In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een constructeur, [eiser], en zijn opdrachtgevers, [gedaagde sub 1] c.s. [eiser] had de opdracht gekregen om sterkteberekeningen uit te voeren voor de verbouwing van de woning van [gedaagde sub 1] c.s. De overeengekomen prijs voor deze werkzaamheden was € 1.000,00 exclusief BTW. Na de uitvoering van de werkzaamheden vorderde [eiser] een bedrag van € 2.192,08, bestaande uit hoofdsom en rente, van [gedaagde sub 1] c.s. De vordering was gebaseerd op vermeende meerwerkzaamheden die [eiser] had verricht, waarvoor hij extra kosten in rekening wilde brengen.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de zorgplicht van de opdrachtnemer, zoals vastgelegd in artikel 7:401 BW, en de informatieplicht die voortvloeit uit deze zorgplicht. De rechter oordeelde dat [eiser] niet voldoende had aangetoond dat de extra werkzaamheden waren overeengekomen en dat hij [gedaagde sub 1] c.s. niet adequaat had geïnformeerd over de kosten van extra werkzaamheden. De kantonrechter wees de vordering van [eiser] voor het grootste deel af, maar kende wel een bedrag van € 550,55 toe aan [eiser] voor de kosten van telefoongesprekken en e-mailverkeer, omdat deze kosten in de opdrachtbevestiging waren opgenomen.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en het naleven van de zorgplicht door opdrachtnemers, vooral wanneer de opdrachtgever niet deskundig is. De kantonrechter veroordeelde [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s., die op € 300,00 werden begroot. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.