3.3Vastgestelde feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt, op basis van wat door partijen over en weer is aangevoerd (en niet is weersproken), in de zaak tegen verdachte, chronologisch gezien, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Rechtspersoon [bedrijf 2]
Vanaf november 2011 tot en met december 2012 heeft een strafrechtelijk onderzoek plaatsgevonden tegen [bedrijf 2] . Dit onderzoek is in december 2012 geëindigd in een transactie tussen [bedrijf 2] en het Openbaar Ministerie. Deze transactie had betrekking op betalingen aan buitenlandse agenten in de periode 1996 tot en met 2003, zo blijkt uit het persbericht van het Openbaar Ministerie van 21 december 2012.
Bestuurders [bedrijf 2]
Kort na deze transactie, rond begin 2013, zijn de strafzaken van verschillende bestuurders van [bedrijf 2] , die volgens het Openbaar Ministerie betrokken waren bij de hiervoor genoemde betalingen, (onvoorwaardelijk) geseponeerd. De reden om deze strafzaken te seponeren was volgens het Openbaar Ministerie gelegen in het feit dat de rechtspersoon ( [bedrijf 2] ) werd vervolgd (de rechtbank begrijpt uit voornoemd persbericht: de zaak tegen de rechtspersoon was getransigeerd). Het Openbaar Ministerie besloot twee bestuurders van [bedrijf 2] wel strafrechtelijk te vervolgen, omdat zij volgens het Openbaar Ministerie persoonlijk voordeel hebben genoten uit de betalingen aan de buitenlandse agenten.
Transactietraject accountants [bedrijf 1]
Na deze afdoening van de zaken tegen [bedrijf 2] en haar bestuurders, is door de FIOD nader onderzoek ingesteld naar de betrokkenheid van [bedrijf 1] en de accountants van [bedrijf 1] (deelonderzoek “Taurus”). Op 19 maart 2013 wordt door de FIOD een proces-verbaal opgemaakt waarin het redelijk vermoeden van schuld jegens de drie accountants, onder wie verdachte, wordt uitgewerkt.
In juni 2013 wordt door de verdediging van verdachte een verzoek ingediend bij het Openbaar Ministerie om de zaak tegen verdachte te seponeren. Op 5 augustus 2013 laat het Openbaar Ministerie de verdediging weten dat zij graag bereid is tot onderhoud en zij de verdediging zal berichten wanneer zij hier klaar voor is. In de periode na dit verzoek laat het Openbaar Ministerie de verdediging weten dat er nog interne afstemming moet plaatsvinden over de afdoening van de zaak.
Op 28 november 2013 neemt het Openbaar Ministerie contact op met de verdediging van verdachte en wordt er een gesprek gepland op 29 november 2013. In het gesprek op 29 november 2013 wordt door het Openbaar Ministerie meegedeeld dat zij ruimte zien om de zaken van de accountants buitengerechtelijk af te doen, namelijk in de vorm van een transactie. In de periode van 29 november 2013 tot 13 december 2013 vinden vervolgens verschillende gesprekken plaats tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging. Daarin wordt onder meer duidelijk gemaakt dat het Openbaar Ministerie ook de zaak van [bedrijf 1] wil transigeren, maar dat dit alleen door kan gaan als ook de natuurlijke personen instemmen met een transactie.
Aan het begin van het traject en ook op 13, 19 en 20 december 2013 hebben de zaaksofficieren van justitie er op gewezen dat overeenstemming met hen nog niet betekent dat de transactie ‘rond’ is.
Op 18 december 2013 wordt aan de verdediging een vaststellingsovereenkomst en een definitieve versie van het persbericht toegestuurd. Het Openbaar Ministerie merkt hierbij op: “(…) Wat ons betreft is dit het. In verband met de verdere stappen die gezet moeten worden vernemen wij graag per omgaande uw bevestiging dat wij een en ander kunnen finaliseren.” In de vaststellingsovereenkomst is (onder meer) opgenomen dat het overeengekomen bedrag zal worden overgemaakt op de dag dat de overeenkomst wordt ondertekend. De verdediging laat vervolgens het Openbaar Ministerie weten dat zij akkoord is met het transactievoorstel.
Het Openbaar Ministerie merkt in een e-mail van 20 december 2013 het volgende op: “Evenzeer bestaat de mogelijkheid dat de beslissing wordt uitgesteld, of dat er niet wordt ingestemd met transigeren.” Verder wordt verzocht het geld zo spoedig mogelijk over te maken naar de derdengeldrekening van de landsadvocaat “gelet op de mogelijkheid dat vandaag met de transactie kan worden ingestemd” en wordt meegedeeld: “Mocht de Staat niet instemmen met de transactie dan zal het bedrag vanzelfsprekend (…) naar uw cliënt worden teruggestort”.
Transactie [bedrijf 1] – verdere vervolging accountants [bedrijf 1]
Op 23 december 2013 ontvangt de verdediging het bericht dat er “binnen de lijn” geen toestemming is verkregen om de transactie aan verdachte voor te leggen. Het betaalde transactiebedrag wordt daarop door het Openbaar Ministerie teruggestort.
Op 30 december 2013 publiceert het Openbaar Ministerie een persbericht met als titel: “ [bedrijf 1] treft schikking voor haar rol bij het verhullen van betalingen aan buitenlandse agenten”. Verder wordt in dit bericht het volgende opgemerkt:
“In dit onderzoek [naar [bedrijf 1] en drie voormalige accountants van dat bedrijf] is naar het oordeel van het OM gebleken dat de door [bedrijf 1] verrichte accountantscontrole bewust is uitgevoerd op een wijze die mede mogelijk heeft gemaakt dat betalingen van [bedrijf 2] aan buitenlandse agenten en de daarbij horende schaduwadministratie werden verhuld. [bedrijf 1] heeft de signalen die het daarover kreeg onvoldoende opgepakt. Binnen [bedrijf 1] was destijds onvoldoende aandacht voor de naleving van de zorgvuldigheids- en integriteitseisen.
Het OM acht de accountantscontroles rondom deze betalingen aan buitenlandse agenten zonder meer verwijtbaar ontoereikend. Gelet op de sleutelpositie van de accountant in het stelsel van financiële verantwoording acht het OM dit ernstige strafbare feiten.
[bedrijf 1] betreurt de gang van zaken rondom de controles van [bedrijf 2] en heeft aangegeven deze ten sterkste af te keuren. [bedrijf 1] heeft meegewerkt aan het onderzoek en volledige openheid van zaken gegeven. Het gaat om oude feiten, terwijl de verantwoordelijken niet meer bij [bedrijf 1] werkzaam zijn en de onderneming lering heeft getrokken uit deze zaak en maatregelen heeft genomen.”
Over de drie (voormalige) accountants van [bedrijf 1] wordt opgemerkt dat het (strafrechtelijk) onderzoek tegen hen wordt voortgezet.
Verdere verloop van de procedure
In september 2015 is het eindproces-verbaal in het onderzoek Taurus gereed en aan de verdediging verstrekt. Vervolgens wordt eind 2015 een concept-tenlastelegging aan de verdediging verstrekt. Vanaf begin 2016 vinden bij de rechter-commissaris verschillende getuigenverhoren plaats.
Op 18 november 2016 wordt door de verdediging het verzoek gedaan tot het horen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . De verdediging wil deze getuigen horen over het feit dat het transactietraject uiteindelijk geen doorgang kon vinden. Het Openbaar Ministerie reageert op deze verzoeken in een brief van 25 november 2016. Daarin stelt zij dat de vervolgingsbeslissing ter zitting zo nodig aan de rechter zal worden toegelicht. Het doet, volgens het Openbaar Ministerie, niet ter zake of elk onderdeel van die
vervolgingsbeslissing van te voren al zo was bedacht en onderschreven door de zaaksofficieren of door anderen binnen of buiten het Openbaar Ministerie. Als toelichting waarom uiteindelijk toch tot vervolging is overgegaan, wordt het volgende opgemerkt:
“Het OM vindt dat deze zaak moet worden vervolgd vanwege de grote persoonlijke verantwoordelijkheid die deze drie accountants destijds als tekenend partner voor de controle van de jaarrekening en de goedkeurende verklaring hadden. Accountants hadden en hebben een maatschappelijke verantwoordelijkheid naar de gebruikers van de jaarrekening die niet identiek is aan de verantwoordelijkheid van de leiding van het bedrijf.
Het maatschappelijk belang van het vertrouwen dat in accountants dient te worden gesteld rechtvaardigt dat de rol van juist de accountants in deze kwestie, en de vragen die die rol met zich brengt, aan de rechter worden voorgelegd.”
In een tweede reactie van het Openbaar Ministerie van 23 februari 2017 wordt de reden om tot verdere vervolging over te gaan als volgt nader uitgewerkt (pagina 7 en 8 van 19):
“De accountant was -en is- een poortwachter. Met de specifieke opdracht om de jaarrekening te controleren en daarnaast aandacht te besteden aan een aantal expliciet geformuleerde onderwerpen. Zoals het persbericht al noemde, een sleutelpositie in het stelsel van financiële verantwoording. Hij verricht zijn controle niet alleen ten behoeve van de onderneming, maar voor alle gebruikers van de jaarrekening. Het is van belang dat marktpartijen bij het nemen van financiële, maar ook niet-financiële beslissingen kunnen vertrouwen op het door ondernemingen gepresenteerde beeld van de (financiële) positie van die onderneming. Een maatschappelijke functie en taak, derhalve. Accountant was en is een vrij beroep, met een bijbehorende opleiding die een aantal jaren beslaat en met een eigen tuchtrecht. Bovendien was indertijd de normadressaat van alle regels en richtlijnen de Registeraccountant in persoon. Dat is overigens nu nog voor een belangrijk deel het geval. Dit alles maakt de positie en de persoonlijke verantwoordelijkheid van een accountant wezenlijk anders dan die van een bestuurder van een onderneming. Een bestuurder van een onderneming handelt namens en voor die onderneming, een accountant werkt op persoonlijke titel en met een maatschappelijke taak. Zijn verhouding tot het accountant kantoor was daarnaast, zeker in die tijd, een volstrekt andere dan die van een directeur tot diens beursgenoteerde onderneming. Een directeur is in dienst, een accountant is een partner. De goedkeurende verklaringen bij de jaarrekeningen van [bedrijf 2] zijn afgegeven door deze verdachten, de verantwoordelijke partners. In die goedkeurende verklaringen stond dat de jaarrekening een getrouw beeld gaf en dat de controle had plaatsgevonden conform de in Nederland algemeen aanvaarde regels (overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen).”
Nadat het onderzoek door de rechter-commissaris is afgerond, heeft op 30 november 2017 een (besloten) raadkamerzitting plaatsgevonden. Vervolgens heeft de eerste openbare terechtzitting plaatsgevonden op 27 maart 2018.