Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verdere verloop van de procedure
- de tussenbeschikking van 14 juni 2017, waarbij een bewijsopdracht aan [verweerster] is gegeven;
- de akte bewijslevering van [verweerster] van 12 juli 2017;
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor aan de zijde van [verweerster] van 15 september 2017;
- de conclusie na enquête van [verzoeker] van 18 oktober 2017;
- de conclusie na enquête van [verweerster] van 15 november 2017.
2.De verdere beoordeling van beide verzoeken
"slechts"ging om asbest van risicoklasse 1, maar ook dat kan hem niet helpen. Ook hier geldt dat hij een ruimte pas mag vrijgeven indien deze geen zichtbare asbestdeeltjes meer bevat, en voorts blijkt uit het door [verzoeker] ingevulde certificaat dat het gaat om risicoklasse 2.
"zonder dat hierbij een wettelijke instantie wordt betrokken", en dat zij hem daarom niet op staande voet had mogen ontslaan. De kantonrechter gaat hieraan voorbij. Het had op de weg van [verzoeker] gelegen hiervan concrete voorbeelden te geven, nu [verweerster] zich onder verwijzing naar door haar overgelegde stukken erop beroept dat zij [verzoeker] diverse waarschuwingen heeft gegeven met betrekking tot de inhoud van zijn werkzaamheden, en nu artikel 3 van de Arbeidsvoorwaardenregeling bepaalt dat de werknemer zich ervan bewust is
"dat schending van de veiligheidsvoorschriften daarom in beginsel altijd reden is voor ontslag op staande voet".