Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Heerenveen,
3. de naamloze vennootschap
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Purmerend,
KEOLIS OPENBAAR VERVOER B.V.,
statutair gevestigd te Doetinchem en kantoorhoudende te Deventer,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
QBUZZ B.V.,
statutair gevestigd te Utrecht en kantoorhoudende te Amersfoort,
eiseressen,
gedaagde sub 1,
advocaten mrs. J. van Osdam en A. Simsek,
gedaagde sub 2,
advocaat mr. R. van der Stege.
1.De procedure
- de aan FNV en CNV betekende dagvaardingen,
- de producties 1 tot en met 38 van VWOV,
- de producties 1 tot en met 4 van FNV,
- de mondelinge behandeling van 25 april 2018,
- de pleitnota van VWOV,
- de gezamenlijke pleitnota van FNV en CNV.
2.Het geschil en de beoordeling
1 januari 2018. FNV en CNV hebben op respectievelijk 18 december en 22 december 2017 een ultimatum aan VWOV gesteld. Op grond van dit ultimatum diende VWOV uiterlijk op 2 januari 2018 aan al hun in dat ultimatum gestelde eisen (17 bij FNV en 13 bij CNV) te voldoen, bij gebreke waarvan op 4 januari 2018 zou worden gestaakt. Op 4 januari 2018 is er de hele dag gestaakt.
15 januari 2018 hebben zij een onderhandelingsresultaat bereikt, dat door hen allen voor akkoord is ondertekend. FNV en CNV hebben daarbij uitdrukkelijk het voorbehoud gemaakt dat hun achterban met dit resultaat akkoord moest gaan.
CNV heeft daarbij opgemerkt dat er twee punten waren die onaanvaardbaar waren voor de achterban, namelijk de afspraken rondom de werkdruk en het tempo van de loonstijgingen.
Op 10 april 2018 heeft VWOV FNV verzocht om op voorhand de punten kenbaar te maken die voor FNV nog ter discussie stonden. FNV heeft daarop op 12 april 2018 geantwoord dat de eisen zoals verwoord in het ultimatum van 18 december 2018 onverminderd van kracht zijn. Bij deze reactie is verder gevoegd een “Concept referentiesheet“. Ter toelichting daarop heeft FNV geschreven dat dit mogelijk een oplossing biedt in de werkdruk issue, wat als een van de zwaarwegende onderwerpen is aangemerkt. VWOV en FNV en CNV zijn vervolgens op 16 april 2018 bij elkaar gekomen om verder met elkaar te overleggen.
Van die bespreking is een gespreksverslag opgemaakt.
VWOV heeft tijdens deze bespreking verzocht om haar een paar weken tijd te geven om de voorstellen van FNV en CNV te beoordelen en de gevolgen daarvan goed te wegen.
FNV heeft daarop aan VWOV laten weten dat zij haar een week de tijd wil geven om substantieel aan de eisen van het ultimatum tegemoet te komen en dat zij wanneer VWOV dit niet doet, genoodzaakt is om de geplande acties op 30 april en 1 mei door te laten gaan. CNV heeft kenbaar gemaakt dat zij ook vasthoudt aan haar ultimatum en dat zij ook binnen een week reactie wil op de voorstellen die zij heeft gedaan in aanvulling op het onderhandelingsresultaat. VWOV heeft daarop nogmaals verzocht om haar maar tijd te gunnen omdat er veel werk is doen om de voorstellen van FNV en CNV te kunnen beoordelen; zij heeft daarvoor de tijd nodig en wil zich niet onder druk laten zetten door een ultimatum of een geplande actiedag. FNV en CNV zijn bij hun standpunt gebleven. CNV heeft daarbij opgemerkt dat zij graag een schriftelijke reactie wil ontvangen op het voorstel dat zij heeft gedaan rondom werkdruk en de mogelijkheden voor loonruimte in relaties tot looptijd om vervolgens te kunnen beoordelen of het voldoende is om het gesprek met VWOV aan te gaan.
Op 18 april 2018 liet CNV aan VWOV weten dat zij zich op haar eerdere ultimatum beroept en dat wanneer VWOV niet vóór 26 april 2018 schriftelijk laat weten dat zij integraal aan de eisen in het ultimatum gehoor zal geven, er acties volgen, te beginnen met een landelijke 48-uurstaking op 30 april en 1 mei 2018 en daarna mogelijk gevolgd met onder meer estafettestakingen per concessie of stalling. Op 19 april 2018 heeft FNV aan VWOV bericht dat zij geen nieuwe eisen heeft gesteld, dat het ultimatum van 18 december 2017 met de daarin gestelde eisen nog van kracht is, dat aan die eisen tegemoet moet worden gekomen om acties te voorkomen, en dat VWOV tot uiterlijk 23 april 2018 de tijd heeft om dit te doen, bij gebreke waarvan op 30 april en 1 mei 2018 zal worden gestaakt.
De voorzieningenrechter volgt VWOV daarin niet. De jurisprudentie van het Hof van Justitie betekent niet dat in deze zaak de vrijheid van vestiging in het geding is en dat daarom een strengere toets moet worden aangelegd. De voorzieningenrechter beoordeelt in het licht van het door de Hoge Raad inmiddels ontwikkelde toetsingskader, waarbij de proportionaliteit en de subsidiariteit van de acties als gezichtspunten worden meegewogen bij de zogenoemde materiële toets op grond van artikel G ESH, of op grond van een afweging van alle omstandigheden in redelijkheid tot de collectieve actie kan worden gekomen.
816,00