerste tongzoen was geweest. Haar verklaring wordt op essentiële onderdelen ondersteund. Verdachte heeft ook verklaard dat zij vier keer buiten schooltijd hadden afgesproken in zijn auto en in de buurt van de woning van de moeder van [slachtoffer] . Pas nadat verdachte werd geconfronteerd met een WhatsAppbericht waarin hij vroeg of hij [slachtoffer] haar eerste tongzoen had gegeven, erkende verdachte dat zij hadden gekust. Bovendien wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door de WhatsAppberichten, waarvan de inhoud voor zich spreekt.
Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] consistent zijn en acht zij die verklaringen betrouwbaar. Het verweer wordt verworpen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op een tijdstip in de periode van 1 april 2016 tot en met 30 april 2016
in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [2000] , die
toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig met die
[slachtoffer] meermalen tongzoenen, terwijl die [slachtoffer] aan zijn,
verdachtes, opleiding als docent was toevertrouwd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van één maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling;
- een taakstraf van 150 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Het taakstrafverbod zoals bedoeld in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht is niet van toepassing. Gelet op de verstrekkende gevolgen voor verdachte – te weten: zijn ontslag – ligt toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht voor de hand dan wel een korte werkstraf. Indien nodig zal verdachte meewerken aan de door de reclassering geadviseerde risicotaxatie, maar daar is geen noodzaak toe, gelet op de ontbrekende documentatie en het tijdsverloop.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft meermalen buiten schooltijd afgesproken met een meisje van 15 jaar dat tot hem in een gezagsrelatie stond, te weten als zijn leerling. Tijdens één van deze afspraken heeft verdachte met deze minderjarige getongzoend.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het uittreksel Justitiële Documentatie van 5 maart 2018 waaruit blijkt dat verdachte een first offender is.
De rechtbank acht het kwalijk dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige leerling. . Verdachte heeft door zijn grensoverschrijdend gedrag de lichamelijke integriteit van het minderjarige slachtoffer geschonden en bovendien het vertrouwen dat een leerling in een docent en in een volwassene mag hebben op grove wijze beschaamd. Daarnaast neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij niet in staat is geweest professionele afstand tot zijn leerlinge te bewaren. Verdachte heeft hiermee onvoldoende verantwoordelijkheidsbesef getoond en heeft geen althans, onvoldoende, acht geslagen op het feit dat per definitie sprake was van een ongelijkwaardige verhouding tussen hem en zijn pas 15-jarige leerlinge.
De rechtbank rekent het verdachte voorts aan dat hij geen verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn handelen. Integendeel, ter terechtzitting heeft verdachte geen blijk gegeven enig inzicht te hebben in de gezagsverhouding die er tussen hem en de minderjarige bestond en de verantwoordelijkheid die daarbij op hem rustte. Hij deed de seksueel getinte WhatsApp gesprekken af als grapjes. Uit de WhatsApp berichten bleek echter dat verdachte wel degelijk in zag dat zijn handelen niet kon. Niet voor niks verzocht hij [slachtoffer] om de App gesprekken tussen hen beiden te wissen voordat haar ouders daar kennis van konden nemen. Dat het geen grap was, bleek ook uit het gegeven dat hij tips gaf hoe [slachtoffer] het huis uit kon komen en wat ze tegen haar ouders moest zeggen. De rechtbank neemt mee dat het initiatief steeds vanuit verdachte kwam.
Het feit is gepleegd in 2016. Hoewel er inmiddels enige tijd verstreken is, is er geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM. Dit tijdsverloop heeft derhalve geen matigend effect op de op te leggen straf. Verdachte heeft als gevolg van de gebeurtenissen het onderwijs moeten verlaten. Dat verdachte zijn baan is verloren is een consequentie van zijn handelen, dit is echter geen strafverminderende omstandigheid.
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf in de rede ligt. De hierna te noemen duur is voldoende om de ernst van het feit te benadrukken, terwijl deze tevens recht doet aan de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank zal volstaan met oplegging van een taakstraf voor de duur van honderd uren, subsidiair vijftig dagen vervangende hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
honderd uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door vijftig dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren taakstraf per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, voorzitter, mrs. R.J.A. Schaaf en G.V.M. Veldhoen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Mikolajczyk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 april 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 maart 2016 tot en
met 26 mei 2016 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht en/of Woerden en/of
Amsterdam, althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [2000] , die
toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of
meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig met die
[slachtoffer] een of meerma(a)l(en) (tong)zoenen, terwijl die [slachtoffer] aan zijn,
verdachtes, opleiding (als docent) was toevertrouwd;
art 247 Wetboek van Strafrecht
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 juli 2016 genummerd PL0900-2016160683 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 292. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.een proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 1] , pagina 28.
3.een akte van geboorte, pagina 44.
4.een proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , pagina 30.
5.een proces-verbaal verhoor aangever door [aangever] , pagina 35.
6.een getuigenverhoor van [slachtoffer] , pagina 53.
7.een getuigenverhoor van [slachtoffer] , pagina 54.
8.een getuigenverhoor van [slachtoffer] , pagina 58.
9.een getuigenverhoor van [slachtoffer] , pagina 56.
10.een getuigenverhoor van [slachtoffer] , pagina 57.
11.een getuigenverhoor van [slachtoffer] , pagina 59.
12.een proces-verbaal getuigenverhoor van [slachtoffer] , pagina 105.
13.een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 163.
14.een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 164.
15.een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 174.
16.een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 180.
17.een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 181.