ECLI:NL:RBMNE:2018:1734

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2018
Publicatiedatum
25 april 2018
Zaaknummer
16/659509-17 en 16/659549-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige man voor gewelddadige woningoverval met zwaar letsel en heling van goederen

Op 25 april 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 19-jarige man uit Huizen veroordeeld tot 7 jaar gevangenisstraf voor zijn rol in een gewelddadige woningoverval op 16 april 2017 in Laren. Tijdens deze overval werd buitengewoon fors geweld gebruikt tegen de drie slachtoffers, waarbij zij met een ploertendoder en vuurwapen werden bedreigd en zwaar mishandeld. De overvallers waren op zoek naar geld en een Rolex, die de slachtoffers niet bezaten. De verdachte werd enkele dagen na de overval aangehouden op verdenking van heling van goederen, waarbij bloed van een van de slachtoffers op zijn schoenen werd aangetroffen. Ondanks het advies van deskundigen om een tbs-maatregel op te leggen, besloot de rechtbank dit niet te doen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een volledig onderbouwde gedragsstoornis. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de belangen van de slachtoffers op grove wijze ondergeschikt had gemaakt aan zijn eigen financiële gewin. De rechtbank legde een hogere straf op dan het landelijke oriëntatiepunt van 5 jaar gevangenisstraf, vanwege de ernst van het geweld en het letsel dat de slachtoffers hadden opgelopen. De verdachte werd ook vrijgesproken van opzetheling, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn wetenschap van de criminele herkomst van de goederen die in zijn garagebox waren aangetroffen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/659509-17 en 16/659549-17 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 april 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
verblijvende te PI Flevoland - HvB Almere Binnen.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 augustus 2017, 14 november 2017, 6 februari 2018 en 11 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en mr. F. Tosun, advocaat te Almere, alsmede de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en mr. A. Schijns, advocaat te Amsterdam naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16-659509-17 feit 1
op 16 april 2017 te Laren samen met anderen een woningoverval heeft gepleegd, waarbij goederen zijn gestolen en geweld is gebruikt tegen [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] , ten gevolge waarvan [benadeelde partij 1] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen;
en/of
op 16 april 2017 te Laren [benadeelde partij 1] heeft afgeperst, ten gevolge waarvan [benadeelde partij 1] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen;
16-659509-17 feit 2
op 16 april 2017 te Laren samen met anderen [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] opzettelijk van hun vrijheid heeft beroofd;
16-659549-17 feit 1
in de periode van 19 februari 2017 tot 18 april 2017 te Huizen een PDA en/of horloges heeft geheeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van 16-659509-17 feit 1 en feit 2 en 16-659549-17 feit 1
De officier van justitie heeft zijn standpunt verwoord in een ter terechtzitting overgelegd schriftelijk requisitoir. De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van 16-659509-17 feit 1 en feit 2
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten. De raadsvrouw heeft haar standpunt verwoord in de ter terechtzitting overgelegde pleitnota.
- bewijsuitsluitingsverweer
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de schoenen van verdachte onrechtmatig in beslag zijn genomen en vervolgens onrechtmatig zijn onderzocht. Verdachte zat vast op verdenking van heling. Er was geen verdenking ten aanzien van onderhavige woningoverval. Onderzoek aan de schoenen van verdachte zonder rechtmatige bevoegdheid is onder die omstandigheden een ernstig vormverzuim, waardoor verdachte nadeel heeft geleden, hij is namelijk aangehouden. De raadsvrouw verzoekt daarom het resultaat van het onderzoek aan de schoenen, namelijk dat het bloed van aangeefster op de schoen van verdachte is aangetroffen, uit te sluiten van het bewijs.
- bewijsverweer
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten nu er sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Dat er bloed van aangeefster op de schoen van verdachte is aangetroffen betekent niet dat verdachte de dader is. Een schoen is immers een verplaatsbaar object. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn schoenen heeft uitgeleend. Bovendien voldoet verdachte niet aan het signalement zoals omschreven door de aangevers, verdachte is namelijk opvallend lang, hetgeen aangevers niet verklaren. Verdachte wordt daarnaast meermalen beweerdelijk herkend op basis van de beelden van de pintransactie. De verdediging stelt dat herkenning op basis van de beelden niet mogelijk is en dat gezegd wordt dat verdachte wordt herkend omdat een groot deel van de getuigen wist dat verdachte vastzat voor de betreffende woningoverval. Tevens bevat het dossier contra-indicaties voor betrokkenheid van verdachte bij de woningoverval zoals het aanstralen van zijn telefoon in Huizen ten tijde van de overval die in Laren heeft plaatsgevonden.
- voorwaardelijk verzoek tot aanhouding
De raadsvrouw heeft voorwaardelijke verzoeken tot aanhouding gedaan ten aanzien van de vertaling van een tapgesprek tussen moeder en verdachte en ten aanzien van de opmerking van de officier van justitie over de stemherkenning van verdachte ter terechtzitting door aangever [benadeelde partij 1] .
Ten aanzien van 16-659549-17 feit 1
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de ten laste gelegde heling nu er sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdenking is gebaseerd op een onderzoek naar betrokkenheid van [A] , de broer van verdachte, bij woninginbraken. Er zijn meerdere mensen die toegang hebben tot de garagebox waar de goederen zijn aangetroffen, onder wie [A] . Dat de goederen worden aangetroffen in een tas met de naam van verdachte erop, betekent niet zonder meer dat verdachte de goederen voorhanden heeft gehad.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsuitsluiting vanwege vormverzuim?
De rechtbank overweegt ten aanzien van het door de verdediging gestelde vormverzuim met betrekking tot de in beslag genomen schoenen van verdachte, als volgt.
Op 19 april 2017 wordt verdachte aangehouden op verdenking van heling van goederen, die afkomstig waren uit een woning, in de zaak met parketnummer 16-659549-17. Op 20 april 2017 worden de schoenen van verdachte, die hij ten tijde van de aanhouding aan had, in beslag genomen, alsmede de telefoon (iPhone) van verdachte. Verdachte wordt diezelfde dag heengezonden, maar het beslag -waaronder de schoenen- blijft voor verder onderzoek gehandhaafd.
Op 25 april 2017 wordt verdachte op heterdaad aangehouden op verdenking van een woninginbraak, waarna een doorzoeking in de woning van verdachte plaats vindt. Tijdens deze doorzoeking wordt onder het bed van de ouders van verdachte een zakje aangetroffen met daarin bebloede tuinhandschoenen en sleutels. Op de kamer van verdachte wordt een rugtas aangetroffen met daarop op bloed gelijkende vlekken. Bij onderhavige woningoverval in Laren op 16 april 2017 (onderzoek [naam] ) zijn sleutels weggenomen en droegen de daders handschoenen. Daarnaast vertoonde de aangetroffen rugzak overeenkomsten met de door aangevers beschreven rugzak waarin de buit is gestopt en kon het goed mogelijk zijn dat er op de rugzak bloed van de slachtoffers terecht was gekomen. Bovendien was reeds bekend dat een van de daders van de woningoverval dikkere lippen had en negroïde/donkergetint was, hetgeen aansluit bij een aantal uiterlijke kenmerken van verdachte. Daarop is in overleg met de officier van justitie besloten om de goederen die onder verdachte in beslag zijn genomen bij de doorzoeking op 25 april 2017, maar ook de op 20 april 2017 in beslag genomen schoenen en iPhone van verdachte in het kader van het onderzoek [naam] te onderzoeken. [1] De beslagen goederen zijn overgenomen in onderzoek [naam] en een deel van de goederen, waaronder de schoenen is opgestuurd naar het NFI.
De rechtbank stelt vast dat de schoenen van verdachte op 20 april 2017 rechtmatig in beslag zijn genomen. Gerelateerd is dat het beoogde onderzoek aan de schoenen gericht was op eventueel gebruik van die schoenen bij woninginbraken, welk beoogd onderzoek vanwege de op dat moment bestaande verdenking (heling van bij verdachte aangetroffen goederen, afkomstig uit een woning) gerechtvaardigd was. De overdracht van de schoenen naar het beslag in de onderhavige zaak heeft vervolgens ook op de juiste wijze en met instemming van officier van justitie plaatsgevonden, op grond van concrete aanwijzingen dat verdachte mogelijk met de gewapende overval te maken had. Voor waarheidsvinding mag onderzoek worden gedaan aan inbeslaggenomen voorwerpen. De schoenen mochten dus ook worden onderzocht.
Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een vormverzuim. Het verweer, dat erop gericht is om het resultaat van het onderzoek aan de inbeslaggenomen schoenen van verdachte van het bewijs uit te sluiten, wordt dan ook verworpen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van 16-659509-17 feit 1 en feit 2 [2]
[benadeelde partij 2] heeft op 16 april 2017 aangifte gedaan van een woningoverval en heeft daarover het volgende verklaard:
Ik woon op het adres [adres] in [woonplaats] , samen met mijn vader en stiefmoeder.
Op 16 april 2017 om 00:56 uur kwam ik aan bij onze woning. Ik was in Hilversum bij vrienden geweest. Toen ik aankwam bij de woning heb ik het toegangshek geopend. Het toegangshek geeft toegang tot de oprit van de woning. Ik parkeerde mijn auto onder de carport. Ik liep richting de woning en stak mijn sleutel in het slot. Ik hoorde geritsel achter mij. Op datzelfde moment word ik vastgepakt en krijg ik een hand voor mijn mond. Ik hoorde dat iemand zei ‘doorlopen, doorlopen’. Ik werd de hal in geduwd. Dit is de eerste keer dat ik zag dat er twee personen in de woning waren en dat een van de personen een vuurwapen vast had. Ik moest vervolgens de trap omhoog lopen. Ik zag dat dader 1 een vuurwapen op mij richtte. Terwijl ik de trap op liep hoorde ik mijn stiefmoeder [benadeelde partij 3] om hulp schreeuwen. Wij moesten met z’n tweeën naar de kleedkamer lopen. Ik zag dat [benadeelde partij 3] werd geslagen door dader 2. Ook ik ben twee keer tegen mijn benen aangetrapt. Op een gegeven moment werden mijn handen vastgebonden door middel van tie-wraps. Op een gegeven moment moesten [benadeelde partij 3] en ik de slaapkamer van mijn ouders in. Ik zag dat [benadeelde partij 3] een klap kreeg met de onderkant van het vuurwapen. Ik zag en hoorde dat [benadeelde partij 3] veel pijn had. Ik moest naast mijn vader op het bed van mijn ouders gaan liggen. Ik hoorde dat allebei de daders riepen dat zij geld wilden hebben. Ik zag dat mijn vader steeds met een van de daders mee moest. Hij moest de kluis openmaken. Ook werden er bij mijn vader tie-wraps om zijn polsen gedaan. Op een gegeven moment hebben ze mijn vader en [benadeelde partij 3] hun monden getaped. Op een gegeven moment zijn ze weggegaan.
Ik kan dader 1 als volgt omschrijven: man, groter dan dader 2, ongeveer 1.85/1.87 meter lang, breed postuur, lage stem, droeg een bivakmuts en sprak met een Marokkaans accent. Dader 1 was het meest intimiderend en richtte het vuurwapen op mij. Dader 2: licht getint, smal postuur, droeg een bivakmuts, kleiner dan dader 1, ongeveer 1.85m lang, zware stem. [3]
In een aanvullende verklaring op 16 april 2017 heeft aangever [benadeelde partij 2] het volgende verklaard:
Ik werd in een verwurging om mijn nek vastgepakt. Ik moest de voordeur openen. Ik zag dat iemand een pistool op mijn buik gericht hield. In de hal werd ik vastgebonden. Ik werd naar boven geduwd. Ik zag dat [benadeelde partij 3] uit de slaapkamer kwam. Ik zag dat de voorste overvaller naar [benadeelde partij 3] liep en haar fors meermalen sloeg. Ik zag dat de overvallers de sieraden van [benadeelde partij 3] wilden meenemen. Dader 1 had dikkere lippen dan dader 2.
[medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]) wist dat ik naar huis ging. Ik had dat tegen hem gezegd. [medeverdachte 1] is wel eens bij ons thuis geweest. Ik sluit niet uit dat [medeverdachte 1] met derden heeft gesproken over mijn thuissituatie.
Weggenomen zijn een Omega Seamaster horloge, ongeveer 1400 euro contant geld, sieraden, een Tech 21 telefoonhoesje en geld wat daarin zat, ongeveer 210 euro, autosleutels van de BMW en de Mini. [4]
Op 16 april 2017 is getuige [benadeelde partij 1] gehoord en heeft hij het volgende verklaard:
Op 16 april 2017, omstreeks 01.00 uur lag ik met mijn vrouw te slapen toen wij wakker werden van de hond. Mijn vrouw is uit bed gestapt om te gaan kijken. Toen mijn vrouw de slaapkamerdeur opende, stormden er meteen twee mannen de slaapkamer binnen. Ik zag dat deze mannen mijn vrouw vast pakten en sloegen op haar hoofd. Ik hoorde mijn vrouw hard gillen. Ik zag dat de mannen donker gekleed waren en een bivakmuts op hadden. Ik zag dat één van de twee mannen een vuurwapen had. Ik hoorde de mannen schreeuwen dat zij geld wilden. Ik werd door de mannen vastgepakt en geslagen in mijn gezicht. Mijn vrouw en ik zijn vastgebonden met tie-wraps. Ik moest met één van de mannen meelopen. De tie-wraps werden toen losgemaakt. Ik ben naar de kluis gelopen en heb deze geopend. Nadat ik de kluis had geopend moest ik weer naar boven. Ik werd op bed gelegd en vastgebonden met tie-wraps en tape. Ik probeerde naar de mannen te kijken, maar doordat ik dat deed, bleven de mannen mij slaan. Nadat de mannen weg waren heb ik mijzelf losgemaakt en de politie gebeld. Ik kan persoon 1 als volgt omschrijven: licht getint, slank postuur, ongeveer 1.80m, donker gekleed en droeg een bivakmuts. Ik kan persoon 2 als volgt omschrijven: donkergetint, ongeveer 1.80 lang, zwart gekleed, bivakmuts, sportschoenen en een rugzak. De donkergetinte man had een vuurwapen. Dit vuurwapen heeft hij op mijn hoofd gezet. Ik kan niet beschrijven hoe beangstigend dit is. Ook zag ik dat de donkere man het vuurwapen op het hoofd van mijn vrouw zette en sloegen. Ik ben door de licht getinte man meermalen met een uitschuifbare stok geslagen. Dit deed ontzettend veel pijn. De spullen die ik op dit moment mis zijn: sleutels van mijn BMW en Mini, huissleutel, praktijksleutel, 1 huistelefoon. [5]
In een aanvullende verklaring op 17 april 2017 heeft getuige [benadeelde partij 1] het volgende verklaard:
Ik was nog in bed toen ik [benadeelde partij 3] hoorde gillen. Toen kwam er een naar binnen stormen en die begon mij te meppen. Hij wilde geld en een Rolex. Volgens mij was het de donkerdere persoon die mij begon te slaan. Ik had de indruk dat hij meer negroïde was. Toen ik op bed lag deed hij eerst tie-wraps om. Op dat moment werden mijn benen nog niet vastgebonden, dat gebeurde pas later, toen ik bij de kluis was geweest. Ik moest op mijn buik gaan liggen. Af en toe kreeg ik weer een klap. Ze sloegen mij hard met hun vuisten en af en toe met een uitschuifbare ijzeren staaf. Ik voelde ook een klap met een pistool op mijn hoofd. Het pistool werd dreigend in mijn richting gehouden. Op een gegeven moment zag ik [benadeelde partij 3] . Ik zag dat zij ook onder het bloed zat. Toen werd gevraagd waar de pasjes waren. Ik zei dat die in de keuken lagen. Ik heb twee pasjes afgegeven. De pasjes waren van de ABN-AMRO bank. Ik heb ze de code gegeven. Er is geen geweld gebruikt toen ik de pasjes gaf, maar de dreiging was er nog steeds. De codes hebben ze in hun telefoon gezet. De volgende spullen zijn weggenomen: juwelen, geld, horloge Omega Speedmaster, pasjes, autosleutels. [6]
In een aanvullende verklaring op 22 juni 2017 heeft aangever [benadeelde partij 1] het volgende verklaard:
Vlak na het incident had ik veel pijn aan mijn linkerarm, deze was helemaal gevoelloos. Twee weken later kreeg ik meer pijn aan mijn linkerarm en een week later scheurde een spier af in mijn linkerarm. Ik kon mijn arm niet meer bewegen en mijn arm werd helemaal blauw. Ik ben geopereerd. Ik heb twee weken gips gehad. Dit letsel is gekomen door de klappen op mijn arm met die staaf en met het pistool. [7]
In een artsenbericht over de operatie wordt het volgende vermeld.
Betreft [benadeelde partij 1] . Op 6 juni 2016 is patiënt in verband met ruptuur van distale bicepspees geopereerd. Nabehandeling: 3 weken achterspalk, dan afneembaar maken en passief oefenen flexie/extensie en pro/supinatie met fysiotherapeut. [8]
Op 17 april 2017 is getuige [benadeelde partij 3] gehoord en heeft zij het volgende verklaard.
Nadat we waren gaan slapen hoorde ik op een gegeven moment dat de hond veel lawaai maakte, dus ging ik kijken wat er aan de hand was. Op dat moment zag ik [benadeelde partij 2] in het bijzijn van twee bivakmutsen de trap op komen. Toen ben ik gaan gillen. Volgens mij had een van hen een pistool. Ze hadden bivakmutsen op. Het volgende moment zit ik in de kleedkamer tegen de deur en toen drupte er warm bloed uit mijn neus op mijn arm. Toen begon ik weer te gillen. Op dat moment lagen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] overdwars op bed. Ze hebben geprobeerd tie-wraps om te doen. Ik heb volgens mij alleen maar gegild. Ik denk dat mijn oog dicht zat. Aan het eind probeerden ze mij met tie-wraps vast te binden. Wat ik nog weet is dat ze mij voor kankerhoer hebben uitgemaakt. Ze hebben van ons weggenomen: geld uit de kluis, ongeveer 1300-1400 euro, okergele gereedschapsdoos met daarin sieraden: grote gouden oorbellen, een armbandje, een gouden ketting, kleine knopjes, een gouden ring, een gouden ketting met een geelgouden ring, oorbellen met stenen. [9]
Op 16 april 2017 om 01.58 uur, krijgen verbalisanten de melding te gaan naar de [adres] te [woonplaats] . Hier zou zojuist een woningoverval hebben plaatsgevonden. Om 02.03 uur komen verbalisanten ter plaatse. De verbalisanten hoorden [benadeelde partij 1]
(senior)zeggen dat ze overvallen waren en dat de daders gebruik hadden gemaakt van een vuurwapen. [benadeelde partij 1] zei dat zijn vrouw boven was. Verbalisanten zijn achter [benadeelde partij 1] aangelopen door de opening van de kleedkamer. Bij het binnenlopen van de kamer zien zij rechts van de ingang op verschillende plekken een rode -op bloed gelijkende- substantie liggen. Ook voor de slaapkamer zien zij een plas bloed liggen.
Verbalisant [verbalisant 1] loopt met [benadeelde partij 1] de slaapkamer in. Verbalisant ziet dat er diverse tie-wraps op bed lagen, evenals tape en lege sieradendoosjes. Aan de slaapkamer grenst een badkamer. In de badkamer ziet verbalisant een vrouw zitten. De vrouw zat onder het bloed. De verbalisant heeft foto’s van de vrouw gemaakt die bij het proces-verbaal zijn gevoegd. [10]
Op de foto’s is te zien dat de vrouw onder het bloed zit en ernstig verwond is aan haar gezicht. [11]
Op 16 april 2017 om 02:30 uur, wordt door verbalisanten onderzoek naar sporen verricht in verband met een woningoverval. Het onderzoek is verricht in een woning aan de [adres] te [woonplaats] . De stiefmoeder was door de ambulance overgebracht naar het Ter Gooi Ziekenhuis in Blaricum. Om 02:45u. waren verbalisanten ter plaatse bij de spoedeisende hulp. Zij zagen dat het slachtoffer in de behandelkamer lag. Haar gezicht was besmeurd met bloed. Zij zagen: aan de rechteroogkas een rood/paars/blauwe huidverkleuring en zwelling, onder het linkeroog een paars/blauwe huidverkleuring en zwelling, een scheur aan de binnenzijde van de bovenlip, een huidsnede van 3 cm op het achterhoofd en meerdere blauwe huidverkleuringen op haar linker onderarm (foto 1-13). [12]
Op 20 april 2017 heeft verbalisant de schoenen van verdachte in beslag genomen. De schoenen die in beslag zijn genomen zijn de schoenen die verdachte aanhad tijdens zijn aanhouding. [13] Schoeisel: 2 stuks, merk Adidas, kleur zwart: SIN AAKI5973NL. [14]
Door het NFI zijn de schoenen met nummer AAKI5973NL microscopisch onderzocht op de aanwezigheid van bloed. In de naad aan de bovenkant, aan de rechterkant van de instap, nabij de bovenste vetergaatjes van de rechterschoen is bloed aangetroffen. Dit bloed is bemonsterd. De bemonstering is als AAKI5973NL#01 veiliggesteld. De bemonstering AAKI5973NL#01 is onderworpen aan DNA-onderzoek. SIN AAKI5973NL#01, beschrijving DNA-profiel: bloed kan afkomstig zijn van een vrouw: [benadeelde partij 3] . De kans dat het bloedspoor dat op de schoen aangetroffen is, van een andere willekeurige persoon afkomstig is, is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Op bevel van de officier van justitie werden vanaf 15 april 2017 telefoongesprekken opgenomen van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (hierna [telefoonnummer 1] ). Dit nummer was op 15 en 16 april 2017 in gebruik bij [medeverdachte 2] .
Op 15 april 2017 om 19:44 uur stuurt de gebruiker van [telefoonnummer 1] een sms naar het nummer [telefoonnummer 2] (hierna [telefoonnummer 2] ) met de tekst:
’21.30 atletiekbaan’. [15]
Op 15 april 2017 om 21:06 uur belt [telefoonnummer 1] met [telefoonnummer 2] . Het gesprek gaat over het maken van een afspraak om 21:30 uur. [16] De stem van de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 2] werd door verbalisant [verbalisant 2] [17] en verbalisant [verbalisant 3] [18] herkend als de stem van verdachte.
Op 16 april 2017 om 03:32 uur wordt [telefoonnummer 1] gebeld door [telefoonnummer 3] . Deze vaste lijn staat op naam van [B] , [adres] te [woonplaats] . [19] Het gesprek gaat over het maken van een afspraak over 15 minuten bij de brug. [20]
Op 16 april 2017 om 03:44 uur belt [telefoonnummer 1] met [telefoonnummer 2] en zegt ‘ik kom eraan’.
Tijdens de contactmomenten straalt het nummer [telefoonnummer 2] de mast [mastnummer] aan. Deze mast staat op de [locatie] te [plaats] , nabij de woning van verdachte. [21]
De telefoon van [medeverdachte 2] straalt op 16 april 2017 om 00:10 uur en 00:40 uur de mast aan op de [locatie] te [plaats] . Dit is in de nabije omgeving van de woning aan de [adres] te [woonplaats] . [22]
Op 27 maart 2018 heeft medeverdachte [medeverdachte 1] het volgende verklaard:
Hij zei dat hij een overval op [benadeelde partij 2] huis wilde zetten. Ik heb geen uitleg gekregen waarom ze dat precies daar wilden. Met ze bedoel ik [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] ofzo.
Mijn rol was dat ik met [benadeelde partij 2] zou afspreken om te chillen en dat als hij naar huis ging, ik met een telefoontje wat ik had gekregen daarna zou bellen. [23]
Ik wist niet wie ik aan de telefoon zou krijgen. Mijn vermoeden is [medeverdachte 2] . Ondanks dat hij zijn stem probeerde te vervormen hoorde ik een zware stem. Het is mij bekend dat [medeverdachte 2] ook een zware stem heeft. Het was een herkenbare zware stem. Ik herkende de stem van [medeverdachte 2] als de stem van de persoon die ik aan de telefoon kreeg. [24]
Ze wilden van mij weten hoe het er precies binnen uit zag. Ik wist toen niet dat [medeverdachte 2] de woning in zou gaan, maar later vermoedde ik wel dat hij in de woning is geweest en de overval heeft gepleegd. Hij was het meest geïnteresseerd in de omschrijving van de woning. Met ze bedoel ik [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . [25]
Op de vraag of er nog andere jongens betrokken kunnen zijn bij de overval behalve [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] antwoordt [medeverdachte 1] : nee niet dat ik weet. [26]
Door de daders zijn twee bankpassen weggenomen. Het gaat om bankpassen gekoppeld aan rekeningen van ABN AMRO. Door ABN AMRO is navolgende informatie verstrekt.
Op 16 april 2017 om 03:52 uur is de bankpas voorzien van pasnummer [nummer] , bij een geldautomaat van ABN AMRO gevestigd aan de [adres] te [plaats] gebruikt om naar het saldo op de rekening te informeren.
Op 16 april 2017 om 03:53 uur is de bankpas voorzien van pasnummer [nummer] , bij een geldautomaat van ABN AMRO gevestigd aan de [adres] te [plaats] , gebruikt om 1000,- euro te pinnen. Deze transactie is niet gelukt. [27]
Op 9 mei 2017 heeft verbalisant de veiliggestelde camerabeelden van ABN AMRO bank bekeken. Dit zijn camerabeelden van de pinautomaat gelegen aan de [adres] te [plaats] . Verbalisant ziet in een opmerking staan dat de beelden 3 minuten en 38 seconden achterlopen. De beelden zijn opnamen van 16 april 2017.
Op de camerabeelden ziet verbalisant om 03:49:49 uur een persoon. Op de camerabeelden is te zien dat deze persoon zijn/haar gezicht afgedekt heeft met een sjaal en een muts (bijlage 1). Op de beelden zijn de ogen en zeer waarschijnlijk de huidskleur te zien. De persoon heeft zeer waarschijnlijk een donker getinte huidskleur. [28]
Op 28 april 2017 heeft verbalisant de camerabeelden afkomstig van Albert Heijn, gevestigd aan de [adres] te [plaats] bekeken. Verbalisant ziet dat de camera beelden opneemt van de parkeerplaats gelegen in de hoek van de [adres] en de [adres] . Verbalisant ziet op de beelden, waarbij de datum 16 april 2017 en de tijd 03:51:31 aangegeven is, dat twee personen aan komen lopen de parkeerplaats op. Aan de beelden en de manier van lopen ziet verbalisant dat het om mannen gaat. De ene man heeft een licht getinte huidskleur en een opgeschoren kapsel en is gekleed in een lichtkleurige broek en een donkere jas. De tweede man heeft een donkergetinte huidskleur, is gekleed in een donkere broek en draagt zwarte schoenen. Kort nadat de mannen de parkeerplaats oplopen ziet verbalisant dat zij stoppen en dat de licht getinte man de donker getinte man een kleed om doet om zijn bovenlichaam en gezicht te bedekken. Verbalisant ziet dat de donkergetinte man doorloopt in de richting van de camera, nadat de licht getinte man was omgedraaid. Verbalisant ziet dat de donker getinte man om 03:52:12 uur onder het zicht van de camera doorloopt en verdwijnt. Verbalisant ziet dat de donkergetinte man groter is dan de licht getinte man. [29]
Op 30 mei 2017 worden de
(de hierboven beschreven)beelden aan verbalisant [verbalisant 4] getoond. Verbalisant ziet dat de jongen met de sjaal om richting de camera loopt op een wijze die verbalisant direct herkent. Verbalisant ziet aan het loopje, de lengte, de houding en het postuur dat de persoon [verdachte] is. Verbalisant kent deze jongen goed omdat hij als jeugdagent meerde malen met hem in contact is geweest. Verbalisant denkt de andere jongen te herkennen als [medeverdachte 2] [30] .
Op 6 juni 2017 werd in het televisieprogramma Opsporing Verzocht aandacht besteed aan de overval op de [adres] te [woonplaats] op 16 april 2017. In de uitzending werden beelden getoond van de parkeerplaats bij de Albert-Heijn en de pintransactie. Naar aanleiding van de uitzending van Opsporing Verzocht kwamen bij de politie 26 tips binnen en bij Meld Misdaad Anoniem (MMA), 15 tips. Van de MMA meldingen werd 14 keer getipt op [verdachte] . Van de tips bij de politie werd 12 keer getipt op [verdachte] . [31]
Getuige [getuige 1] heeft op 13 juni 2017 bij de politie verklaard dat hij een filmpje heeft gezien waar een man aan het pinnen was. De getuige herkende deze man als [verdachte] . De getuige verklaart dat [verdachte] een apart loopje heeft. De getuige herkent [verdachte] aan zijn loopje, zijn postuur en zijn ogen. De getuige verklaart dat hij, voordat hij het filmpje bekeek, geen kennis had van de woningoverval. [32]
Getuige [getuige 2] heeft op 11 december 2017 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij het filmpje van Opsporing Verzocht per toeval tegenkwam op facebook. Hem waren geen geruchten ter ore gekomen over de zaak. Toen hij het filmpje zag was binnen een paar seconden duidelijk dat het [verdachte] was. Hij herkent [verdachte] aan zijn ogen en zijn manier van lopen. Hij heeft een aparte manier van lopen. De getuige kent [verdachte] van voetbal. [33]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van 16-659509-17 feit 1 en feit 2
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Signalement
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet voldoet aan het signalement van (een van) de dader(s) van de overval, omdat verdachte, zoals de raadsvrouw stelt: ‘een buitengewoon opvallende lengte heeft’ en dit niet als zodanig is opgemerkt door aangevers. De rechtbank oordeelt anders. Verdachte is 1.91 meter lang. Aangever [benadeelde partij 2] heeft verklaard dat dader 1 ongeveer 1.85/1.87 lang is. [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat de daders ongeveer 1.80 meter lang waren. [benadeelde partij 1] heeft echter ook verklaard dat hij de lengte van de daders niet goed heeft gezien, omdat de daders achter hem liepen of omdat hij op bed lag. De rechtbank overweegt dat het moeilijk is om iemands lengte te schatten wanneer men zelf niet rechtop staat of naast/voor iemand staat, en daardoor de eigen lengte niet als referentiekader kan gebruiken zoals dit voor [benadeelde partij 1] gold ten tijde van de overval. [benadeelde partij 2] daarentegen heeft wel naast de daders gestaan en kon zijn eigen lengte wel als referentiekader gebruiken. Te zien is dat zijn inschatting, de werkelijke lengte van verdachte benadert.
Bovendien is het signalement gebaseerd op hetgeen aangevers in zeer angstaanjagende omstandigheden hebben waargenomen waarbij het begrijpelijk is dat aangevers onder die omstandigheden de lengte van de daders niet op de centimeter nauwkeurig hebben kunnen inschatten. Om deze reden dient, naar het oordeel van de rechtbank, geen doorslaggevende betekenis te worden toegekend aan het relatief kleine verschil tussen wat aangevers hierover hebben verklaard en de daadwerkelijke lengte van verdachte. Verdachte past bovendien in de overige door aangevers opgegeven uiterlijke kenmerken van een van de daders.
Verplaatsbaar voorwerp
De verdediging heeft aangevoerd dat het bloed op de schoen van verdachte niet met zich mee brengt dat verdachte de dader is, omdat een schoen een verplaatsbaar voorwerp is en verdachte heeft verklaard dat hij zijn schoenen ten tijde van de woningoverval heeft uitgeleend.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Aan verdachte is op 19 mei 2017 –voordat hij werd geconfronteerd met het bewijs– gevraagd of hij wel eens schoenen of kleding uitleent. Daarop heeft verdachte verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren wanneer hij voor het laatst schoenen of kleding heeft uitgeleend. Pas bij de raadkamer gevangenhouding op 24 mei 2017, wanneer hij wordt geconfronteerd met het belastende gegeven dat op zijn schoenen bloed is aangetroffen dat afkomstig is van slachtoffer [benadeelde partij 3] , verklaart verdachte dat hij zijn schoenen, ten tijde van het ten laste gelegde, aan ‘een vriend’ heeft uitgeleend. Hij durft de naam van deze vriend niet te noemen, omdat hij bang voor hem is. Ter terechtzitting heeft verdachte voorts verklaard dat hij zijn schoenen - maat 46 - kort voor de datum van de overval aan de niet nader genoemde vriend heeft uitgeleend
endeze vlak voor zijn aanhouding op 19 april 2017 terug heeft gekregen.
De rechtbank is het met de verdediging eens dat een schoen in zijn algemeenheid een verplaatsbaar object is. Tegelijkertijd is de rechtbank van oordeel dat ervan mag worden uitgegaan dat wanneer het bloed van het slachtoffer van een geweldsdelict op dat verplaatsbare object wordt aangetroffen, dat dit bloed als een daderspoor dient te worden aangemerkt. Nu de schoen van verdachte is, die hij ook zelf droeg (onder meer ten tijde van zijn aanhouding op 19 april 2017), kan het daderspoor ook in beginsel aan hem worden gelinkt. Dit zou anders kunnen zijn als aannemelijk is dat verdachte niet degene is geweest die zijn eigen schoenen ten tijde van de overval heeft gedragen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte over het uitlenen van de schoenen niet geloofwaardig. Deze verklaring strookt niet met zijn aanvankelijk bij de politie afgelegde verklaring dat hij zich niet kan herinneren wanneer hij voor het laatst schoenen of kleding heeft uitgeleend. Pas als verdachte geconfronteerd wordt met de uitkomst van het forensisch onderzoek en het aantreffen van een bloedspoor van het slachtoffer op zijn schoen, stelt hij zijn verklaring bij. Verdachte heeft vervolgens, desgevraagd, niet de naam of andere gegevens willen noemen van degene aan wie hij zijn schoenen zou hebben uitgeleend. Zodoende heeft hij geen objectief verifieerbare onderbouwing gegeven van het gestelde alternatieve scenario dat iemand anders dan hij de schoenen aanhad toen het bloed van slachtoffer [benadeelde partij 3] daarop is gekomen. De rechtbank oordeelt dat het boven redelijke twijfel verheven is dat het verdachte is geweest die zijn schoenen droeg op het moment dat het bloed van aangeefster daarop is beland. De rechtbank passeert het verweer derhalve.
Herkenning niet mogelijk en niet betrouwbaar
De verdediging heeft aangevoerd dat herkenning op basis van de getoonde beelden van de parkeerplaats en het pinnen met de gestolen pas niet mogelijk is. Bovendien is een groot deel van de getuigen die verdachte heeft herkend, scholieren van het [naam school] , waar al rondging dat verdachte vastzat met betrekking tot onderhavige woningoverval. De rechtbank oordeelt anders. Bij de politie zijn naar aanleiding van het tonen van de beelden bij het programma Opsporing Verzocht tips binnen gekomen en is veertien keer de naam van verdachte genoemd. Deze veertien tipgevers zijn bij de politie gehoord en hebben nogmaals aangegeven dat zij verdachte herkennen en ook waaraan zij verdachte herkennen, namelijk, kort gezegd, aan zijn ogen en zijn loopje. Op verzoek van de verdediging is een aantal getuigen nogmaals gehoord bij de rechter-commissaris. Daar is aan de getuigen ook gevraagd of zij de herkenning baseren op geruchten, hetgeen niet het geval was. Alle getuigen bleven erbij verdachte te herkennen op de beelden. De rechtbank merkt voorts op dat de veertien getuigen niet alleen scholieren van het [naam school] zijn, maar ook de docent maatschappijleer van verdachte, een buurvrouw van verdachte, mensen van voetbalclub [voetbalclub] waar verdachte lid is geweest en de opticien van verdachte. De rechtbank ziet, gelet op de veelvoud van herkenningen, desgevraagd uitdrukkelijk en zonder voorbehoud bevestigd bij de rechter-commissaris, en met inachtneming van de specifieke kenmerken op grond waarvan de getuigen en verbalisanten verdachte hebben herkend, geen reden om aan de betrouwbaarheid of correctheid van de herkenning van verdachte als de persoon die met de gestolen pas heeft gepind te twijfelen.
Voorwaardelijke verzoeken tot aanhouding
Nu de rechtbank de bedoelde onderdelen van het dossier niet bij het bewijs betrekt behoeven deze verzoeken geen nadere respons.
Conclusies ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de woningoverval
Verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij de woningoverval en wederrechtelijke vrijheidsberoving gepleegd op 16 april 2017 te [woonplaats] . De rechtbank komt op grond van genoemde bewijsmiddelen, tot een andere conclusie. De aanwezigheid van verdachte op de plaats delict en zijn actieve deelname aan de overval blijkt in de eerste plaats uit het DNA-bloedspoor afkomstig van slachtoffer [benadeelde partij 3] dat kort na de overval op de schoen van verdachte is aangetroffen. De betrokkenheid van verdachte wordt voorts ondersteund door het signalement verschaft door de aangevers dat in voldoende mate past bij verdachte, de telefonische contacten tussen verdachte en medeverdachten kort voor en na de overval en de herkenning van verdachte als degene die na de overval heeft gepind met een van de gestolen pinpassen. Het door verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario dat hij niet aanwezig was op de plaats delict en dat hij met niet nader genoemde vrienden
ofthuis
ofnabij zijn huis was wordt als onvoldoende onderbouwd en onaannemelijk terzijde geschoven.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt aan de hand van hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat (mede) door de gedragingen van de verdachte het letsel bij [benadeelde partij 1] is veroorzaakt, te weten een gescheurde bicepspees. Dit letsel was van dien aard dat een operatie noodzakelijk is gebleken terwijl, zoals uit de vordering benadeelde partij en de toelichting ter zitting volgt, thans nog geen zicht is op (volledig) herstel en [benadeelde partij 1] door het letsel gedurende (in elk geval) 6 maanden niet zijn normale beroepsbezigheden heeft kunnen verrichten.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat dit letsel naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt en komt daarmee tot een bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Op grond van al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 16 april 2017 samen met een of meer anderen een woningoverval heeft gepleegd, waarbij geweld is gebruikt tegen de slachtoffers, bestaande uit slaan en schoppen, slaan met een vuurwapen en een uitschuifbare metalen stok, waarbij [benadeelde partij 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen aan zijn arm. Bij de overval maakten verdachten gebruik van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. [benadeelde partij 1] is door verdachten tevens gedwongen tot de afgifte van zijn bankpassen en pincodes. Verdachte en zijn mededader hebben tijdens deze overval de slachtoffers vastgebonden met tie-wraps en tape en hen op deze manier ongeveer een uur wederrechtelijk van hun vrijheid beroofd.
Bewijsmiddelen ten aanzien van 16-659549-17 feit 1 [34]
Op 26 februari 2017 wordt aangifte gedaan van een woninginbraak aan de [adres] te [woonplaats] , gepleegd tussen 19 februari 2017 22:00 uur en 20 februari 2017 06:00 uur. Bij de woninginbraak zijn (o.a.) verschillende horloges weggenomen. [35]
Op 5 maart 2017 wordt aangifte gedaan van een woninginbraak aan de [adres] te [woonplaats] , gepleegd tussen 5 maart 2017 02:00 uur en 5 maart 2017 14:00 uur. Bij de woninginbraak is (o.a.) een horloge weggenomen. [36]
Op 18 april 2017 vindt een doorzoeking plaats in de woning van verdachte gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Verbalisanten treffen in de garagebox op een plank een doos aan. In deze doos zit een tas met daarop de naam [verdachte] . De tas was dichtgeknoopt. In de tas zaten verschillende horloges en een PDA. [37]
Verbalisanten tonen foto’s van de goederen, die zijn aangetroffen in de garagebox behorende bij de woning van verdachte aan benadeelden van een woninginbraak aan de [adres] te [woonplaats] en de [adres] te [woonplaats] . De benadeelden herkennen de horloges en de PDA, als de goederen bij hen zijn weggenomen. [38] / [39]
Bewijsoverweging ten aanzien van 16-659549-17 feit 1
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling. Er zijn in de garagebox, die hoort bij de woning van verdachte, (waardevolle) goederen aangetroffen. Deze goederen bleken van diefstal afkomstig te zijn. De goederen zaten in een dichtgeknoopt tasje met de naam van verdachte erop. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte de feitelijke beschikkingsmacht had over de goederen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat er horloges in de garagebox lagen onaannemelijk.
Gelet op de omstandigheden waaronder de (waardevolle) goederen zijn aangetroffen, namelijk weggestopt in een tasje op een plank in een garagebox, is de rechtbank van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de goederen van diefstal afkomstig waren.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van opzetheling, omdat er onvoldoende feiten en omstandigheden zijn waaruit de wetenschap van de criminele herkomst van de goederen kan worden afgeleid.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van 16/659509-17 feit 1:
hijop
of omstreeks16 april 2017 te Laren,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ), tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één
of meerhorloge
(s)en
/of één of meercontant
(e
)geldbedrag
(en
)en
/of één of meersiera
(a
)d
(en
)en
/ofeen Tech 21 en
/of één of meer(auto)sleutel
(s
) en/of een mobiele telefoon (merk Iphone)en
/of één of meerpin
)pas
(sen
),
in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde partij 2] en
/of[benadeelde partij 1] en
/of[benadeelde partij 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en
)dat hij, verdachte en
/ofzijn mededader
(s)
- voornoemde [benadeelde partij 2]
heeft/hebben vastgepakt en
/ofvastgegrepen bij
/omzijn nek,
in elk geval aan het lichaamen
/of (vervolgens
)een hand voor de mond van voornoemde [benadeelde partij 2]
heeft/hebben gedaan en
/of
- ( hierbij) op voornoemde [benadeelde partij 2] een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben gericht en
/ofgetoond en
/ofvoorgehouden en/
of
- ( vervolgens) daarbij
heeft/hebben geroepen dat hij, voornoemde [benadeelde partij 2] , de voordeur open moest doen en
/ofdoor moest lopen en
/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 2] naar binnen
heeft/hebben geduwd en
/of
- vervolgens voornoemde [benadeelde partij 2]
heeft/hebben vastgepakt en
/ofvastgehouden en
/of(vervolgens)
heeft/hebben vastgebonden met tie-wraps en
/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 2]
eenmaal ofmeermalen
heeft/hebben geschopt
en/of getrapttegen het been,
in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde partij 2]en/
of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 3]
eenmaal ofmeermalen met kracht met een
pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en
/ofmet de hand(en)
heeft/hebben geslagen en
/ofgestompt op het hoofd en
/ofin het gezicht,
in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde partij 3]en
/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 3] en
/of[benadeelde partij 1]
heeft/hebben vastgebonden met tie-wraps en
/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 1]
eenmaal ofmeermalen met kracht met een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en
/of een ploertendoder, althanseen uitschuifbare staaf
, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, en
/ofmet de hand(en)/vuist(en)
heeft/hebben geslagen en
/ofgestompt
op/tegen het hoofd en
/ofop de handen en
/of op/tegen de knie en
/of op/tegen de arm,
in elk geval tegen lichaam van [benadeelde partij 1], zulks terwijl het plegen van voormeld feit zwaar lichamelijk letsel voor [benadeelde partij 1] , te weten een gescheurde bicepspees,
althans armletsel, ten gevolge heeft
gehad en/
of
- ( vervolgens) tegen voornoemde [benadeelde partij 1]
heeft/hebben gezegd dat ze naar de kluis moesten gaan en
/ofvoornoemde [benadeelde partij 1]
heeft/hebben gedwongen de kluis te openen en
/of
- ( vervolgens) daarbij in de richting van voornoemde [benadeelde partij 1] een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben gehouden en
/ofgetoond en
/of
- (vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 1] heeft/hebben gedwongen één of meer (bank)pasje(s) en/of de daarbij behorende code(s) af te geven en/of
- ( vervolgens) de mond(en) van voornoemde [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 3] heeft/hebben dichtgeplakt met ducttape;
en
/of
hijop
of omstreeks16 april 2017 te Laren,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/
ofbedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en
/of één of meer(bank)pasje
(s
)en
/ofde daarbij behorende code
(s
),
in elk geval van enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/
ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en
)dat hij, verdachte en
/ofzijn mededader(s)
- voornoemde [benadeelde partij 1] heeft/hebben vastgebonden met tie-wraps en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 1]
eenmaal ofmeermalen met kracht met een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en
/of een ploertendoder, althanseen uitschuifbare staaf
, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp,en/
ofmet de hand(en)/vuist(en)
heeft/hebben geslagen en
/ofgestompt
op/tegen het hoofd en
/ofop de handen en
/of op/tegen de knie en/
of op/tegen de arm,
in elk geval tegen lichaam van [benadeelde partij 1] ,zulks terwijl het plegen van voormeid feit zwaar lichamelijk letsel voor [benadeelde partij 1] , te weten een gescheurde bicepspees,
althans armletsel, ten gevolge heeft
gehad en/
of
- (
-vervolgens) tegen voornoemde [benadeelde partij 1] heeft/hebben gezegd dat ze naar de kluis moesten gaan en
/ofvoornoemde [benadeelde partij 1] heeft/hebben gedwongen de kluis te openen en
/of
- ( vervolgens) daarbij in de richting van voornoemde [benadeelde partij 1] een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben gehouden en
/ofgetoond en
/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 1]
heeft/hebben gedwongen
één of meer(bank)pasje(s) en
/ofde daarbij behorende code(s) af te geven en
/of
- ( vervolgens) de mond van voornoemde [benadeelde partij 1] heeft/hebben dichtgeplakt met
ducttape;
Ten aanzien van 16/659509-17 feit 2:
hijop
of omstreeks16 april 2017 te
Laren, althans in het arrondissement Midden-Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen
, althans alleen,opzettelijk [benadeelde partij 2] en
/of[benadeelde partij 1] en
/of[benadeelde partij 3] wederrechtelijk van de vrijheid
heeft/hebben beroofd en
/ofberoofd gehouden, immers heeft
hij,verdachte, en
/ofzijn mededader
(s)opzettelijk wederrechtelijk
- voornoemde [benadeelde partij 2]
heeft/hebbenvastgepakt en
/ofvastgehouden en
/of(vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 2] en
/ofvoornoemde [benadeelde partij 3]
heeft/hebbengeduwd naar de slaapkamer en
/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 2] en
/of[benadeelde partij 3] en
/of[benadeelde partij 1]
heeft/hebbenvastgebonden met tie-wraps en
/of
- de mond(en) van voornoemde [benadeelde partij 1] en
/of[benadeelde partij 3] heeft/hebben dichtgeplakt met ducttape;
Ten aanzien van 16-659549-17 feit 1
in ofomstreeks de periode van 19 februari 2017 tot en met 18 april 2017, te Huizen,
althans in Nederland,
een of meergoederen, te weten
onder meereen PDA en
/of een of meerhorloges, heeft
verworven,voorhanden gehad,
en/of overgedragen,terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van
dit/deze goed
(eren
) wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het
(een)door misdrijf verkregen goed
(eren
)betrof;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16-659509-17 feit 1:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft
16-659509-17 feit 2
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd
16-659549-17 feit 1
schuldheling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 5 jaren, met aftrek van het voorarrest en
- de maatregel TBS met dwangverpleging.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd het vonnis dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de op te leggen straf het volgende aangevoerd.
De raadsvrouw verzoekt, gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte, conform artikel 77c Wetboek van Strafrecht toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. De reclassering adviseert dit in een rapport van 26 april 2017. De rapporteurs van de Pro Justitia rapportage adviseren het jeugdstrafrecht toe te passen. De raadsvrouw verzoekt echter aan verdachte niet de PIJ-maatregel op te leggen zoals de rapporteurs tevens adviseren, omdat in een JJI gedurende de ‘kale’ jeugddetentie ook ruimte is voor behandeling en verdachte bereid is hieraan mee te werken. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank tenslotte rekening te houden met het feit dat verdachte een first offender is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Het zwaartepunt van de zaak ligt bij de zeer gewelddadige, brute woningoverval, waarbij verdachte en zijn mededader gebruik hebben gemaakt van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en een uitschuifbare staaf (de rechtbank neemt aan: een ploertendoder). Zij hebben geld, sieraden en andere waardevolle goederen van de slachtoffers weggegenomen. Gedurende de woningoverval, waarbij verdachten op zoek waren naar geld en een Rolex, die de slachtoffers overigens niet bezaten, is buitengewoon fors geweld gebruikt. Dat geweld was niet alleen excessief maar ook volstrekt onnodig – de slachtoffers werkten immers mee. Het geweld heeft zich met name gericht tegen het minder weerbare, vrouwelijke slachtoffer [benadeelde partij 3] . Slachtoffer [benadeelde partij 1] is met de ploertendoder kennelijk zo hard en zo vaak op zijn arm geslagen dat hij daaraan zwaar lichamelijk letsel heeft overgehouden - letsel waarvan hij tot op de dag van vandaag last heeft en waardoor hij lange tijd niet in staat is geweest om (op volle kracht) te werken. De overval is op professionele, althans zeer berekenende, wijze voorbereid waarbij slachtoffer [benadeelde partij 2] uit huis is weggelokt naar een afspraak zodat de overvallers hem bij zijn thuiskomst bij het opendoen van de voordeur konden overlopen. De zoon des huizes is aldus ernstig misleid, door kennissen die hij meende te kunnen vertrouwen.
Tijdens de overval hebben verdachte en zijn mededader de drie slachtoffers ook van hun vrijheid beroofd gehouden door ze onder meer vast te binden met tie-wraps en de monden af te plakken met tape. De woningoverval heeft alles bij elkaar een uur geduurd. Hierbij hebben de daders (doods)bedreigingen geuit en de slachtoffers hebben daadwerkelijk voor hun leven gevreesd.
Dit alles heeft plaatsgevonden in de eigen woning van de slachtoffers, bij uitstek de plek waar zij zich veilig zouden moeten kunnen voelen. Uit de slachtofferverklaringen die door de slachtoffers ter zitting zijn voorgelezen blijkt dat zij tot op de dag vandaag de gevolgen van het geweld en de doodsbedreigingen ondervinden en dat zij zich nog altijd onveilig voelen en erg angstig zijn. Hun leven zal als gevolg van de gebeurtenissen op 16 april 2017 nooit meer hetzelfde zijn. Dat de gevolgen van een zodanig gewelddadige overval zeer ingrijpend en verstrekkend zijn moet, ook voor verdachte, grotendeels voorzienbaar zijn geweest. Verdachte heeft zich daaraan werkelijk niets gelegen gelaten en is, kennelijk louter uit platte hebzucht en een egoïstische behoefte aan spullen, tot dit misdrijf over gegaan. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 27 december 2017. Op zitting is besproken dat de op de documentatie vermelde openstaande zaken, niet tot een veroordeling hebben geleid. hieruit volgt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld. Dit legt echter, gelet op de ernst van het feit, maar weinig gewicht in de schaal. Verdachte liep ten tijde van het bewezenverklaarde feit wel in een toezicht. Dit heeft hem er niet van weerhouden onderhavige strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van reclasseringsrapportages over verdachte van 26 april 2017 (in een andere strafzaak) en van 16 augustus 2017. Tevens heeft de rechtbank kennisgenomen van een Pro Justitia rapport van 28 maart 2018, opgemaakt door M. Hulshof, GZ-psycholoog en B.G.J. Gunnewijk, kinder- en jeugdpsychiater, op grond van onderzoek gedurende een plaatsing op de ForCa observatieafdeling van FC Teylingereind. Hieruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de zin van een norm overschrijdende gedragsstoornis. Deze diagnose kunnen de rapporteurs echter niet volledig onderbouwen, omdat daarvoor nader onderzoek is vereist. Gelet op de weigerende houding van verdachte kunnen de rapporteurs ook niet zeggen in hoeverre de gebrekkige ontwikkeling van verdachte heeft doorgewerkt in het ten laste gelegde en kan geen advies worden gegeven over de mate van toerekenbaarheid. De rapporteurs adviseren het jeugdstrafrecht toe te passen en aan verdachte jeugddetentie en een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Verdachte heeft een nog niet geheel uitgerijpte persoonlijkheid en er zijn nog mogelijkheden om hem pedagogisch bij te sturen, aldus de deskundigen.
Toepassing geven aan het jeugdstrafrecht?
Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde meerderjarig. Dit betekent dat verdachte in beginsel volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De wet geeft de mogelijkheid om ten aanzien van jongvolwassenen die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit wel de leeftijd van achttien jaar, maar nog niet de leeftijd van drieëntwintig hebben bereikt toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Een en ander dient tegen elkaar te worden afgewogen.
De rechtbank ziet de ernst van de feiten en met name de brute manier waarop de woningoverval is gepleegd als zwaarwegende contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Ook in de professionele wijze waarop de overval is voorbereid ziet de rechtbank een contra-indicatie het jeugdstrafrecht toe te passen. Met betrekking tot de persoon van de verdachte let de rechtbank op de weigerende houding van verdachte ten aanzien van persoonlijkheidsonderzoeken. Ook betrekt de rechtbank de justitiële documentatie bij haar afweging. Tevens blijkt uit de Pro Justitia rapportage dat verdachte geen probleembesef heeft, geen zelfinzicht toont ten aanzien van zijn handelen en zich niet behandelbaar opstelt. Volgens de rapporteurs hebben eerdere interventies tot onvoldoende effect geleid vanwege de weigering en het zelfbepalende gedrag van verdachte en ook vanwege het ontbreken van medewerking van de ouders. Ook de proceshouding van verdachte, waarbij hij op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor de thans bewezenverklaarde feiten, ziet de rechtbank als een contra-indicatie voor succesvolle interventies binnen het jeugdstrafrecht. Uit de verklaring van de deskundige ter zitting leidt de rechtbank af dat verdachte mogelijk wel enigszins bege
leidbaar is, maar niet of nauwelijks be
handelbaar, terwijl dat laatste wel een vereiste is om met succes een behandeling te kunnen uitvoeren, waarbij het recidivegevaar kan worden terug gebracht. Het antwoord van verdachte tijdens de zitting op een vraag van zijn raadsvrouw dat hij wel wil meewerken aan een reguliere behandeling in een JJI heeft de rechtbank bepaald niet overtuigd en komt op de rechtbank berekenend en opportunistisch over. Ten slotte ademt het dossier naar het oordeel van de rechtbank een criminele levensstijl van verdachte en zijn mededaders.
Hoewel de rapporteurs aangeven dat de positieve indicaties zwaarder wegen, leggen de contra-indicaties in de ogen van de rechtbank aanzienlijk meer gewicht in de schaal en zal de rechtbank daarom het advies van de gedragsdeskundigen niet volgen. De rechtbank zal daarom geen toepassing geven aan het jeugdstrafrecht.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS in aanmerking genomen. Het landelijke oriëntatiepunt van het LOVS is voor een woningoverval met geweld een gevangenisstraf van 5 jaar. De omvang van de schade, het samenwerkingsverband, de professionele werkwijze, de wapens waarvan gebruik is gemaakt, de grenzenloosheid van het geweld, de manier waarop slachtoffer [benadeelde partij 3] is toegetakeld en het zwaar lichamelijk letsel dat [benadeelde partij 1] heeft bekomen zijn echter aanzienlijke strafverzwarende factoren die de rechtbank meeneemt bij het bepalen van de hoogte van de straf. De rechtbank heeft voorts als strafverzwarend meegewogen dat de overval midden in de nacht en in vereniging is gepleegd. Verdachte heeft de belangen van de slachtoffers op grove wijze ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen behoefte aan snel financieel gewin. Tevens heeft verdachte zich in een dezelfde periode schuldig gemaakt aan schuldheling van gestolen goederen.
De rechtbank is van oordeel dat in deze omstandigheden, zelfs gelet op de relatief jonge leeftijd van verdachte, alleen kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Naast vergelding voor deze strafbare feiten dient de maatschappij langere tijd tegen deze verdachte worden beschermd.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zeven (7) jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.
De rechtbank komt tot een andere strafoplegging dan de officier van justitie heeft gevorderd, met name waar het de gevorderde maatregel betreft. Daarbij speelt het volgende een rol. Hoewel de Pro-Justitia rapporteurs concluderen dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, hebben zij tegelijkertijd onvoldoende diagnostiek om deze conclusie volledig te onderbouwen. Daarbij komt dat, gelet op de weigerachtige houding van verdachte, geen mate van toerekenbaarheid kan worden vastgesteld. De rechtbank acht verder, gelet op de voorliggende rapportages die zijn gericht op toepassing van het jeugdstrafrecht en het daarbij behorende instrumentarium, onvoldoende onderbouwing aanwezig om over te gaan tot oplegging van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Het zou in dit geval te kort door de bocht zijn om met de informatie die over verdachte voorhanden is het onvoorwaardelijke PIJ-advies één op één over te nemen als een TBS advies. De rechtbank zal daarom aan verdachte geen terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opleggen.
Tot slot
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw de suggestie gewekt dat de politie de woningoverval ‘heeft laten gebeuren’ omdat uit het dossier volgt dat de medeverdachten, met name doordat er verschillende telefoontaps waren afgesloten, al in beeld waren bij de politie. Deze suggestie is in de ogen van de rechtbank ongepast en een misplaatste verschuiving van de verantwoordelijkheid voor dit vreselijke feit.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57, 282, 312, 317, 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BENADEELDE PARTIJEN

[benadeelde partij 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.390,-. Dit bedrag bestaat uit € 390,- materiële schade en € 10.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 16-659509-17 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten.
[benadeelde partij 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 24.706,43. Dit bedrag bestaat uit € 4706,43 materiële schade en € 20.000 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 16-659509-17 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten.
[benadeelde partij 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 349.628,01. Dit bedrag bestaat uit € 329.628,01 materiële schade en € 20.000 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 16-659509-17 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert gehele toewijzing van de vorderingen van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] , vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van [benadeelde partij 1] acht de officier van justitie toewijsbaar tot een bedrag van € 337.910,36, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak.
Subsidiair verzoekt de verdediging de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren omdat de vorderingen een onevenredige belasting vormen voor het strafproces.
Meer subsidiair voert de raadsvrouw aan dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ten aanzien van de immateriële schade niet is onderbouwd en daarom met betrekking tot dat deel moet worden afgewezen. Geheel subsidiair verzoekt de raadsvrouw de immateriële schade aanzienlijk te matigen tot een bedrag van € 1.000,-.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] verzoekt de raadsvrouw de immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 3.000,- en de kosten voor behandelingen in 2018 en het opmaken van een behandelrapport niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze niet zijn onderbouwd.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] verzoekt de raadsvrouw de immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 2.500,-. De kosten van het verlies van arbeidsvermogen en toekomstig arbeidsvermogen moeten niet-ontvankelijk worden verklaard omdat de vordering ten aanzien van dat deel te complex is en daarom een onevenredige belasting oplevert voor het strafproces. Geheel subsidiair voert de raadsvrouw aan dat onzekere toekomstige kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. De kosten voor herstel en beveiliging van het huis zijn geen rechtstreekse schade en moeten daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De meerwaarde van het horloge en de reiskosten zijn niet onderbouwd en kunnen niet worden toegewezen. De kosten voor het opvragen van uitzendingen van Opsporing Verzocht is geen rechtstreekse schade en kan niet worden toegewezen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De schade voor zover die betrekking heeft op de materiele schadeposten: kosten psycholoog en gestolen geld, ter hoogte van in totaal € 290 komt voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd en staan in rechtstreeks verband tot de gepleegde strafbare feiten.
Voor het bepalen van de immateriële schade heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij wat in soortgelijke zaken aan immateriële schade is toegewezen. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade matigen tot een bedrag van € 4.000,-.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van
€ 4.290,-toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 april 2017 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het niet toegewezen deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.290,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 april 2017 tot de dag van volledige betaling Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 51 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De schade voor zover die betrekking heeft op de materiele schadeposten: verlies eigen risico en tandarts, kosten reflextherapie, kosten psycholoog (reeds gemaakt), kosten opstellen behandelrapport, kosten psycholoog 2018, waarde geroofde en beschadigde goederen, reiskosten en operatie onderoogleden, ter hoogte van in totaal € 24.706,43
[noot: bij herstelvonnis d.d. 26 april 2018 gewijzigd in € 4.706,43] komt voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd en staan in rechtstreeks verband tot de gepleegde strafbare feiten.
Voor het bepalen van de immateriële schade heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij wat in soortgelijke zaken aan immateriële schade is toegewezen. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade matigen tot een bedrag van € 7.500.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van
€ 32.206,43[
noot: bij herstelvonnis d.d. 26 april 2018 gewijzigd in € 12.206,43] toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 april 2017 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het niet toegewezen deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde partij 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 32.206,43[
noot: bij herstelvonnis d.d. 26 april 2018 gewijzigd in € 12.206,43] te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 april 2017 tot de dag van volledige betaling Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 196 dagen hechtenis, [
noot: bij herstelvonnis d.d. 26 april 2018 gewijzigd in 96 dagen hechtenis] waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] .
De schade voor zover die betrekking heeft op de materiele schadeposten: verlies eigen risico, psychische begeleiding, gestolen contant geld, reiskosten en kosten opstellen deskundigenrapport [deskundige] ter hoogte van in totaal € 6.140,- komt voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd en staan in rechtstreeks verband tot de gepleegde strafbare feiten.
De schade voor zover die betrekking heeft op het verlies van arbeidsvermogen van april 2017 tot en met oktober 2017 komt ook voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal hierop wel het reeds door de verzekering uitgekeerde bedrag in mindering brengen. De rechtbank zal deze schadepost daarom toewijzen tot een bedrag van € 24.426,-.
De rechtbank is van oordeel dat de schadepost beveiligingskosten deels als rechtstreekse schade dient te worden toegewezen, gelet op de impact van de woningoverval op de slachtoffers. Bij de begroting van de schade zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid, mede omdat niet te overzien is of alle onderdelen van de kennelijk aangeschafte state-of-the-art alarminstallatie redelijkerwijs noodzakelijk zijn. Deze post zal worden toegewezen tot een bedrag van € 10.000,-
Voor het schatten van de immateriële schade heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij wat in soortgelijke zaken aan immateriële schade is toegewezen. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade matigen tot een bedrag van € 7.500.
Gelet op voorgaande zal de rechtbank de vordering tot het bedrag van
€ 48.066,-toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 april 2017 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen.
De vordering van de benadeelde partij is met name voor het deel waar het betrekking heeft op het toekomstig verlies van arbeidsvermogen, maar ook wat betreft de resterende beveiligingskosten en toekomstige rapportages, omvangrijk en complex.
De behandeling van de vordering levert voor deze onderdelen een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het niet toegewezen deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij deze bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 48.066,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 april 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 275 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 16-659509-17 feit 1, feit 2 en 16-659549-17 feit 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 7 (zeven) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde partij 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2017 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [benadeelde partij 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat € 4.290,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2017 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 61 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde partij 3]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van € 32.206,43
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde partij 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2017 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [benadeelde partij 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 3] aan de Staat € 32.206,43 [
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde partij 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2017 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [benadeelde partij 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat € 48.066,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2017 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 286 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ferschtman, voorzitter, mrs. W.S. Ludwig en H.J. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Antonides, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 april 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/659509-17
1.
hij op of omstreeks 16 april 2017 te Laren, althans in liet arrondissement
Midden-Nederland, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een
woning (gelegen aan de [adres] ), tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeéigening heeft weggenomen één of meer horloge(s) en/of één of meer
contant(e) geldbedrag(en) en/of één of meer siera(a)d(en) en/of een Tech 21
en/of één of meer (auto)sleutel(s) en/of een mobiele telefoon (merk Iphone)
en/of één of meer fpin)pas(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) , welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde partij 2] en/of
[benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 3] , gepleegd met liet oogmerk om die diefstal voor
te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad
aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [benadeelde partij 2] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgegrepen bij/om
zijn nek, in elk geval aan het lichaam en/of (vervolgens) een hand voor de
mond van voornoemde [benadeelde partij 2] heeft/hebben gedaan en/of
- ( hierbij) op voornoemde [benadeelde partij 2] een pistool, in elk geval een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht en/of getoond en/of
voorgehouden en/of
- ( vervolgens) daarbij heeft/hebben geroepen dat hij, voornoemde [benadeelde partij 2] , de
voordeur open moest doen en/of door moest lopen en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 2] naar binnen heeft/hebben geduwd en/of
-vervolgens voornoemde [benadeelde partij 2] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden
en/of (vervolgens) heeft/hebben vastgebonden met tie-wraps en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 2] eenmaal of meermalen heeft/hebben geschopt
en/of getrapt tegen het been, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde
[benadeelde partij 2] en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 3] eenmaal of meermalen met kracht met een
pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of met de
hand(en) heeft/hebben geslagen en/of gestompt op het hoofd en/of in het
gezicht, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde partij 3] en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 1] heeft/hebben
vastgebonden met tie-wraps en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 1] eenmaal of meermalen met kracht met een
pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een
ploertendoder, althans een uitschuifbare staaf, in elk geval een hard en/of
zwaar voorwerp, en/of met de hand(en)/vuist(en) heeft/hebben geslagen en/of
gestompt op/tegen het hoofd en/of op de handen en/of op/tegen de knie en/of
op/tegen de arm, in elk geval tegen lichaam van [benadeelde partij 1] , zulks terwijl
het plegen van voormeid feit zwaar lichamelijk letsel voor [benadeelde partij 1] , te
weten een gescheurde bicepspees, althans armletsel, ten gevolge heeft
gehad en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde [benadeelde partij 1] heeft/hebben gezegd dat ze naar
de kluis moesten gaan en/of voornoemde [benadeelde partij 1] heeft/hebben gedwongen de
kluis te openen en/of
- ( vervolgens) daarbij in de richting van voornoemde [benadeelde partij 1] een pistool,
in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gehouden
en/of getoond en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 1] heeft/hebben gedwongen één of meer
(bank)pasje(s) en/of de daarbij behorende code(s) af te geven en/of
- ( vervolgens) de mond(en) van voornoemde [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 3]
heeft/hebben dichtgeplakt met duct tape;
en/of
hij op of omstreeks 16 april 2017 te Laren, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft
gedwongen tot de afgifte van geld en/of één of meer (bank)pasje(s) en/of de
daarbij behorende code(s), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [benadeelde partij 1] heeft/hebben vastgebonden met tie-wraps en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 1] eenmaal of meermalen met kracht met een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een
ploertendoder, althans een uitschuifbare staaf, in elk geval een hard en/of
zwaar voorwerp, en/of met de hand(en)/vuist(en) heeft/hebben geslagen en/of
gestompt op/tegen het hoofd en/of op de handen en/of op/tegen de knie en/of
op/tegen de arm, in elk geval tegen lichaam van [benadeelde partij 1] , zulks terwijl
het plegen van voormeid feit zwaar lichamelijk letsel voor [benadeelde partij 1] , te
weten een gescheurde bicepspees, althans armletsel, ten gevolge heeft
gehad en/of- (vervolgens) tegen voornoemde [benadeelde partij 1] heeft/hebben gezegd dat ze naar de
kluis moesten gaan en/of voornoemde [benadeelde partij 1] heeft/hebben gedwongen de kluis te
openen en/of
- ( vervolgens) daarbij in de richting van voornoemde [benadeelde partij 1] een pistool, in
elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gehouden en/of
getoond en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 1] heeft/hebben gedwongen één of meer
(bank)pasje(s) en/of de daarbij behorende code(s) af te geven en/of
- ( vervolgens) de mond van voornoemde [benadeelde partij 1] heeft/hebben dichtgeplakt met
duct tape;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 16 april 2017 te Laren, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 3]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk
wederrechtelijk
- voornoemde [benadeelde partij 2] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
(vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 2] en/of voornoemde [benadeelde partij 3]
heeft/hebben geduwd naar de slaapkamer en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 1]
heeft/hebben vastgebonden met tie-wraps en/of
- de mond(en) van voornoemde [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 3] heeft/hebben
dichtgeplakt met duct tape;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
16-659549-17
hij, in of omstreeks de periode van 19 februari 2017 tot en met 18 april 2017,
te Huizen, althans in Nederland, een of meer goederen, te weten onder meer
een PDA en/of een of meer horloges, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of
overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 417 bis lid 1 sub a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van overname beslag, opgemaakt door politie Midden-Nederland p. 52, als bijlage opgenomen in het dossier MD1R017026 [naam] 2017113684.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn opgenomen in los aangeleverde delen en vormen samen het einddossier van het onderzoek [naam] , genummerd MD1R017026 [naam] 2017113684, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 662. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 2] , pagina 6-9.
4.een proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde partij 2] , pagina 14-18
5.een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 1] , pagina 20-22.
6.een proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde partij 1] , pagina 27-31.
7.een proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde partij 1] , pagina 95.
8.een geschrift, inhoudende een medische verklaring, opgemaakt door dhr. A. Kievit, Arts-assistent Orthopedie, namens Dhr. R. Riedijk Orthopedisch chirurg, pagina, 99.
9.een proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde partij 3] , p. 33-34
10.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 35-36
11.fotobijlage bij een proces-verbaal, pagina 38-40
12.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 101 en foto 1-13 in de bijlage, pagina 109-115
13.een proces-verbaal van bevindingen pagina 238
14.een kennisgeving van inbeslagneming, pagina 241
15.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 263-265
16.uitwerking tapgesprek, pagina 267
17.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 266
18.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 270
19.CIOT, pagina 272
20.uitwerking tapgesprek, pagina 268
21.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 263-265
22.een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal, pagina 85-86. Dit proces-verbaal is als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 december 2017 genummerd 2017113684 (onderzoek [naam] ) opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 517.
23.een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 120-121
24.een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 631
25.een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 636
26.een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 638
27.een proces-verbaal van relaas van onderzoek pagina 4
28.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 46-47 en bijlage 1 op pagina 48.
29.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 50-51.
30.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 283.
31.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 165-166.
32.een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 187-186.
33.proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 11 december 2017.
34.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 april 2017 genummerd 2017115405 (onderzoek 14Pelikaan) opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 153. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
35.een proces-verbaal van aangifte van [C] , namens [D] , pagina 91
36.een proces-verbaal van aangifte van [E] , namens [F] pagina 147
37.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 30
38.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 77
39.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 96