4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsuitsluiting vanwege vormverzuim?
De rechtbank overweegt ten aanzien van het door de verdediging gestelde vormverzuim met betrekking tot de in beslag genomen schoenen van verdachte, als volgt.
Op 19 april 2017 wordt verdachte aangehouden op verdenking van heling van goederen, die afkomstig waren uit een woning, in de zaak met parketnummer 16-659549-17. Op 20 april 2017 worden de schoenen van verdachte, die hij ten tijde van de aanhouding aan had, in beslag genomen, alsmede de telefoon (iPhone) van verdachte. Verdachte wordt diezelfde dag heengezonden, maar het beslag -waaronder de schoenen- blijft voor verder onderzoek gehandhaafd.
Op 25 april 2017 wordt verdachte op heterdaad aangehouden op verdenking van een woninginbraak, waarna een doorzoeking in de woning van verdachte plaats vindt. Tijdens deze doorzoeking wordt onder het bed van de ouders van verdachte een zakje aangetroffen met daarin bebloede tuinhandschoenen en sleutels. Op de kamer van verdachte wordt een rugtas aangetroffen met daarop op bloed gelijkende vlekken. Bij onderhavige woningoverval in Laren op 16 april 2017 (onderzoek [naam] ) zijn sleutels weggenomen en droegen de daders handschoenen. Daarnaast vertoonde de aangetroffen rugzak overeenkomsten met de door aangevers beschreven rugzak waarin de buit is gestopt en kon het goed mogelijk zijn dat er op de rugzak bloed van de slachtoffers terecht was gekomen. Bovendien was reeds bekend dat een van de daders van de woningoverval dikkere lippen had en negroïde/donkergetint was, hetgeen aansluit bij een aantal uiterlijke kenmerken van verdachte. Daarop is in overleg met de officier van justitie besloten om de goederen die onder verdachte in beslag zijn genomen bij de doorzoeking op 25 april 2017, maar ook de op 20 april 2017 in beslag genomen schoenen en iPhone van verdachte in het kader van het onderzoek [naam] te onderzoeken.De beslagen goederen zijn overgenomen in onderzoek [naam] en een deel van de goederen, waaronder de schoenen is opgestuurd naar het NFI.
De rechtbank stelt vast dat de schoenen van verdachte op 20 april 2017 rechtmatig in beslag zijn genomen. Gerelateerd is dat het beoogde onderzoek aan de schoenen gericht was op eventueel gebruik van die schoenen bij woninginbraken, welk beoogd onderzoek vanwege de op dat moment bestaande verdenking (heling van bij verdachte aangetroffen goederen, afkomstig uit een woning) gerechtvaardigd was. De overdracht van de schoenen naar het beslag in de onderhavige zaak heeft vervolgens ook op de juiste wijze en met instemming van officier van justitie plaatsgevonden, op grond van concrete aanwijzingen dat verdachte mogelijk met de gewapende overval te maken had. Voor waarheidsvinding mag onderzoek worden gedaan aan inbeslaggenomen voorwerpen. De schoenen mochten dus ook worden onderzocht.
Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een vormverzuim. Het verweer, dat erop gericht is om het resultaat van het onderzoek aan de inbeslaggenomen schoenen van verdachte van het bewijs uit te sluiten, wordt dan ook verworpen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van 16-659509-17 feit 1 en feit 2
[benadeelde partij 2] heeft op 16 april 2017 aangifte gedaan van een woningoverval en heeft daarover het volgende verklaard:
Ik woon op het adres [adres] in [woonplaats] , samen met mijn vader en stiefmoeder.
Op 16 april 2017 om 00:56 uur kwam ik aan bij onze woning. Ik was in Hilversum bij vrienden geweest. Toen ik aankwam bij de woning heb ik het toegangshek geopend. Het toegangshek geeft toegang tot de oprit van de woning. Ik parkeerde mijn auto onder de carport. Ik liep richting de woning en stak mijn sleutel in het slot. Ik hoorde geritsel achter mij. Op datzelfde moment word ik vastgepakt en krijg ik een hand voor mijn mond. Ik hoorde dat iemand zei ‘doorlopen, doorlopen’. Ik werd de hal in geduwd. Dit is de eerste keer dat ik zag dat er twee personen in de woning waren en dat een van de personen een vuurwapen vast had. Ik moest vervolgens de trap omhoog lopen. Ik zag dat dader 1 een vuurwapen op mij richtte. Terwijl ik de trap op liep hoorde ik mijn stiefmoeder [benadeelde partij 3] om hulp schreeuwen. Wij moesten met z’n tweeën naar de kleedkamer lopen. Ik zag dat [benadeelde partij 3] werd geslagen door dader 2. Ook ik ben twee keer tegen mijn benen aangetrapt. Op een gegeven moment werden mijn handen vastgebonden door middel van tie-wraps. Op een gegeven moment moesten [benadeelde partij 3] en ik de slaapkamer van mijn ouders in. Ik zag dat [benadeelde partij 3] een klap kreeg met de onderkant van het vuurwapen. Ik zag en hoorde dat [benadeelde partij 3] veel pijn had. Ik moest naast mijn vader op het bed van mijn ouders gaan liggen. Ik hoorde dat allebei de daders riepen dat zij geld wilden hebben. Ik zag dat mijn vader steeds met een van de daders mee moest. Hij moest de kluis openmaken. Ook werden er bij mijn vader tie-wraps om zijn polsen gedaan. Op een gegeven moment hebben ze mijn vader en [benadeelde partij 3] hun monden getaped. Op een gegeven moment zijn ze weggegaan.
Ik kan dader 1 als volgt omschrijven: man, groter dan dader 2, ongeveer 1.85/1.87 meter lang, breed postuur, lage stem, droeg een bivakmuts en sprak met een Marokkaans accent. Dader 1 was het meest intimiderend en richtte het vuurwapen op mij. Dader 2: licht getint, smal postuur, droeg een bivakmuts, kleiner dan dader 1, ongeveer 1.85m lang, zware stem.
In een aanvullende verklaring op 16 april 2017 heeft aangever [benadeelde partij 2] het volgende verklaard:
Ik werd in een verwurging om mijn nek vastgepakt. Ik moest de voordeur openen. Ik zag dat iemand een pistool op mijn buik gericht hield. In de hal werd ik vastgebonden. Ik werd naar boven geduwd. Ik zag dat [benadeelde partij 3] uit de slaapkamer kwam. Ik zag dat de voorste overvaller naar [benadeelde partij 3] liep en haar fors meermalen sloeg. Ik zag dat de overvallers de sieraden van [benadeelde partij 3] wilden meenemen. Dader 1 had dikkere lippen dan dader 2.
[medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]) wist dat ik naar huis ging. Ik had dat tegen hem gezegd. [medeverdachte 1] is wel eens bij ons thuis geweest. Ik sluit niet uit dat [medeverdachte 1] met derden heeft gesproken over mijn thuissituatie.
Weggenomen zijn een Omega Seamaster horloge, ongeveer 1400 euro contant geld, sieraden, een Tech 21 telefoonhoesje en geld wat daarin zat, ongeveer 210 euro, autosleutels van de BMW en de Mini.
Op 16 april 2017 is getuige [benadeelde partij 1] gehoord en heeft hij het volgende verklaard:
Op 16 april 2017, omstreeks 01.00 uur lag ik met mijn vrouw te slapen toen wij wakker werden van de hond. Mijn vrouw is uit bed gestapt om te gaan kijken. Toen mijn vrouw de slaapkamerdeur opende, stormden er meteen twee mannen de slaapkamer binnen. Ik zag dat deze mannen mijn vrouw vast pakten en sloegen op haar hoofd. Ik hoorde mijn vrouw hard gillen. Ik zag dat de mannen donker gekleed waren en een bivakmuts op hadden. Ik zag dat één van de twee mannen een vuurwapen had. Ik hoorde de mannen schreeuwen dat zij geld wilden. Ik werd door de mannen vastgepakt en geslagen in mijn gezicht. Mijn vrouw en ik zijn vastgebonden met tie-wraps. Ik moest met één van de mannen meelopen. De tie-wraps werden toen losgemaakt. Ik ben naar de kluis gelopen en heb deze geopend. Nadat ik de kluis had geopend moest ik weer naar boven. Ik werd op bed gelegd en vastgebonden met tie-wraps en tape. Ik probeerde naar de mannen te kijken, maar doordat ik dat deed, bleven de mannen mij slaan. Nadat de mannen weg waren heb ik mijzelf losgemaakt en de politie gebeld. Ik kan persoon 1 als volgt omschrijven: licht getint, slank postuur, ongeveer 1.80m, donker gekleed en droeg een bivakmuts. Ik kan persoon 2 als volgt omschrijven: donkergetint, ongeveer 1.80 lang, zwart gekleed, bivakmuts, sportschoenen en een rugzak. De donkergetinte man had een vuurwapen. Dit vuurwapen heeft hij op mijn hoofd gezet. Ik kan niet beschrijven hoe beangstigend dit is. Ook zag ik dat de donkere man het vuurwapen op het hoofd van mijn vrouw zette en sloegen. Ik ben door de licht getinte man meermalen met een uitschuifbare stok geslagen. Dit deed ontzettend veel pijn. De spullen die ik op dit moment mis zijn: sleutels van mijn BMW en Mini, huissleutel, praktijksleutel, 1 huistelefoon.
In een aanvullende verklaring op 17 april 2017 heeft getuige [benadeelde partij 1] het volgende verklaard:
Ik was nog in bed toen ik [benadeelde partij 3] hoorde gillen. Toen kwam er een naar binnen stormen en die begon mij te meppen. Hij wilde geld en een Rolex. Volgens mij was het de donkerdere persoon die mij begon te slaan. Ik had de indruk dat hij meer negroïde was. Toen ik op bed lag deed hij eerst tie-wraps om. Op dat moment werden mijn benen nog niet vastgebonden, dat gebeurde pas later, toen ik bij de kluis was geweest. Ik moest op mijn buik gaan liggen. Af en toe kreeg ik weer een klap. Ze sloegen mij hard met hun vuisten en af en toe met een uitschuifbare ijzeren staaf. Ik voelde ook een klap met een pistool op mijn hoofd. Het pistool werd dreigend in mijn richting gehouden. Op een gegeven moment zag ik [benadeelde partij 3] . Ik zag dat zij ook onder het bloed zat. Toen werd gevraagd waar de pasjes waren. Ik zei dat die in de keuken lagen. Ik heb twee pasjes afgegeven. De pasjes waren van de ABN-AMRO bank. Ik heb ze de code gegeven. Er is geen geweld gebruikt toen ik de pasjes gaf, maar de dreiging was er nog steeds. De codes hebben ze in hun telefoon gezet. De volgende spullen zijn weggenomen: juwelen, geld, horloge Omega Speedmaster, pasjes, autosleutels.
In een aanvullende verklaring op 22 juni 2017 heeft aangever [benadeelde partij 1] het volgende verklaard:
Vlak na het incident had ik veel pijn aan mijn linkerarm, deze was helemaal gevoelloos. Twee weken later kreeg ik meer pijn aan mijn linkerarm en een week later scheurde een spier af in mijn linkerarm. Ik kon mijn arm niet meer bewegen en mijn arm werd helemaal blauw. Ik ben geopereerd. Ik heb twee weken gips gehad. Dit letsel is gekomen door de klappen op mijn arm met die staaf en met het pistool.
In een artsenbericht over de operatie wordt het volgende vermeld.
Betreft [benadeelde partij 1] . Op 6 juni 2016 is patiënt in verband met ruptuur van distale bicepspees geopereerd. Nabehandeling: 3 weken achterspalk, dan afneembaar maken en passief oefenen flexie/extensie en pro/supinatie met fysiotherapeut.
Op 17 april 2017 is getuige [benadeelde partij 3] gehoord en heeft zij het volgende verklaard.
Nadat we waren gaan slapen hoorde ik op een gegeven moment dat de hond veel lawaai maakte, dus ging ik kijken wat er aan de hand was. Op dat moment zag ik [benadeelde partij 2] in het bijzijn van twee bivakmutsen de trap op komen. Toen ben ik gaan gillen. Volgens mij had een van hen een pistool. Ze hadden bivakmutsen op. Het volgende moment zit ik in de kleedkamer tegen de deur en toen drupte er warm bloed uit mijn neus op mijn arm. Toen begon ik weer te gillen. Op dat moment lagen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] overdwars op bed. Ze hebben geprobeerd tie-wraps om te doen. Ik heb volgens mij alleen maar gegild. Ik denk dat mijn oog dicht zat. Aan het eind probeerden ze mij met tie-wraps vast te binden. Wat ik nog weet is dat ze mij voor kankerhoer hebben uitgemaakt. Ze hebben van ons weggenomen: geld uit de kluis, ongeveer 1300-1400 euro, okergele gereedschapsdoos met daarin sieraden: grote gouden oorbellen, een armbandje, een gouden ketting, kleine knopjes, een gouden ring, een gouden ketting met een geelgouden ring, oorbellen met stenen.
Op 16 april 2017 om 01.58 uur, krijgen verbalisanten de melding te gaan naar de [adres] te [woonplaats] . Hier zou zojuist een woningoverval hebben plaatsgevonden. Om 02.03 uur komen verbalisanten ter plaatse. De verbalisanten hoorden [benadeelde partij 1]
(senior)zeggen dat ze overvallen waren en dat de daders gebruik hadden gemaakt van een vuurwapen. [benadeelde partij 1] zei dat zijn vrouw boven was. Verbalisanten zijn achter [benadeelde partij 1] aangelopen door de opening van de kleedkamer. Bij het binnenlopen van de kamer zien zij rechts van de ingang op verschillende plekken een rode -op bloed gelijkende- substantie liggen. Ook voor de slaapkamer zien zij een plas bloed liggen.
Verbalisant [verbalisant 1] loopt met [benadeelde partij 1] de slaapkamer in. Verbalisant ziet dat er diverse tie-wraps op bed lagen, evenals tape en lege sieradendoosjes. Aan de slaapkamer grenst een badkamer. In de badkamer ziet verbalisant een vrouw zitten. De vrouw zat onder het bloed. De verbalisant heeft foto’s van de vrouw gemaakt die bij het proces-verbaal zijn gevoegd.
Op de foto’s is te zien dat de vrouw onder het bloed zit en ernstig verwond is aan haar gezicht.
Op 16 april 2017 om 02:30 uur, wordt door verbalisanten onderzoek naar sporen verricht in verband met een woningoverval. Het onderzoek is verricht in een woning aan de [adres] te [woonplaats] . De stiefmoeder was door de ambulance overgebracht naar het Ter Gooi Ziekenhuis in Blaricum. Om 02:45u. waren verbalisanten ter plaatse bij de spoedeisende hulp. Zij zagen dat het slachtoffer in de behandelkamer lag. Haar gezicht was besmeurd met bloed. Zij zagen: aan de rechteroogkas een rood/paars/blauwe huidverkleuring en zwelling, onder het linkeroog een paars/blauwe huidverkleuring en zwelling, een scheur aan de binnenzijde van de bovenlip, een huidsnede van 3 cm op het achterhoofd en meerdere blauwe huidverkleuringen op haar linker onderarm (foto 1-13).
Op 20 april 2017 heeft verbalisant de schoenen van verdachte in beslag genomen. De schoenen die in beslag zijn genomen zijn de schoenen die verdachte aanhad tijdens zijn aanhouding.Schoeisel: 2 stuks, merk Adidas, kleur zwart: SIN AAKI5973NL.
Door het NFI zijn de schoenen met nummer AAKI5973NL microscopisch onderzocht op de aanwezigheid van bloed. In de naad aan de bovenkant, aan de rechterkant van de instap, nabij de bovenste vetergaatjes van de rechterschoen is bloed aangetroffen. Dit bloed is bemonsterd. De bemonstering is als AAKI5973NL#01 veiliggesteld. De bemonstering AAKI5973NL#01 is onderworpen aan DNA-onderzoek. SIN AAKI5973NL#01, beschrijving DNA-profiel: bloed kan afkomstig zijn van een vrouw: [benadeelde partij 3] . De kans dat het bloedspoor dat op de schoen aangetroffen is, van een andere willekeurige persoon afkomstig is, is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Op bevel van de officier van justitie werden vanaf 15 april 2017 telefoongesprekken opgenomen van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (hierna [telefoonnummer 1] ). Dit nummer was op 15 en 16 april 2017 in gebruik bij [medeverdachte 2] .
Op 15 april 2017 om 19:44 uur stuurt de gebruiker van [telefoonnummer 1] een sms naar het nummer [telefoonnummer 2] (hierna [telefoonnummer 2] ) met de tekst:
’21.30 atletiekbaan’.
Op 15 april 2017 om 21:06 uur belt [telefoonnummer 1] met [telefoonnummer 2] . Het gesprek gaat over het maken van een afspraak om 21:30 uur.De stem van de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 2] werd door verbalisant [verbalisant 2]en verbalisant [verbalisant 3]herkend als de stem van verdachte.
Op 16 april 2017 om 03:32 uur wordt [telefoonnummer 1] gebeld door [telefoonnummer 3] . Deze vaste lijn staat op naam van [B] , [adres] te [woonplaats] .Het gesprek gaat over het maken van een afspraak over 15 minuten bij de brug.
Op 16 april 2017 om 03:44 uur belt [telefoonnummer 1] met [telefoonnummer 2] en zegt ‘ik kom eraan’.
Tijdens de contactmomenten straalt het nummer [telefoonnummer 2] de mast [mastnummer] aan. Deze mast staat op de [locatie] te [plaats] , nabij de woning van verdachte.
De telefoon van [medeverdachte 2] straalt op 16 april 2017 om 00:10 uur en 00:40 uur de mast aan op de [locatie] te [plaats] . Dit is in de nabije omgeving van de woning aan de [adres] te [woonplaats] .
Op 27 maart 2018 heeft medeverdachte [medeverdachte 1] het volgende verklaard:
Hij zei dat hij een overval op [benadeelde partij 2] huis wilde zetten. Ik heb geen uitleg gekregen waarom ze dat precies daar wilden. Met ze bedoel ik [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] ofzo.
Mijn rol was dat ik met [benadeelde partij 2] zou afspreken om te chillen en dat als hij naar huis ging, ik met een telefoontje wat ik had gekregen daarna zou bellen.
Ik wist niet wie ik aan de telefoon zou krijgen. Mijn vermoeden is [medeverdachte 2] . Ondanks dat hij zijn stem probeerde te vervormen hoorde ik een zware stem. Het is mij bekend dat [medeverdachte 2] ook een zware stem heeft. Het was een herkenbare zware stem. Ik herkende de stem van [medeverdachte 2] als de stem van de persoon die ik aan de telefoon kreeg.
Ze wilden van mij weten hoe het er precies binnen uit zag. Ik wist toen niet dat [medeverdachte 2] de woning in zou gaan, maar later vermoedde ik wel dat hij in de woning is geweest en de overval heeft gepleegd. Hij was het meest geïnteresseerd in de omschrijving van de woning. Met ze bedoel ik [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] .
Op de vraag of er nog andere jongens betrokken kunnen zijn bij de overval behalve [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] antwoordt [medeverdachte 1] : nee niet dat ik weet.
Door de daders zijn twee bankpassen weggenomen. Het gaat om bankpassen gekoppeld aan rekeningen van ABN AMRO. Door ABN AMRO is navolgende informatie verstrekt.
Op 16 april 2017 om 03:52 uur is de bankpas voorzien van pasnummer [nummer] , bij een geldautomaat van ABN AMRO gevestigd aan de [adres] te [plaats] gebruikt om naar het saldo op de rekening te informeren.
Op 16 april 2017 om 03:53 uur is de bankpas voorzien van pasnummer [nummer] , bij een geldautomaat van ABN AMRO gevestigd aan de [adres] te [plaats] , gebruikt om 1000,- euro te pinnen. Deze transactie is niet gelukt.
Op 9 mei 2017 heeft verbalisant de veiliggestelde camerabeelden van ABN AMRO bank bekeken. Dit zijn camerabeelden van de pinautomaat gelegen aan de [adres] te [plaats] . Verbalisant ziet in een opmerking staan dat de beelden 3 minuten en 38 seconden achterlopen. De beelden zijn opnamen van 16 april 2017.
Op de camerabeelden ziet verbalisant om 03:49:49 uur een persoon. Op de camerabeelden is te zien dat deze persoon zijn/haar gezicht afgedekt heeft met een sjaal en een muts (bijlage 1). Op de beelden zijn de ogen en zeer waarschijnlijk de huidskleur te zien. De persoon heeft zeer waarschijnlijk een donker getinte huidskleur.
Op 28 april 2017 heeft verbalisant de camerabeelden afkomstig van Albert Heijn, gevestigd aan de [adres] te [plaats] bekeken. Verbalisant ziet dat de camera beelden opneemt van de parkeerplaats gelegen in de hoek van de [adres] en de [adres] . Verbalisant ziet op de beelden, waarbij de datum 16 april 2017 en de tijd 03:51:31 aangegeven is, dat twee personen aan komen lopen de parkeerplaats op. Aan de beelden en de manier van lopen ziet verbalisant dat het om mannen gaat. De ene man heeft een licht getinte huidskleur en een opgeschoren kapsel en is gekleed in een lichtkleurige broek en een donkere jas. De tweede man heeft een donkergetinte huidskleur, is gekleed in een donkere broek en draagt zwarte schoenen. Kort nadat de mannen de parkeerplaats oplopen ziet verbalisant dat zij stoppen en dat de licht getinte man de donker getinte man een kleed om doet om zijn bovenlichaam en gezicht te bedekken. Verbalisant ziet dat de donkergetinte man doorloopt in de richting van de camera, nadat de licht getinte man was omgedraaid. Verbalisant ziet dat de donker getinte man om 03:52:12 uur onder het zicht van de camera doorloopt en verdwijnt. Verbalisant ziet dat de donkergetinte man groter is dan de licht getinte man.
Op 30 mei 2017 worden de
(de hierboven beschreven)beelden aan verbalisant [verbalisant 4] getoond. Verbalisant ziet dat de jongen met de sjaal om richting de camera loopt op een wijze die verbalisant direct herkent. Verbalisant ziet aan het loopje, de lengte, de houding en het postuur dat de persoon [verdachte] is. Verbalisant kent deze jongen goed omdat hij als jeugdagent meerde malen met hem in contact is geweest. Verbalisant denkt de andere jongen te herkennen als [medeverdachte 2].
Op 6 juni 2017 werd in het televisieprogramma Opsporing Verzocht aandacht besteed aan de overval op de [adres] te [woonplaats] op 16 april 2017. In de uitzending werden beelden getoond van de parkeerplaats bij de Albert-Heijn en de pintransactie. Naar aanleiding van de uitzending van Opsporing Verzocht kwamen bij de politie 26 tips binnen en bij Meld Misdaad Anoniem (MMA), 15 tips. Van de MMA meldingen werd 14 keer getipt op [verdachte] . Van de tips bij de politie werd 12 keer getipt op [verdachte] .
Getuige [getuige 1] heeft op 13 juni 2017 bij de politie verklaard dat hij een filmpje heeft gezien waar een man aan het pinnen was. De getuige herkende deze man als [verdachte] . De getuige verklaart dat [verdachte] een apart loopje heeft. De getuige herkent [verdachte] aan zijn loopje, zijn postuur en zijn ogen. De getuige verklaart dat hij, voordat hij het filmpje bekeek, geen kennis had van de woningoverval.
Getuige [getuige 2] heeft op 11 december 2017 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij het filmpje van Opsporing Verzocht per toeval tegenkwam op facebook. Hem waren geen geruchten ter ore gekomen over de zaak. Toen hij het filmpje zag was binnen een paar seconden duidelijk dat het [verdachte] was. Hij herkent [verdachte] aan zijn ogen en zijn manier van lopen. Hij heeft een aparte manier van lopen. De getuige kent [verdachte] van voetbal.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van 16-659509-17 feit 1 en feit 2
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Signalement
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet voldoet aan het signalement van (een van) de dader(s) van de overval, omdat verdachte, zoals de raadsvrouw stelt: ‘een buitengewoon opvallende lengte heeft’ en dit niet als zodanig is opgemerkt door aangevers. De rechtbank oordeelt anders. Verdachte is 1.91 meter lang. Aangever [benadeelde partij 2] heeft verklaard dat dader 1 ongeveer 1.85/1.87 lang is. [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat de daders ongeveer 1.80 meter lang waren. [benadeelde partij 1] heeft echter ook verklaard dat hij de lengte van de daders niet goed heeft gezien, omdat de daders achter hem liepen of omdat hij op bed lag. De rechtbank overweegt dat het moeilijk is om iemands lengte te schatten wanneer men zelf niet rechtop staat of naast/voor iemand staat, en daardoor de eigen lengte niet als referentiekader kan gebruiken zoals dit voor [benadeelde partij 1] gold ten tijde van de overval. [benadeelde partij 2] daarentegen heeft wel naast de daders gestaan en kon zijn eigen lengte wel als referentiekader gebruiken. Te zien is dat zijn inschatting, de werkelijke lengte van verdachte benadert.
Bovendien is het signalement gebaseerd op hetgeen aangevers in zeer angstaanjagende omstandigheden hebben waargenomen waarbij het begrijpelijk is dat aangevers onder die omstandigheden de lengte van de daders niet op de centimeter nauwkeurig hebben kunnen inschatten. Om deze reden dient, naar het oordeel van de rechtbank, geen doorslaggevende betekenis te worden toegekend aan het relatief kleine verschil tussen wat aangevers hierover hebben verklaard en de daadwerkelijke lengte van verdachte. Verdachte past bovendien in de overige door aangevers opgegeven uiterlijke kenmerken van een van de daders.
Verplaatsbaar voorwerp
De verdediging heeft aangevoerd dat het bloed op de schoen van verdachte niet met zich mee brengt dat verdachte de dader is, omdat een schoen een verplaatsbaar voorwerp is en verdachte heeft verklaard dat hij zijn schoenen ten tijde van de woningoverval heeft uitgeleend.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Aan verdachte is op 19 mei 2017 –voordat hij werd geconfronteerd met het bewijs– gevraagd of hij wel eens schoenen of kleding uitleent. Daarop heeft verdachte verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren wanneer hij voor het laatst schoenen of kleding heeft uitgeleend. Pas bij de raadkamer gevangenhouding op 24 mei 2017, wanneer hij wordt geconfronteerd met het belastende gegeven dat op zijn schoenen bloed is aangetroffen dat afkomstig is van slachtoffer [benadeelde partij 3] , verklaart verdachte dat hij zijn schoenen, ten tijde van het ten laste gelegde, aan ‘een vriend’ heeft uitgeleend. Hij durft de naam van deze vriend niet te noemen, omdat hij bang voor hem is. Ter terechtzitting heeft verdachte voorts verklaard dat hij zijn schoenen - maat 46 - kort voor de datum van de overval aan de niet nader genoemde vriend heeft uitgeleend
endeze vlak voor zijn aanhouding op 19 april 2017 terug heeft gekregen.
De rechtbank is het met de verdediging eens dat een schoen in zijn algemeenheid een verplaatsbaar object is. Tegelijkertijd is de rechtbank van oordeel dat ervan mag worden uitgegaan dat wanneer het bloed van het slachtoffer van een geweldsdelict op dat verplaatsbare object wordt aangetroffen, dat dit bloed als een daderspoor dient te worden aangemerkt. Nu de schoen van verdachte is, die hij ook zelf droeg (onder meer ten tijde van zijn aanhouding op 19 april 2017), kan het daderspoor ook in beginsel aan hem worden gelinkt. Dit zou anders kunnen zijn als aannemelijk is dat verdachte niet degene is geweest die zijn eigen schoenen ten tijde van de overval heeft gedragen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte over het uitlenen van de schoenen niet geloofwaardig. Deze verklaring strookt niet met zijn aanvankelijk bij de politie afgelegde verklaring dat hij zich niet kan herinneren wanneer hij voor het laatst schoenen of kleding heeft uitgeleend. Pas als verdachte geconfronteerd wordt met de uitkomst van het forensisch onderzoek en het aantreffen van een bloedspoor van het slachtoffer op zijn schoen, stelt hij zijn verklaring bij. Verdachte heeft vervolgens, desgevraagd, niet de naam of andere gegevens willen noemen van degene aan wie hij zijn schoenen zou hebben uitgeleend. Zodoende heeft hij geen objectief verifieerbare onderbouwing gegeven van het gestelde alternatieve scenario dat iemand anders dan hij de schoenen aanhad toen het bloed van slachtoffer [benadeelde partij 3] daarop is gekomen. De rechtbank oordeelt dat het boven redelijke twijfel verheven is dat het verdachte is geweest die zijn schoenen droeg op het moment dat het bloed van aangeefster daarop is beland. De rechtbank passeert het verweer derhalve.
Herkenning niet mogelijk en niet betrouwbaar
De verdediging heeft aangevoerd dat herkenning op basis van de getoonde beelden van de parkeerplaats en het pinnen met de gestolen pas niet mogelijk is. Bovendien is een groot deel van de getuigen die verdachte heeft herkend, scholieren van het [naam school] , waar al rondging dat verdachte vastzat met betrekking tot onderhavige woningoverval. De rechtbank oordeelt anders. Bij de politie zijn naar aanleiding van het tonen van de beelden bij het programma Opsporing Verzocht tips binnen gekomen en is veertien keer de naam van verdachte genoemd. Deze veertien tipgevers zijn bij de politie gehoord en hebben nogmaals aangegeven dat zij verdachte herkennen en ook waaraan zij verdachte herkennen, namelijk, kort gezegd, aan zijn ogen en zijn loopje. Op verzoek van de verdediging is een aantal getuigen nogmaals gehoord bij de rechter-commissaris. Daar is aan de getuigen ook gevraagd of zij de herkenning baseren op geruchten, hetgeen niet het geval was. Alle getuigen bleven erbij verdachte te herkennen op de beelden. De rechtbank merkt voorts op dat de veertien getuigen niet alleen scholieren van het [naam school] zijn, maar ook de docent maatschappijleer van verdachte, een buurvrouw van verdachte, mensen van voetbalclub [voetbalclub] waar verdachte lid is geweest en de opticien van verdachte. De rechtbank ziet, gelet op de veelvoud van herkenningen, desgevraagd uitdrukkelijk en zonder voorbehoud bevestigd bij de rechter-commissaris, en met inachtneming van de specifieke kenmerken op grond waarvan de getuigen en verbalisanten verdachte hebben herkend, geen reden om aan de betrouwbaarheid of correctheid van de herkenning van verdachte als de persoon die met de gestolen pas heeft gepind te twijfelen.
Voorwaardelijke verzoeken tot aanhouding
Nu de rechtbank de bedoelde onderdelen van het dossier niet bij het bewijs betrekt behoeven deze verzoeken geen nadere respons.
Conclusies ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de woningoverval
Verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij de woningoverval en wederrechtelijke vrijheidsberoving gepleegd op 16 april 2017 te [woonplaats] . De rechtbank komt op grond van genoemde bewijsmiddelen, tot een andere conclusie. De aanwezigheid van verdachte op de plaats delict en zijn actieve deelname aan de overval blijkt in de eerste plaats uit het DNA-bloedspoor afkomstig van slachtoffer [benadeelde partij 3] dat kort na de overval op de schoen van verdachte is aangetroffen. De betrokkenheid van verdachte wordt voorts ondersteund door het signalement verschaft door de aangevers dat in voldoende mate past bij verdachte, de telefonische contacten tussen verdachte en medeverdachten kort voor en na de overval en de herkenning van verdachte als degene die na de overval heeft gepind met een van de gestolen pinpassen. Het door verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario dat hij niet aanwezig was op de plaats delict en dat hij met niet nader genoemde vrienden
ofthuis
ofnabij zijn huis was wordt als onvoldoende onderbouwd en onaannemelijk terzijde geschoven.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt aan de hand van hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat (mede) door de gedragingen van de verdachte het letsel bij [benadeelde partij 1] is veroorzaakt, te weten een gescheurde bicepspees. Dit letsel was van dien aard dat een operatie noodzakelijk is gebleken terwijl, zoals uit de vordering benadeelde partij en de toelichting ter zitting volgt, thans nog geen zicht is op (volledig) herstel en [benadeelde partij 1] door het letsel gedurende (in elk geval) 6 maanden niet zijn normale beroepsbezigheden heeft kunnen verrichten.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat dit letsel naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt en komt daarmee tot een bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Op grond van al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 16 april 2017 samen met een of meer anderen een woningoverval heeft gepleegd, waarbij geweld is gebruikt tegen de slachtoffers, bestaande uit slaan en schoppen, slaan met een vuurwapen en een uitschuifbare metalen stok, waarbij [benadeelde partij 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen aan zijn arm. Bij de overval maakten verdachten gebruik van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. [benadeelde partij 1] is door verdachten tevens gedwongen tot de afgifte van zijn bankpassen en pincodes. Verdachte en zijn mededader hebben tijdens deze overval de slachtoffers vastgebonden met tie-wraps en tape en hen op deze manier ongeveer een uur wederrechtelijk van hun vrijheid beroofd.
Bewijsmiddelen ten aanzien van 16-659549-17 feit 1
Op 26 februari 2017 wordt aangifte gedaan van een woninginbraak aan de [adres] te [woonplaats] , gepleegd tussen 19 februari 2017 22:00 uur en 20 februari 2017 06:00 uur. Bij de woninginbraak zijn (o.a.) verschillende horloges weggenomen.
Op 5 maart 2017 wordt aangifte gedaan van een woninginbraak aan de [adres] te [woonplaats] , gepleegd tussen 5 maart 2017 02:00 uur en 5 maart 2017 14:00 uur. Bij de woninginbraak is (o.a.) een horloge weggenomen.
Op 18 april 2017 vindt een doorzoeking plaats in de woning van verdachte gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Verbalisanten treffen in de garagebox op een plank een doos aan. In deze doos zit een tas met daarop de naam [verdachte] . De tas was dichtgeknoopt. In de tas zaten verschillende horloges en een PDA.
Verbalisanten tonen foto’s van de goederen, die zijn aangetroffen in de garagebox behorende bij de woning van verdachte aan benadeelden van een woninginbraak aan de [adres] te [woonplaats] en de [adres] te [woonplaats] . De benadeelden herkennen de horloges en de PDA, als de goederen bij hen zijn weggenomen./
Bewijsoverweging ten aanzien van 16-659549-17 feit 1
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling. Er zijn in de garagebox, die hoort bij de woning van verdachte, (waardevolle) goederen aangetroffen. Deze goederen bleken van diefstal afkomstig te zijn. De goederen zaten in een dichtgeknoopt tasje met de naam van verdachte erop. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte de feitelijke beschikkingsmacht had over de goederen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat er horloges in de garagebox lagen onaannemelijk.
Gelet op de omstandigheden waaronder de (waardevolle) goederen zijn aangetroffen, namelijk weggestopt in een tasje op een plank in een garagebox, is de rechtbank van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de goederen van diefstal afkomstig waren.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van opzetheling, omdat er onvoldoende feiten en omstandigheden zijn waaruit de wetenschap van de criminele herkomst van de goederen kan worden afgeleid.