ECLI:NL:RBMNE:2018:1531

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
C/16/456499 / HA RK 18/87
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Griffierecht en verzet door bewindvoerder namens onder bewind gestelde persoon

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 april 2018 een beschikking gegeven in een geschil over het griffierecht dat door een bewindvoerder, een besloten vennootschap, is betaald voor een onder bewind gestelde persoon. De bewindvoerder heeft op 7 maart 2018 een verzoekschrift ingediend ter griffie, waarin zij in verzet gaat tegen het door de griffier in rekening gebrachte griffierecht van € 952,00. Dit griffierecht was betaald op 28 februari 2018, en het verzoekschrift is binnen de termijn van één maand na deze betaling ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht ten onrechte is geheven voor een niet-natuurlijke persoon, aangezien de bewindvoerder handelt in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de onder bewind gestelde, mevrouw [A]. De griffier heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de vordering is ingediend door een niet-natuurlijke persoon, deze vordering namens de onder bewind gestelde is ingediend. Daarom is de bewindvoerder, [verzoekster] B.V., het griffierecht voor natuurlijke personen verschuldigd.

De rechtbank heeft besloten dat het griffierecht voor onvermogenden, dat op € 79,00 is vastgesteld, van toepassing is. Dit leidt tot de conclusie dat het teveel in rekening gebrachte griffierecht van € 873,00 aan de verzoekster moet worden geretourneerd. De rechtbank verklaart het verzet gegrond en draagt de griffier op om het bedrag van € 873,00 aan de verzoekster te retourneren. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. A.J. Reitsma op 11 april 2018.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
Rekestnummer: C/16/456499 / HA RK 18/87
Beschikking van 11 april 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestiginsplaats] ,
handelend in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van mevrouw [A] ,
verzoekster,
advocaat: mr. C.G.A. Mattheussens
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de griffier van de rechtbank,
zetelend te Utrecht,
verweerder.
Partijen zullen hierna ook de verzoekster en de griffier genoemd worden.

1.De beoordeling

1.1.
Verzoekster heeft op 7 maart 2018 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend. Bij dat verzoekschrift komt verzoekster overeenkomstig artikel 29 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) in verzet tegen het door de griffier in rekening gebrachte griffierecht in de procedure met kenmerknummer 6677355 UC EXPL 18-1978 (hierna te noemen ‘de dagvaardingsprocedure’).
1.2.
De rechtbank constateert dat het geheven griffierecht van € 952,00 op 28 februari 2018 door verzoekster is betaald. Het verzoekschrift van 7 maart 2018 is derhalve binnen de daartoe van toepassing zijnde termijn van één maand na betaling van het griffierecht ingediend.
1.3.
Verzoekster stelt met betrekking tot de verschuldigdheid van het griffierecht het volgende. Verzoekster is van oordeel dat ten onrechte het griffierecht behorende bij een niet-natuurlijke persoon is geheven. [verzoekster] B.V. is weliswaar een ven-nootschap (niet-natuurlijke persoon) doch zij handelt, zoals in de dagvaarding is omschre-ven, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van mevrouw [A] .
1.4.
De griffier heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
1.5.
De rechtbank stelt vast dat de vordering in de dagvaardingsprocedure weliswaar is ingediend door een niet-natuurlijke persoon, maar dat deze vordering is ingediend namens de onder bewind gestelde [A] . Aangezien het te betalen griffierecht zal worden door-belast aan de onder bewind gestelde, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat [verzoekster] B.V. het griffierecht voor natuurlijke personen verschuldigd is. Nu voorts een toevoeging is overgelegd, zal het griffierecht voor onvermogenden ten bedrage van
€ 79,00 worden geheven.
1.6.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de rechtbank het verzet gegrond zal verklaren en de griffier zal opdragen om een bedrag van € 873,00 (€ 952,00 -/- € 79,00) aan verzoekster te retourneren.

2.De beslissing

De rechtbank
2.1.
verklaart het verzet gegrond;
2.2.
draagt de griffier van deze rechtbank op om het teveel in rekening gebrachte griffierecht ten bedrage van € 873,00 aan verzoekster te retourneren.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. Reitsma en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2018.