ECLI:NL:RBMNE:2018:1795

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2018
Publicatiedatum
26 april 2018
Zaaknummer
6291334 UC EXPL 17-11816
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht en informatieplicht van een professionele constructeur in een overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een constructeur, [eiser], en zijn opdrachtgevers, [gedaagde sub 1] c.s. [eiser] had de opdracht gekregen om sterkteberekeningen uit te voeren voor de verbouwing van de woning van [gedaagde sub 1] c.s. De overeengekomen prijs voor deze werkzaamheden was € 1.000,00 exclusief BTW. Na de uitvoering van de werkzaamheden vorderde [eiser] een bedrag van € 2.192,08, bestaande uit hoofdsom en rente, van [gedaagde sub 1] c.s. De vordering was gebaseerd op vermeende meerwerkzaamheden die [eiser] had verricht, waarvoor hij extra kosten in rekening wilde brengen.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de zorgplicht van de opdrachtnemer, zoals vastgelegd in artikel 7:401 BW, en de informatieplicht die voortvloeit uit deze zorgplicht. De rechter oordeelde dat [eiser] niet voldoende had aangetoond dat de extra werkzaamheden waren overeengekomen en dat hij [gedaagde sub 1] c.s. niet adequaat had geïnformeerd over de kosten van extra werkzaamheden. De kantonrechter wees de vordering van [eiser] voor het grootste deel af, maar kende wel een bedrag van € 550,55 toe aan [eiser] voor de kosten van telefoongesprekken en e-mailverkeer, omdat deze kosten in de opdrachtbevestiging waren opgenomen.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en het naleven van de zorgplicht door opdrachtnemers, vooral wanneer de opdrachtgever niet deskundig is. De kantonrechter veroordeelde [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s., die op € 300,00 werden begroot. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6291334 UC EXPL 17-11816 EdB/35168
Vonnis van 2 mei 2018
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. A. Diamantis KRMT,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats]

2.[gedaagde sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde sub 1] c.s.,
gedaagde partij,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand N.V.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 augustus 2017, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- de conclusie van repliek, met producties,
- de conclusie van dupliek, met producties,
- de akte uitlating producties aan de zijde van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is constructeur. Hij maakt onder meer sterkteberekeningen voor staal, aluminium, beton, metselwerk, glasconstructies, gezaagd- en gelamineerd hout. [gedaagde sub 1] c.s. heeft aan [eiser] de opdracht verstrekt om een aantal berekeningen uit te voeren ten behoeve van de verbouwing van hun woning aan de [adres] te [woonplaats] .
2.2.
Partijen zijn een bedrag van € 1.000,00 exclusief 21% BTW overeengekomen voor de sterkteberekeningen.
2.3.
In de opdrachtbevestiging staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld ten aanzien van eventuele bijkomende kosten;
“(..) Eventueel benodigde controle op de uitvoering van het werk, eventuele bouwvergaderingen, eventueel overleg met de gemeente en eventuele andere werkzaamheden in opdracht van de opdrachtgever voor €
110,--/uur. Per e-mail wordt €
10,-- verrekend (..)”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, na vermindering en vermeerdering van eis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde sub 1] c.s. om primair aan [eiser] te voldoen € 2.192,08 (bestaande uit € 2.165,90 aan hoofdsom en € 26,18 aan handelsrente tot 30 augustus 2017), en subsidiair aan [eiser] te voldoen € 2.172,44 (bestaande uit € 2.165,90 aan hoofdsom en € 6,54 aan wettelijke rente tot 30 augustus 2017), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente dan wel wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 30 augustus 2017 tot de voldoening en met veroordeling van [gedaagde sub 1] c.s. in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiser] dat [gedaagde sub 1] c.s. jegens [eiser] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen ingevolge de tussen partijen gesloten overeenkomst, door het verschuldigde bedrag ad € 2.165,90, ondanks sommaties, onbetaald te laten. Aan [eiser] is een opdracht verstrekt. [eiser] is de overeenkomst conform opdracht nagekomen. De controlerende constructeur van de gemeente heeft de berekeningen goedgekeurd en de bouwvergunning kon verstrekt worden. [eiser] heeft nimmer de garantie gegeven dat de berekeningen binnen één week klaar zouden zijn. Dat had onder meer te maken met het feit dat het geen doorsnee uitbouw betrof, [eiser] afhankelijk was van [gedaagde sub 1] c.s. voor de benodigde gegevens en het feit dat de gemeente wachttijden hanteert.
3.3.
De constructieve vraag van [gedaagde sub 1] c.s. is volgens [eiser] tussentijds gewijzigd. [eiser] heeft daardoor zijn berekeningen aan moeten passen. De extra opdrachten waren afkomstig van [gedaagde sub 1] c.s., de vader van [gedaagde sub 1] en de aannemer. Ook controleerde de constructeur van de gemeente streng en verlangde hij nog extra gegevens. Voor deze extra opdrachten en overige werkzaamheden, zoals het beantwoorden van vragen van de aannemer, overleg, het lezen en versturen van e-mails en telefoongesprekken, heeft [eiser] een meerprijs gerekend. De kosten van het meerwerk zijn voorafgaand besproken en vervolgens in de opdrachtbevestiging opgenomen. [gedaagde sub 1] c.s. heeft de opdrachtbevestiging ondertekend. Hierdoor heeft [gedaagde sub 1] c.s. ingestemd met de prijs voor het meerwerk.
3.4.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
[gedaagde sub 1] c.s. baseert zijn verweer op het volgende. [gedaagde sub 1] c.s. is van mening dat [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. [gedaagde sub 1] c.s. heeft meteen tijdens het gesprek op 25 april 2017 aangegeven dat er tijdsdruk is, nu de bouw uiterlijk op 31 juli 2017 gerealiseerd diende te zijn, en een beperkt budget. [eiser] heeft toegezegd dat de berekeningen binnen een week klaar zouden zijn, aldus [gedaagde sub 1] c.s. Verder heeft [gedaagde sub 1] c.s. aan [eiser] meegegeven dat het plafond zo hoog mogelijk moest blijven en dat hij daar met zijn constructieberekeningen rekening mee moest houden. [eiser] heeft daarmee geen rekening gehouden.
3.5.
De stelling dat de constructieve vraag door [gedaagde sub 1] c.s. gewijzigd is, wordt door [gedaagde sub 1] c.s. betwist. [gedaagde sub 1] c.s. heeft geen opdracht gegeven voor extra berekeningen. De vader van [gedaagde sub 1] en de aannemer zijn geen opdrachtgever in onderhavige zaak, dat is [gedaagde sub 1] c.s. Voor meerwerk is expliciet instemming van opdrachtgever vereist. [gedaagde sub 1] c.s. heeft hiermee niet ingestemd. [gedaagde sub 1] c.s. voert verder aan dat [eiser] voorafgaand aan de overeenkomst heeft verklaard dat er waarschijnlijk geen meerkosten zouden zijn. Vandaar ook het woordje ‘eventueel’ in de opdrachtbevestiging.
3.6.
[gedaagde sub 1] c.s. betwist alle facturen ten aanzien van het meerwerk. Hieronder worden deze facturen bij twee tot en met acht besproken. De eerste factuur betreft het overeengekomen bedrag voor de sterkteberekeningen.

1.Factuur 2017-17 - 16 mei 2017 € 1.210,00

“Sterkteberekeningen verbouwing [adres] [woonplaats] ”
[gedaagde sub 1] c.s. is van mening dat [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Desondanks heeft hij ten aanzien van deze factuur aan zijn betalingsverplichting voldaan. Deze factuur is niet (langer) in geschil.

2.Factuur 2017-19 - 22 mei 2017 € 133,10

“Aanpassing verbinding HEB200 met HEB300 in opdracht van de aannemer 1 uur á
€ 110,00/uur”
[eiser] heeft gesteld dat de gekozen oplossing de juiste oplossing bleek, rekening houdend met de sterkte- en vervormingseisen van het Bouwbesluit. Opdrachten van de aannemer gelden op grond van artikel 3:66 lid 1 BW als opdrachten van de opdrachtgever. [gedaagde sub 1] c.s. heeft de factuur betwist en aangevoerd dat deze constructie van [eiser] tegen de wens van [gedaagde sub 1] c.s. van een zo hoog mogelijk plafond was. Bovendien is de aannemer geen opdrachtgever van [eiser] .

3.Factuur 2017-21 - 23 mei 2017 € 133,10

“ Gedocumenteerd beantwoorden extra vragen van de aannemer 1 uur á € 110/uur”
Ten aanzien van deze factuur en de factuur van 26 mei 2017 heeft [eiser] gesteld dat in de opdrachtbevestiging duidelijk is vermeld dat er voor bouwvergaderingen het uurtarief betaald moet worden. Dit is ook geaccordeerd door de klant. Het is volgens [eiser] normaal dat er bij werk van dergelijke omvang nog nader gecommuniceerd wordt. Daarnaast heeft [gedaagde sub 1] c.s. weinig kennis van zaken op dit gebied. Dat het hem niet duidelijk was wil nog niet zeggen dat [eiser] onduidelijk is geweest. [gedaagde sub 1] c.s. heeft de facturen van 23 en 26 mei 2017 betwist door aan te voeren dat de vragen van de aannemer voortkwamen uit onduidelijkheid van de aangeleverde gegevens van [eiser] . Daarnaast heeft [eiser] het over ‘bouwvergaderingen’ terwijl het beantwoorden van vragen van de aannemer in rekening wordt gebracht.

4.Factuur 2017-23 - 26 mei 2017 € 133,10

“ Gedocumenteerd beantwoorden extra vragen van de aannemer (nu [voornaam] ) 1 uur á € 110/uur”
Zie hierboven bij Factuur 2017-21.

5.Factuur 2017-25 - 8 juni 2017 € 133,10

“Telefoongesprekken gesprekken + overleg 8 juni op de [adres] te [woonplaats] 1 uur á
€ 110,00/uur”
[eiser] heeft gesteld dat bij deze bespreking [gedaagde sub 1] c.s. akkoord ging met de balk in de kamer om zo de extra benodigde wapening in de funderingsbalken te kunnen reduceren. Dit is met rekensoftware getoond. Het was volgens [eiser] een zinnige toelichting zoals ook bleek uit de mail van vader [gedaagde sub 1] aan [eiser] (productie 29 dagvaarding). De telefoongesprekken gingen ook over het al dan niet plaatsen van de balk. [gedaagde sub 1] c.s. heeft de factuur betwist, nu het gesprek geen bouwvergadering betrof, maar een aansporing van [eiser] in verband met het verstrijken van de deadline. [gedaagde sub 1] c.s. en de aannemer waren ontevreden omdat de constructie van [eiser] niet aan de overeenkomst beantwoordde en onduidelijk was. De telefoongesprekken zijn bijna uitsluitend veroorzaakt door onduidelijkheden en daarnaast niet gespecificeerd.

6.Factuur 2017-26 - 11 juni 2017 € 459,80

“38 mails á 10,--/mail”
[eiser] heeft ten aanzien van deze factuur en de factuur van 6 juli 2017 gesteld dat in de opdrachtbevestiging is overeengekomen dat er € 10,00 per e-mail betaald moet worden. Van de mails is ongeveer de helft van gedaagden. Er zijn door [eiser] daarom niet ‘teveel’
e-mails aan [gedaagde sub 1] c.s. gestuurd. [gedaagde sub 1] c.s. geeft niet aan welke mails dan onzinnig zouden zijn. [gedaagde sub 1] c.s. heeft de facturen ten aanzien van de mails betwist. [eiser] heeft 69
e-mails in rekening gebracht. De inhoud is summier of bevat documenten die gedaagden zelf hebben toegezonden. [eiser] heeft drie verschillende berekeningen en plannen voor dezelfde uitbouw bedacht. Veel e-mails betreffen onduidelijkheden die aan [eiser] te wijten zijn. Het valt [gedaagde sub 1] c.s. verder op dat zij blijkbaar ook voor hun eigen mails aan [eiser] moeten betalen. De aannemer was genoodzaakt om (ook per e-mail) vragen te stellen, omdat hij begreep niets van de tekening van [eiser] .

7.Factuur 2017-28 - 19 juni 2017 € 798,60

“1 uur tekenwerk 19 juni 2017, 5 uur rekenwerk aan een goedkopere oplossing voor onvoldoende wapening in de funderingsbalk, zoals werk aan de door aannemer voorgestelde oplossing om de HEB200 balk te verlengen. Totaal 6 uur á € 110,00/uur”
[gedaagde sub 1] c.s. heeft een nieuw voorstel van de aannemer aan [eiser] voorgelegd om de constructie zo te wijzigen dat er bespaard kon worden op materialen. Het meerwerk is uitdrukkelijk in de opdrachtbevestiging overeen gekomen. [gedaagde sub 1] c.s. voert daarentegen aan dat [eiser] zelf een nieuwe manier had bedacht om de uitbouw uit te rekenen. Er is volgens [gedaagde sub 1] c.s. duidelijk gesproken over tijd, budget en wensen. De aannemer heeft nooit als gemachtigde van [gedaagde sub 1] c.s. opgetreden. [eiser] heeft geen opdracht gekregen voor ‘tekenwerk’ van een ‘goedkopere oplossing’.

8.Factuur 2017-31 - 6 juli 2017 € 375,10

“31 mails vanaf 11-06 á 10,00 per mail”
Zie onder 6. Factuur 2017-26.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde sub 1] c.s. aan [eiser] de opdracht heeft verstrekt tot het maken van sterkteberekeningen ten behoeve van de verbouwing van hun huis aan de [adres] te [woonplaats] . [eiser] heeft deze sterkteberekeningen gemaakt. Het overeengekomen loon voor deze opdracht, € 1.210,00 inclusief BTW, is door [gedaagde sub 1] c.s. in zijn geheel voldaan. [gedaagde sub 1] c.s. heeft ook geen vordering in reconventie ingediend. Het geschil spitst zich daarom toe op de vraag of [gedaagde sub 1] c.s. gehouden is om de zeven facturen ten aanzien van de meerkosten te voldoen.
4.2.
Artikel 7:401 BW luidt; “De opdrachtnemer moet bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen”. Of de opdrachtnemer als een goed opdrachtnemer heeft gehandeld hangt af van de omstandigheden van het geval. De vraag is of de opdrachtnemer heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te werk zou zijn gegaan. (HR 9 juni 2000, NJ 2000/460). Deze zorgplicht ziet niet alleen op de uit te voeren werkzaamheden maar ook op de belangen van de opdrachtgever. Dit houdt volgens vaste jurisprudentie onder meer volgende verplichtingen in, die ook deels in de wet zijn neergelegd, de verplichting tot het vooropstellen van het belang van de opdrachtgever, waarborgingsplichten, de plicht tot ongevraagd (spontaan) handelen ten behoeve van de opdrachtgever, waarschuwingsverplichtingen en informatieverplichtingen (zie ook 7:403 lid 1 BW). [eiser] dient dus bij de uitvoering van zijn taken met de gerechtvaardigde belangen van [gedaagde sub 1] , voor zover deze hem bekend kunnen zijn, rekening te houden. Hierbij speelt mee dat [eiser] een professionele constructeur c.q. opdrachtnemer is en [gedaagde sub 1] c.s. als consument niet ter zake deskundig.
4.3.
In dit licht wordt ten aanzien van betwiste facturen als volgt overwogen.
4.4.
[eiser] heeft gesteld dat de tweede factuur, 2017-19, is gestuurd naar aanleiding van werkzaamheden die hij in opdracht van de aannemer verricht heeft. [gedaagde sub 1] c.s. heeft betwist dat deze opdracht aan [eiser] is verstrekt. [eiser] heeft zijn stelling toegelicht, maar niet nader, met stukken, onderbouwd. [eiser] heeft onvoldoende gesteld dat deze opdracht aan hem is verstrekt. De vordering wordt op dit punt dan ook afgewezen. De stelling dat een opdracht van de aannemer geldt als opdracht van de opdrachtgever, [gedaagde sub 1] c.s. in onderhavige zaak, behoeft daarom geen nadere beoordeling.
4.5.
Ten aanzien van de derde factuur, 2017-21, en de vierde factuur, 2017-23, wordt als volgt overwogen. In de opdrachtbevestiging wordt bij alle genoemde posten van meerkosten het woordje ‘eventueel’ genoemd. Dit woord duidt erop dat er mogelijk, maar niet noodzakelijk, nog extra werkzaamheden worden verricht waardoor er kosten bij komen. Tegelijkertijd heeft [eiser] herhaaldelijk aangegeven dat het een complexe verbouwing was, nu het geen doorsnee uitbouw betrof, en het gebruikelijk is dat er nog nader gecommuniceerd wordt bij werk van dergelijke omvang. De kantonrechter maakt hieruit op dat extra vragen van de aannemer in de lijn der verwachting lagen. Het had dan ook op de weg van [eiser] gelegen om [gedaagde sub 1] c.s. goed te informeren over het feit dat de vragen van de aannemer(s) over de sterkteberekeningen van [eiser] in rekening zouden worden gebracht. Zoals hierboven reeds omschreven maakt de informatieplicht deel uit van de zorgplicht van de opdrachtnemer. Temeer nu [eiser] een professioneel en ervaren constructeur is en [gedaagde sub 1] c.s. niet ter zake kundig.
[eiser] heeft gesteld dat [gedaagde sub 1] c.s., door de opdrachtbevestiging te ondertekenen, akkoord is gegaan met deze meerkosten. [eiser] heeft [gedaagde sub 1] c.s. echter niet geïnformeerd dat dergelijke vragen van de aannemer(s) ook onder deze meerkosten vallen. [gedaagde sub 1] c.s. heeft dat op basis van de tekst in de opdrachtbevestiging niet hoeven te begrijpen. De stelling van [eiser] wordt dan ook verworpen. Gelet op het voorgaande wordt de vordering ten aanzien van deze twee facturen afgewezen.
4.6.
De vijfde factuur, 2017-25, betreft telefoongesprekken en een overleg aan de [straatnaam] op 8 juni 2017. Partijen geven een verschillende lezing over de inhoud van de (telefoon)gesprekken. Enerzijds geldt ook hier de zorgplicht en daarmee samenhangende informatieplicht van de opdrachtnemer, die opdrachtgever moet informeren over extra kosten. Anderzijds is in de ondertekende opdrachtbevestiging opgenomen dat voor een eventuele bouwvergadering € 110,00 (exclusief 21% BTW) door [eiser] in rekening wordt gebracht. Indien er vervolgens met [eiser] een afspraak tot stand komt om op een locatie te spreken over de bouw, had [gedaagde sub 1] c.s. moeten begrijpen dat deze vergadering als een bouwvergadering zoals genoemd in de opdrachtbevestiging aangemerkt moet worden. [eiser] heeft de in rekening gebrachte telefoongesprekken niet nader gespecificeerd. Echter, [gedaagde sub 1] c.s. heeft niet betwist dat er telefoongesprekken zijn gevoerd. [eiser] heeft voor de telefoongesprekken en het overleg op 8 juni 2017 één uur aan tijd/werkzaamheden gerekend. De kantonrechter acht dit aannemelijk. De vordering wordt op dit onderdeel toegewezen. Ook de gevorderde rente zal op dit onderdeel worden toegewezen. Nu het huis primair voor eigen bewoning bestemd is, is de wettelijke rente -en niet de handelsrente- van toepassing.
4.7.
De zesde factuur, 2017-26, en de achtste factuur, 2017-31, hebben betrekking op het e-mailverkeer. In de opdrachtbevestiging is opgenomen dat [eiser] € 10,00 per e-mail rekent. Door ondertekening van de opdrachtbevestiging heeft [gedaagde sub 1] c.s. in beginsel hiermee ingestemd. In de opdrachtbevestiging wordt ‘e-mail’ niet nader gespecificeerd. Blijkens de overgelegde stukken worden ook e-mails van [gedaagde sub 1] c.s. en andere partijen, zoals de architect of aannemer, aan [eiser] ook als ‘e-mail’ in zin van de opdrachtbevestiging aangemerkt. Nu dit niet expliciet in de opdrachtbevestiging is opgenomen had [eiser] [gedaagde sub 1] c.s. hierover dienen te informeren. Tegen de gemotiveerde betwisting van [gedaagde sub 1] c.s. dat hierover voorafgaand aan de opdracht gesproken is, heeft [eiser] geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat [eiser] hier duidelijk over gecommuniceerd heeft.
De eerste factuur ten aanzien van de e-mails dateert van 11 juni 2017. [gedaagde sub 1] c.s. heeft echter pas met de brief 20 juni 2017 bezwaar hiertegen gemaakt, hetgeen overigens door [eiser] betwist wordt. Het had op de weg van [gedaagde sub 1] c.s. gelegen om eerder met [eiser] hierover in contact te treden.
Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter het redelijk om alleen de kosten van de door [eiser] aan partijen gestuurde e-mails toe te wijzen, nu dat verwacht mag worden op basis van te tekst in de opdrachtbevestiging. Nu ongeveer de helft van de e-mails naar [eiser] door partijen is gestuurd, wordt de vordering door twee gedeeld. Ten aanzien van de door [eiser] verstuurde e-mails zal derhalve een bedrag van € 417,45 (inclusief BTW) worden toegewezen. Over dit deel wordt tevens de gevorderde wettelijke rente toegewezen.
4.8.
Ten aanzien van de zevende factuur, 2017-28, heeft [eiser] gesteld dat aan hem de extra opdracht is verstrekt voor rekenwerk aan een goedkopere oplossing voor onvoldoende wapening in de funderingsbalk. Uit de door [eiser] overgelegde stukken blijkt dat hij een nieuwe constructieve berekening heeft gemaakt. Echter, uit de stukken blijkt niet dat hiervoor opdracht is gegeven. Nu [gedaagde sub 1] c.s. deze extra opdracht gemotiveerd betwist heeft, ligt de bewijslast om aan te tonen dat deze opdracht wél verstrekt is bij [eiser] . [eiser] heeft zijn stelling onvoldoende onderbouwd, zodat niet is vast komen te staan dat [eiser] de opdracht heeft gekregen om andere berekeningen te maken. Gelet hierop wordt de vordering op dit onderdeel afgewezen.
4.9.
[eiser] zal als de in het merendeel ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. begroot op:
salaris gemachtigde €
300,00(2 punten x tarief € 150,00)
totaal € 300,00
De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 550,55 met de wettelijke rente hierover vanaf 30 augustus 2017 tot de voldoening;
wijst het meer of anders gevorderde af.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s., tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 300,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier mr. E.R. de Boer in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2018.