Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het proces-verbaal van de zitting van 9 maart 2018;
- een e-mailbericht van 4 april 2018 van mr. M.P.J. Appelman namens [A] ;
- een schriftelijke reactie van 21 maart 2018 van mr. V.M.M. van Amstel.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 20 april 2018, heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. V.M.M. van Amstel, de behandelend rechter in een aantal familiezaken. Het wrakingsverzoek is gebaseerd op de stelling dat de rechter vooringenomen zou zijn, omdat zij tijdens een eerdere zitting op 9 maart 2018 opmerkingen heeft gemaakt over verhuizingen in het algemeen, die volgens verzoekster een oordeel over haar zaak zouden impliceren. De wrakingskamer heeft de procedure op 6 april 2018 achter gesloten deuren behandeld, waarbij verzoekster en haar advocaat, mr. G.H. Zijlstra, aanwezig waren. De rechter heeft in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat haar opmerkingen niet bedoeld waren om een oordeel te vellen over de specifieke zaak van verzoekster, maar om een algemeen punt te maken over de complicaties van verhuizingen in familiezaken. De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van vooringenomenheid. Ze concludeerde dat de opmerkingen van de rechter in een andere zaak niet zonder meer kunnen worden toegepast op de zaak van verzoekster. De wrakingskamer oordeelde dat er onvoldoende grond was voor een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid en verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond. De behandeling van de aan verzoekster gerelateerde zaken zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden op het moment van de schorsing.