Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
Zoals uit het navolgende zal blijken, acht de rechtbank de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging. Om herhaling te voorkomen heeft de rechtbank ervoor gekozen deze verweren van de raadsvrouw pas te bespreken in paragraaf 6 van dit vonnis, na de waardering van het bewijs.
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Deze vrijheden zijn namelijk niet absoluut en kunnen op grond van het tweede lid worden beperkt, mits bij wet voorzien en noodzakelijk in een democratische samenleving met het oog op – onder meer – het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten of met het oog op de bescherming van de rechten en vrijheden van een ander.
De beperking is in het onderhavige geval bij wet voorzien, nu verdachte is aangehouden en vervolgd voor het medeplegen van kraken, strafbaar gesteld in de artikelen 47 juncto 138a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
De inbreuk op artikelen 10 en 11 van het EVRM kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als noodzakelijk in een democratische samenleving met het oog op het beëindigen van een strafbaar feit, welk strafbaar feit als doel heeft om het eigendomsrecht van de eigenaar van een leegstand pand te beschermen. De vergelijking van de raadsvrouw met jurisprudentie van het EHRM, waarbij betogingen gepaard gingen met strafbare feiten, gaat mank. De door verdachte gekozen uitingsvorm van de demonstratie, te weten het wederrechtelijk betreden van de [object] , zijnde privébezit, gaat niet gepaard met het strafbare feit, maar is in dit geval het strafbare feit zelf. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de beperking die werd gesteld proportioneel was ten aanzien van het nagestreefde doel, nu de politie slechts een einde heeft gemaakt aan het strafbare feit en niet aan de demonstratie. De politieagenten hebben de demonstranten met hun spandoeken voor de [object] immers ongemoeid gelaten. Gelet op het voorgaande hebben verdachte en haar medeverdachten de grens van het toelaatbare overschreden en het vreedzame karakter van de demonstratie aangetast. Daar komt nog bij dat verdachte, net als de andere demonstranten, de mogelijkheid had om haar boodschap voor het voetlicht te brengen zonder over te gaan tot het plegen van strafbare feiten.
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 maart 2018, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Voorts acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie geëist, niet passend, nu verdachte niet eerder is veroordeeld voor kraken en geen sprake is van ernstige schade aan het gekraakte pand.