ECLI:NL:RBMNE:2018:1524

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
16/705390-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vader en dochter voor drugs- en wapenbezit met aanzienlijke hoeveelheden en voorbereidingshandelingen voor de productie en handel in synthetische drugs

Op 17 april 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 57-jarige man uit Rotterdam en zijn 26-jarige dochter uit IJsselstein. Beide zijn veroordeeld voor het bezit van aanzienlijke hoeveelheden drugs, waaronder 77.000 tabletten Diazepam en bijna 4.850 MDMA-pillen, evenals voor het bezit van wapens. De man kreeg een gevangenisstraf van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, terwijl zijn dochter een celstraf van 12 maanden kreeg, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de man en zijn dochter zich schuldig hebben gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie en handel in drugs, waarbij zij onder andere machines, grondstoffen en versnijdingsmiddelen in hun bezit hadden. De rechtbank vond de verklaring van de man dat hij de MDMA-pillen moest testen voor anderen ongeloofwaardig, gezien de hoeveelheid die in zijn bezit was. Daarnaast werd vastgesteld dat de man misbruik had gemaakt van de merknaam Sandoz door de Diazepam-pillen met deze naam te verhandelen. De rechtbank oordeelde dat de man en zijn dochter ook verantwoordelijk waren voor het voorhanden hebben van verschillende wapens, waaronder pistolen en stroomstootwapens. De rechtbank legde hen ook een schadevergoeding op aan de Staat voor de opbrengsten van hun criminele activiteiten, die in totaal meer dan 200.000 euro bedroegen. De uitspraak is een duidelijke boodschap dat de rechtbank streng optreedt tegen drugshandel en wapenbezit, vooral wanneer het gaat om georganiseerde criminaliteit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/705390-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 april 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
postadres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 november 2016, 24 januari 2017, 25 april 2017, 1 juni 2017, 24 oktober 2017 en 13 maart 2018. De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 maart 2018. Het onderzoek in de zaak is gesloten op 3 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E.M. van der Burg en van hetgeen verdachte en mr. B.J. de Pree, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de terechtzittingen van 24 oktober 2017 en 13 maart 2018 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt, kort en feitelijk weergegeven, neer op het volgende:

1. medeplegen van het voorhanden hebben van een pistool (Browning) en munitie (559 patronen) op 5 april 2016 te Rotterdam/IJsselstein;

2. Primair: medeplegen van bedrog met handelsnaam of merk op een of meer tijdstippen in de periode van 1 maart 2016 t/m 5 april 2016 te Rotterdam/IJsselstein door het nabootsen van 34.000 tabletten van [handelsnaam] ;

Subsidiair: medeplichtigheid aan bedrog met handelsnaam of merk;

3. medeplegen van voorbereidingshandelingen die betrekking hebben op de Opiumwet in de periode van 1 december 2015 t/m 5 april 2016 te Rotterdam/IJsselstein/Schijndel;

4. medeplegen van het voorhanden hebben van pepperspray op 5 april 2016 te IJsselstein;

5. medeplegen van het voorhanden hebben van een stroomstootwapen op 5 april 2016 te IJsselstein/Rotterdam.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman betoogd dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden: het stroomstootwapen was van verdachte. Zij was op de hoogte van de aanwezigheid van dit wapen in de woning. Zij had het wapen om zich te kunnen verdedigen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Ten aanzien van feit 1: medeplegen van het voorhanden hebben van een pistool en munitie
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Uit het dossier volgt dat het wapen en de munitie in een – voor meerdere doeleinden geschikt - zilveren koffertje zaten die bij verdachte op de slaapkamer stond. De medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij het koffertje in de woning en op enig moment in de slaapkamer van verdachte heeft neergezet. Uit de foto’s in het dossier maakt de rechtbank op dat er een behoorlijke hoeveelheid spullen op de slaapkamer stonden en dat het een en ander een rommelige indruk maakt. Uit de foto’s volgt voorts dat het koffertje slechts een klein stukje open stond en niet direct zichtbaar is dat het om een wapen en munitie gaat. Gezien deze omstandigheden en de omstandigheid dat niet vastgesteld kan worden dat het koffertje langer dan een paar dagen in de woning aanwezig was, is de rechtbank van oordeel dat niet zonder twijfel vastgesteld kan worden dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het wapen en de munitie in haar slaapkamer.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
4.3.2.
Ten aanzien van feit 2: medeplegen dan wel medeplichtigheid van bedrog met handelsnaam of merk [merknaam]
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 2 primair of subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Weliswaar volgt uit het dossier dat verdachte stickers maakte/uitdraaide waarop de handelsnaam ‘ [handelsnaam] ’ stond, echter de pillen en de verpakkingen waar het om ging, zijn in de woning van de medeverdachte [medeverdachte] te [woonplaats] aangetroffen en niet in de woning waar verdachte woonde. De enkele omstandigheid dat verdachte op de hoogte was van de stickers en dat zij deze stickers ook uitdraaide, acht de rechtbank onvoldoende om te kunnen vaststellen dat zij zich tezamen en in vereniging met de medeverdachte heeft schuldig gemaakt aan bedrog met handelsnaam of merk door het nabootsen van 34.000 tabletten dan wel verpakkingen van [handelsnaam] zoals ten laste gelegd, noch dat zij daaraan medeplichtig is geweest. Het dossier biedt hiervoor onvoldoende bewijs.
4.3.3.
Ten aanzien van feit 3: medeplegen van voorbereidingshandelingen die betrekking hebben op de Opiumwet
Bewijsmiddelen [1]
Proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2016
Na de aanhouding van verdachte [medeverdachte] op 5 april 2016 heb ik, verbalisant, de auto van verdachte [medeverdachte] , een Volkswagen type Passat met kenteken [kenteken] , tactisch doorzocht.
In deze auto trof ik (onder meer) aan:
- 1 doos zonder opschrift, inhoud wit poeder. [2]
Uit het beslagdossier volgt dat dit 20 kilo betreft. [3]
Proces-verbaal sporenonderzoek van 9 april 2016
Door mij, verbalisant, werd onderzoek verricht aan goederen in de auto VW Passat met het kenteken [kenteken] . In de doos op de achterbank zat een doorzichtige plastic zak met daarin wit poeder. [4]
De volgende sporen werden veiliggesteld:
SIN : AAIX1920NL
Spooromschrijving : Poeder
Plaats veiligstellen : monster 7 gram uit doos/zak wit poeder [5]
NFI-rapport van 22 april 2016
AAIX1920NL monster wit poeder bevat coffeïne
In relatie tot drugs is coffeïne een versnijdingsmiddel voor amfetamine, cocaïne en, in combinatie met paracetamol, voor heroïne. [6]
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016 ( [woonplaats] )
Op 5 april 2016 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning op het adres [adres] te [woonplaats] . [7]
Tijdens de doorzoeking werden verschillende voorwerpen inbeslaggenomen, onder andere:
- Dozen met wit poeder, aangetroffen in zowel de slaapkamer als de werkkamer op de eerste verdieping (5 in totaal) [8] ;
- verschillende chemische middelen (o.a. met de opdrukken natriumcarbonaat en Captagon), aangetroffen in de woonkamer. [9]
Tapgesprekken
Sessie 860 op 5 april 2016 tussen NNman en de medeverdachte [medeverdachte] ( [medeverdachte] ):
[medeverdachte] : …uh… moet ik gelijk koffie meenemen of?
NNman: uh…ja graag
[medeverdachte] : 1 pak 2 pakken wat je wil
NNman: ik heb niet zo veel geld dus doe maar 1 pak als je wilt
[medeverdachte] : ik neem wel een pak mee dan rij ik langs het andere huis neem ik ff een pak mee en kom dan terug naar jou toe. [10]
Sessie 467 op 5 april 2016 tussen verdachte ( [verdachte] ) en de medeverdachte [medeverdachte] ( [medeverdachte] ):
[verdachte] Hoihoi, hey had jij die Femide (fon) nog nodig, dat spul voor die katten, want ik had hem gevonden.
[medeverdachte] Oh ja, neem maar mee ja. Ja, neem maar mee. Ik kom toch zo nog langs jou af rijden. (…)
Want uh…, [A] die belde net onderweg, die moest een doos koffie hebben, dus.
[verdachte] Ok. Dan zal ik er vast een naar beneden sjouwen.
[medeverdachte] Ja, gelijk een pak meenemen ja.
[verdachte] Ja, ik had hem gevonden, het staat ook op de doos. Tegen urine, sproeien en krabben.
[medeverdachte] Ok.
[verdachte] En hij is nog goed. (…) Dan zet ik al meteen een doos naar beneden. [11]
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016 ([woonplaats])
Op 5 april 2016 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning op het adres [adres] te [woonplaats] . Tijdens de doorzoeking werd het volgende inbeslaggenomen: [12]
- bakje in boekvorm (pillen, usb sticks, documenten aangaande chemische bestanddelen) -> stickers Captagon); [13]
- doosje met stempelmatrijzen (Captagon); [14]
- Zwarte tas merk Hugo Boss met administratie, buisjes en naalden [15] (spuiten en rekenmachine); [16]
- 2 kartonnen dozen inhoud onbekende witte substantie. [17]
Bij de doorzoekingen tezamen zijn aangetroffen tenminste 7 dozen à 20 kilo met daarin vermoedelijk coffeïne. [18]
Proces-verbaal van bevindingen van 12 april 2016
Op 22 maart 2016 is door de politie gezien dat verdachte (de medeverdachte [medeverdachte] ), samen met een ander in een aanhangwagen een tiental plastic zakken heeft getransporteerd van firma [bedrijfsnaam] te [vestigingsplaats] naar een bedrijfspand ( [bedrijf] ) te [vestigingsplaats] . [19]
Op de laadvloer van deze aanhangwagen (kenteken [kenteken] ) was een hoeveelheid wit poeder zichtbaar. Door de FO is 3,7 gram veiliggesteld onder SIN nummer AAJA6903NL. [20]
Proces-verbaal van testen verdovende middelen van 23 maart 2016
Bemonstering laadvloer aanhangwagen Boedelbak kenteken [kenteken] .
Netto gewicht: 3,7 gram
Resultaat: Sodium Carbonate Deac
SIN nummer: AAJA6903NL [21]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] op 7 april 2016
Ik ben directeur van het bedrijf [bedrijfsnaam] .
[medeverdachte] is een zakelijk contact.
Soms zag ik hem maanden niet. Hij was er soms twee keer in de week.
Ik denk dat ik drie keer grondstoffen aan hem heb geleverd. [22]
Wat kunt u vertellen over een partij sodium carbonaat die hij heeft opgehaald bij uw bedrijf op 22 maart 2016?
Hans had toen een bestelling gedaan van een paar honderd kilo sodium carbonaat. [23]
Volgens onze informatie staan hier nog spullen van [medeverdachte] , klopt dat?
Ja, volgens mij nog een paar van die tonnetjes PVP-K30. [24]
Tapgesprekken
Sessie 3 op 27 januari 2016, tussen verdachte ( [verdachte] ) en de medeverdachte [medeverdachte] ( [medeverdachte] ):
[verdachte] Ik heb hem nog open staan, en ben ondertussen nog ff verder aan het zoeken, want ik heb 3 soorten namen al gevonden ervan. Maar wel allemaal hetzelfde. Povidon, PVP en Polyviliola. [25]
Sessie 7 op 27 januari 2016, tussen verdachte ( [verdachte] ) en bedrijf [bedrijfsnaam] ( [medewerker] ):
[verdachte] Goedemiddag met [verdachte] nog een keer.
[medewerker] Hallo
[verdachte] Ik heb vanmorgen gebeld over die PVPK30
[medewerker] Klopt!
[verdachte] ik wilde eigenlijk weten of jullie het hadden of hebben liggen in Duitsland?
(…)
[verdachte] Oké…want ik heb ook wat personeel in Duitsland lopen en eh…’
[medewerker] Ik heb nog wel een vraagje u zei van eh jullie hebben een productie in [vestigingsplaats] he?’
[verdachte] Ja.
[medewerker] Hoe heet die dan, want ik kon het zo snel niet vinden.
[verdachte] [bedrijfsnaam] ! [26]
Sessie 10 op 27 januari 2016 tussen verdachte ( [verdachte] ) en NNman (telefoonnummer t.n.v. [bedrijfsnaam] ):
NNman:… en waar heb je het voor nodig als ik vragen mag?
[verdachte] Eh, … voor het tabletteren van vitaminetabletten.
NNman: Het produceren van?
[verdachte] vitaminetabletten en haarlak
NNman: oké…
[verdachte] Ik heb zelf ook een cosmeticalijn vandaar.
(…)
NNman: Ja van welk bedrijf ben je ook al weer? Je zei [bedrijfsnaam] ?
[verdachte] [bedrijfsnaam] en [bedrijfsnaam] . [27]
Sessie 16 op 29 januari 2016 tussen de medeverdachte [medeverdachte] ( [medeverdachte] ) en verdachte ( [verdachte] ):
[verdachte] Maar [getuige] zei ook, dat mochten we nog wat vinden, dan moesten we [getuige] laten bellen want die man die ik had gesproken uit [woonplaats] , die vond het vreemd want ik had natuurlijk met [bedrijfsnaam] … [bedrijfsnaam] gevraagd. En dan belt [getuige] met [bedrijfsnaam] , dat vond hij een beetje vreemd dat er 2 namen… ik zeg het is beter als er 1 persoon belt. [getuige] heeft gezegd we zijn 2 bedrijven in 1 dus eh…
[medeverdachte] ja eh, … loonopdracht, loonwerk dat wij doen.
[verdachte] [getuige] had zich er al uitgeluld dus eh… hij zegt stuur die telefoonnummers door dan bel ik.
[medeverdachte] gewoon dat we loonwerk doen daar dat is eh…. (ntv)… hij doet het wij hebben machines staan (…)
[verdachte] er zijn in ieder geval 2 monstertjes onderweg.
[medeverdachte] dan heb jij straks 180 euro verdiend.
(…)
[medeverdachte] (…) Als je niet weet dat er PVP in moet in plaats van MDC …
(..)
[medeverdachte] (…) Het zit in lijm en haarlak, goede kwaliteit moet je hebben, K30 hebben en BMU…(ntv) (…) je moet in ieder geval voedingskwaliteit hebben. (…) dus dan kan je het tabletje heel klein houden. [28]
[medeverdachte] MCC een binder voor lijm daar heb je ook gradaties in (…) dat je het er zo bij kan mengen maar dat gaat niet, je moet het eerst een beetje vochtig maken. Je moet een handvol pakken van het mengsel, samen knijpen dan moet je … doen, en uit elkaar vallen in brokjes, dan laten drogen, heel fijn mengsel, kalk bij doen (...) de stijfheid van het deeg, dan maal je ook alles als 1 gelijk (…) goed drogen (…) dat willen ze graag weten hoe ze de mix moeten maken. [29]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] op 13 mei 2016
Uit de mailwisseling blijkt dat [medeverdachte] jullie een tabletteermachine toestuurt. Evenals een zeefmachine en drageerketel. Waarom?
Ik heb machines van [medeverdachte] in bruikleen staan bij mij in het bedrijf. [30]
Proces-verbaal van bevindingen
Op 6 april 2016 is door mij, buitengewoon opsporingsambtenaar, Operationeel Specialist A, werkzaam als LFO-expert, verbalisant, onderzoek ingesteld naar de goederen die afkomstig zijn van de doorzochte percelen [adres] te [woonplaats] en de [adres] te [woonplaats] .
Wat betreft de goederen afkomstig uit Rotterdam:
+ een zakje met zogenaamde bovenstempels voor een enkelslags tabletteermachine: de stempels waren voorzien van het Captagonlogo.
+ een zakje met zogenaamde onderstempels voor een enkelslags tabletteermachine: de stempels waren voorzien van een breuklijn. [31]
Wat betreft de goederen afkomstig uit IJsselstein:
+ een gripzakje met hierin vijf tabletten, aan één zijde voorzien van het Captagonlogo en aan de andere zijde van een breuklijn. Uit indicatief onderzoek bleek dat de tabletten o.a. coffeïne en theofylline bevatten.
Interpretatie LFO
Coffeïne, quinine en theofylline kunnen als versnijdingsmiddelen voor verdovende middelen worden gebruikt. [32]
PVP-K30 wordt als vul-/bindmiddel gebruikt bij de productie van tabletten.
De aangetroffen onder- en bovenstempels (voorzien van het Captagonlogo) zijn bestemd voor een zogenaamde enkelslags tabletteermachine. Daar de (legale) productie van het middel Captagon in de jaren ’80 is gestopt, is het niet aannemelijk dat deze stempels voor legale doeleinden bestemd zijn. [33]
Uit DRCHIS (drugs gerelateerd chemicaliën informatie systeem) van het NFI blijkt dat Sodiumcarbonaat bij illegaal gebruik, gebruikt wordt bij de bereiding van amfetamine en vele andere drugs (neutraliseren of alkalisch maken van zure oplossingen). [34]
Kaliumpermanganaat kan blijkens het DRCHIS bij illegaal gebruik gebruikt worden bij de productie van drugs. [35]
De in [woonplaats] en [woonplaats] aangetroffen tabletten met het Captagonlogo zijn onderzocht door het RIVM en bevatten amfetamine. Amfetamine staat op lijst I van de Opiumwet. [36]
Proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2016
Aan een in de woning aan de [adres] te [woonplaats] aangetroffen computer is een onderzoek ingesteld naar de daarop aanwezige documenten. Op deze computer is een document aangetroffen met de titel “CAPTAGON®, The Secrets of Manufacturing Captagon® 2015”. [37]
In de berging behorende bij de woning [adres] te [woonplaats] en in de woning aan de [adres] te [woonplaats] zijn tijdens de doorzoeking onder andere diverse vaten, blikken en dozen aangetroffen. Hierin zaten de volgende stoffen:
  • Cafeïne
  • Theofylline (ongeveer 150 kg)
  • PVP-K30 (ongeveer 50 kg)
  • Kinine (ongeveer 75 kg).
Tapgesprekken
Sessie 50 op 3 februari 2016 tussen de medeverdachte [medeverdachte] ( [medeverdachte] ) en verdachte ( [verdachte] ):
[medeverdachte] hai hai. Hé, neem jij anders vrijdag die drie dozen stempels mee. …(ntv) …en euh… tweede weegschaal. Nee weegschaal hoeft niet. Komt maandag wel weer.
[verdachte] zeg het maar. [39]
Sessie 196 op 16 februari 2016 tussen de medeverdachte [medeverdachte] ( [medeverdachte] ) en [getuige] :
[medeverdachte] (..) dat is eh met dat kleine machientje dat gaat helemaal netjes dus eh dat is wel wat. [40]
Sessie 163 op 7 maart 2016 tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] ( [medeverdachte] ):
[medeverdachte] : En wil je dan van die stickertjes maken die erop horen.
[verdachte] : Ja, doe ik ook gelijk
[medeverdachte] : Ze staan in de computer.
(…)
[medeverdachte] : Moet je, waar die drie rolletjes staan, waar RETARD achter staat, dat moet je dat weghalen dat woord en dan moet je het even iets naar het midden schuiven, dat het een beetje symmetrisch is. [41]
Sessie 458 op 9 maart 2016 tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] :
[verdachte] : ik had goed mijn best voor je gedaan he
[medeverdachte] : het gaat weer de goede richting op… (ntv) een stuk of tien uit eh..
[verdachte] : tien doe ik gelijk
(…)
[verdachte] : ja want ik had nou de perfecte
(…)
[medeverdachte] : die …(ntv) het is verzorgd het is netjes mooie verpakking… (ntv) ja ja dat is het. [42]
Sessie 502 op 10 maart 2016 tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] ( [medeverdachte] ):
[medeverdachte] Hai hai, euh… kun jij bij…..(ntv) … nog 3 trayen van die bruine flesjes bestellen?
[verdachte] ja.
[medeverdachte] Die andere waren al betaald he?
[verdachte] Ja. [43]
Sessie 265 op 17 maart 2016 tussen verdachte (M) en de medeverdachte [medeverdachte] ( [medeverdachte] ):
[medeverdachte] Kalium of potaviumpermanganaat, dat is ongeveer een liter fles
[verdachte] Ja, potavium heb ik wel
[medeverdachte] ja potaviumpermanganaat
[verdachte] ja, permanganaat
[medeverdachte] ja (ntv), samen met die stickers.
(…)
[verdachte] Moet ik die dan meenemen morgen die fles?
[medeverdachte] Ja, neem maar mee. [44]
Sessie 634 op 18 maart 2016 tussen de medeverdachte [medeverdachte] ([medeverdachte]) en [A] :
[A] : die auto is toch goed hoor
[medeverdachte] Ja, dat zei ik toch al.
[A] : Je hoort het wel, hij komt dadelijk naar mij toe.
[medeverdachte] Oké, helemaal goed, hebben we weer wat verdiend. [45]
Sessie 740 op 21 maart 2016 tussen [A] en NNman:
NNman: (…) Ik heb wel dat geld van dat scootertje bij me voor je. [46]
Sessie 522 op 30 maart 2016 tussen [B] en [A] :
[B] : dat autootje he,
[A] : Ja
[B] : Waar we het over hadden
[A] : Ja
[B] : Dus die uh, waar die 10 rooitjes voor moest hebben.
[medeverdachte] Ja
(…)
[B] : Nou dan moet je tegen niemand zeggen wat dat ding moet kosten. [47]
Proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2016
Tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats] werd in een slaapkamer welke was ingericht als kantoor op een schap meerdere ordners in beslag genomen. Op de ruggen van verschillende ordners stonden onder andere de opschriften:
  • “Coke Green” en “Methagualone”
  • “Coke Red” en “Canabis”
  • “Canabis”
  • “LSD”.
Proces-verbaal van verhoor verdachte op 2 mei 2016
Wie wonen op de [adres] in [woonplaats] ?
Daar woon ik, mijn vader en mijn dochter. [49]
Bewijsoverweging en conclusie
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank komt tot dit oordeel gelet op de hoeveelheid drugs, drugs gerelateerde goederen (zoals machines, stempels en administratie), de drugs gerelateerde grondstoffen en versnijdingsmiddelen die bij verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] in de woningen te [woonplaats] en [woonplaats] zijn aangetroffen en de in het dossier aanwezige tapgesprekken. De uiterlijke omstandigheden laten geen andere conclusie dan dat verdachte en haar medeverdachte zich bezig hielden met de voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking het veelvuldige sociale en zakelijke contact tussen verdachte en de medeverdachte. Verdachte vervulde een meer dan ondersteunende rol voor de medeverdachte: verdachte is (in ieder geval) op de hoogte van de spullen in de woning in [woonplaats] , ze kent de namen van verschillende (grond)stoffen en versnijdingsmiddelen, ze weet ze te liggen in de woning en zet spullen klaar als de medeverdachte ze nodig heeft. Tijdens telefonisch contact met de medeverdachte over die spullen doet zij ook mee aan het versluierd taalgebruik (‘koffie’ en ‘voor katten’). Daarnaast gaat ze actief op zoek naar grondstoffen en bestelt zij grondstoffen en goederen voor de medeverdachte. Ook hierbij geeft zij blijk van wetenschap van de daadwerkelijke bezigheden door tegen de grondstoffenleverancier voor te wenden dat het voor haarlak bestemd is en zij een eigen cosmeticalijn heeft. Verdachte doet betalingen en houdt de administratie bij. Ook heeft zij contact en overleg met andere betrokken personen, zoals de man in [vestigingsplaats] waar de machines staan. Zij gaat af en toe ook mee met de medeverdachte als hij naar [vestigingsplaats] gaat. Verder houdt verdachte zich bezig met de stickers: het maken (met behulp van computerbestanden) van de stickers en het uitdraaien daarvan. Voorts komt zij meerdere malen voor in de administratie van de medeverdachte (als mede-eigenaar of als mede betrokkene) en deelt zij mee in de opbrengsten.
Uit het dossier volgt derhalve naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte niet alleen op de hoogte was van de bezigheden van de medeverdachte, maar dat zij hieraan ook een wezenlijke bijdrage leverde. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte.
4.3.4.
Ten aanzien van feit 4: medeplegen van het voorhanden hebben van pepperspray
Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016
Op 5 april 2016 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning op het adres [adres] te [woonplaats] . [50]
Tijdens de doorzoeking werden verschillende voorwerpen in beslag genomen, onder andere:
- Een busje pepperspray, aangetroffen in de woonkamer in de hangkast aan de muur. [51]
Een proces-verbaal van bevindingen (categorisering) van 24 mei 2016
Naar aanleiding van de onder dit proces-verbaal aangetroffen en in beslag genomen voorwerpen is door mij, verbalisant, werkzaam bij de afdeling Specialistische Ondersteuning, team Forensische Opsporing, Wapens Munitie Explosieven, een nader onderzoek aan deze voorwerpen ingesteld, waarbij het onderstaande werd bevonden: [52]
2. Wapen: gasbusje, pepperspray (foto 7 t/m 9)
Categorie: II sub 6
Verbodsartikel: artikel 26 lid 1 WWM
Strafartikel: artikel 55 lid 3a WWM
Het busje is van het merk Walther. Bij het indrukken van de spuitknop bleek dat dit gasbusje goed werkte en dat er gas/vloeistof vrijkwam.
Dit voorwerp is een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie. [53]
Een proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte] op 13 juni 2016
Ik heb [verdachte] ooit een busje pepperspray gegeven. [54]
Conclusie
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, kan worden vastgesteld dat verdachte de pepperspray in haar beschikkingsmacht heeft gekregen van haar medeverdachte en acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank merkt hierbij op dat ook het bestanddeel ‘tezamen en in vereniging’ bewezen kan worden op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen, gelet op de bekennende verklaring van de medeverdachte.
4.3.5.
Ten aanzien van feit 5: medeplegen van het voorhanden hebben van een stroomstootwapen
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en door de raadsman van verdachte is geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van
artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016 (IJsselstein); [55]
- een proces-verbaal van bevindingen (categorisering) van 24 mei 2016; [56]
- een proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte] van 13 juni 2016. [57]
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018. [58]
Conclusie
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
3.
in de periode van 1 december 2015 tot en met 5 april 2016 te Rotterdam en/of IJsselstein en/of Schijndel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken van een of meerdere middel(len) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, te weten cocaïne en/of fenetylline en/of amfetamine en/of MDMA, voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en anderen gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan zij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, hebbende verdachte en/of (een of meer van) haar medeverdachten,
- een of meer (grote) hoeveelheden coffeïne (147 kilogram, althans 127,10 kg) en sodiumcarbonaat en kaliumpermanganaat en andere (versnijdings)middelen (bestemd voor het versnijden en/of bewerken en/of verwerken van cocaïne en/of XTC/MDMA-tabletten en/of amfetamine en/of Captagon/fenetyline en/of andere middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I) voorhanden gehad en opgeslagen en/of
- afspraken gemaakt en ontmoetingen gehad en/of al dan niet in versluierd taalgebruik telefoongesprekken en/of besprekingen en/of onderhandelingen gevoerd betreffende de wijze waarop die coffeïne (147 kilogram) en/of sodiumcarbonaat en/of kaliumpermanganaat en/of (andere) (versnijdings)middelen (bestemd voor het versnijden en/of bewerken en/of verwerken van cocaïne en/of XTC/MDMA-tabletten en/of amfetamine en/of captagon/fenetyline en/of andere middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I) konden worden vervaardigd en/of besteld en/of gekocht en/of vervoerd en/of
-een of meerdere hoeveelheden Captagon en theophylline en stempels en etiketten voorzien van het logo Captagon en aantekeningen/documentatie voor de vervaardiging van Captagon voorhanden gehad en/of opgeslagen (bestemd voor de vervaardiging/bewerking/verwerking van het middel fenetylline en/of amfetamine vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I) en/of
-hoeveelheden PVP-K30 (ongeveer 50 kg) en een of meerdere tabletteermachines en spuiten/naalden/reageerbuisjes, rekenmachine, stempelmatrijzen voorhanden gehad en
-aantekeningen ten behoeve van het vervaardigen van cocaïne en/of andere middelen lijst voorhanden gehad;
4.
op 5 april 2016 te IJsselstein tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie II onder 6 in de zin van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray (merk Walther), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een giftige en/of verstikkende en/of weerloos makende en/of traan verwekkende stof voorhanden heeft gehad;
5.
zij op 5 april 2016 te IJsselstein, tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie II onder 5°, te weten
- een voorwerp (met opschrift 'self-defensive flashlight', in doos),
waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden
gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 3: medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid/middelen/inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
en
voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Feit 4 en 5: telkens: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de strafmaat heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat, nu slechts feit 5 wat hem betreft wettig en overtuigend bewezen kan worden, volstaan kan worden met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Nu het feit bijna twee jaar geleden is gepleegd en verdachte een blanco strafblad heeft, meent de raadsman dat verdachte al voldoende gestraft is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie en vervolgens het verhandelen van harddrugs. Verdachte was immers, tezamen met de medeverdachte [medeverdachte] , gedurende in ieder geval een aantal maanden bezig met voorbereidingshandelingen voor de productie en handel in synthetische drugs. De productie van en handel in synthetische drugs dient krachtig te worden bestreden wegens de schadelijkheid van deze drugs voor de volksgezondheid, het milieu en het criminele circuit dat hiermee in stand wordt gehouden. Om deze redenen wordt niet alleen tegen de daadwerkelijke productie van harddrugs, maar ook tegen voorbereidingshandelingen daartoe, fors opgetreden. Het betreft een ernstig feit met een gevaar zettend en maatschappelijk ondermijnend karakter.
Gelet op de straffen die doorgaans, in vergelijkbare zaken, worden opgelegd voor dit feit acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden in beginsel passend en geboden. De rechtbank zal echter rekening houden met de kleinere rol die verdachte ten opzichte van de medeverdachte heeft gespeeld.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van pepperspray en een stroomstootwapen in haar woning. Tegen onbevoegd wapenbezit dient krachtig te worden opgetreden, nu dit een gevaar voor en een bedreiging van een veilige samenleving met zich brengt.
De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren. Voor het voorhanden hebben van pepperspray en een stroomstoomwapen geldt een geldboete als uitganspunt.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 maart 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank houdt verder rekening met de nog jonge leeftijd van verdachte en het feit dat zij een dochtertje heeft om voor te zorgen.
Gelet op de ernst van de feiten kan niet anders dan een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. De rechtbank is – al het voorgaande afwegende – van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, een passende en geboden reactie vormt.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerp, te weten:
- een laptop, nummer 41 van de beslaglijst, overgelegd ter terechtzitting van 13 maart 2018, verbeurd verklaren.
Met behulp van dit voorwerp is het onder 3 bewezen verklaarde feit voorbereid/begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- pepperspray, nummer 42 van de beslaglijst;
- een stroomstootwapen, nummer 43 van de beslaglijst;
- een pistool + munitie, nummer 44 van de beslaglijst;
- pillen logo Captagon, nummer 45 van de beslaglijst,
onttrekken aan het verkeer.
Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot deze voorwerpen zijn de onder 3, 4 en 5 bewezen verklaarde feiten begaan, dan wel deze voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de feiten waarvan verdachte wordt verdacht aangetroffen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 10 en 10a van de Opiumwet en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 en 2 (primair en subsidiair) ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 Nr. 41
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
 Nrs. 42 t/m 45.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter,
mrs. R.L.M. van Opstal en H.F. Koenis rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.S. Wijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 april 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 05 april 2016 te IJsselstein, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten:
- een pistool (merk FN Browning), en/of munitie van categorie III, te weten
559 scherpe patronen (diverse merken en uiteenlopende kalibers), voorhanden
heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
2.
Primair
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart
2016 tot en met 5 april 2016 te Rotterdam en/of IJsselstein, in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging van een ander en/of anderen, althans alleen,
meermalen,
(telkens) opzettelijk
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de
handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of
een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met ene geringe
afwijking, was nagebootst,
te weten een hoeveelheid van ongeveer 34.000 tabletten en/of een of meerdere
verpakking(en) valselijk voorzien van het beschermd woord- en/of beeldmerk
" [merknaam] ",
heeft ingevoerd en/of doorgevoerd en/of verkocht en/of te koop aangeboden
en/of afgeleverd en/of uitgedeeld, althans in voorraad heeft gehad,
waarbij zij, verdachte, en /of haar mededader(s), van het plegen van dit
misdrijf haar beroep heeft gemaakt en/of het plegen van dit misdrijf als
bedrijf uitoefent;
Art. 337 lid 1 onder A Wetboek van Strafrecht
Art. 337 lid 1 onder D Wetboek van Strafrecht
Art. 337 lid 3 Wetboek van Strafrecht
Art. 47 lid 1 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 337 lid 3 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[medeverdachte] op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van
1 maart 2016 tot en met 5 april 2016 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging van een ander en/of anderen, althans alleen,
meermalen,
(telkens) opzettelijk
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de
handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of
een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met ene geringe
afwijking, was nagebootst,
te weten een hoeveelheid van ongeveer 34.000 tabletten en/of een of meerdere
verpakking(en) valselijk voorzien van het beschermd woord- en/of beeldmerk
" [merknaam] ",
heeft ingevoerd en/of doorgevoerd en/of verkocht en/of te koop aangeboden
en/of afgeleverd en/of uitgedeeld, althans in voorraad heeft gehad,
waarbij hij, [medeverdachte] , van het plegen van dit misdrijf zijn beroep
heeft gemaakt en/of het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, op een of meerdere
tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 5 april
2016 te IJsselstein, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichten
heeft verschaft door:
- etiketten/labels en/of verpakkingen (voorzien van de handelsnaam [handelsnaam]
B.V.) op te maken en/of te bedrukken en/of te voorzien en/of af te drukken
en/of te overhandigen aan [medeverdachte] en/of diens mededader(s);
Art. 337 lid 1 onder A Wetboek van Strafrecht
Art. 337 lid 1 onder B Wetboek van Strafrecht
Art. 337 lid 1 onder D Wetboek van Strafrecht
Art. 337 lid 3 Wetboek van Strafrecht
Art. 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Art. 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 337 lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
3.
zij in of omstreeks in de periode van 1 december 2015 tot en met 5 april 2016
te Rotterdam en/of IJsselstein en/of Schijndel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken van een of meerdere middel(len) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, te weten cocaïne en/of fenetylline en/of amfetamine en/of MDMA,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
zich en anderen gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan zij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of (een of meer) van haar medeverdachten,
- een of meer (grote) hoeveelheden cafeïne/coffeïne (147 kilogram, althans 127,10 kg) en/of sodiumcarbonaat en/of kaliumpermanganaat en/of (andere) (versnijdings)middelen (bestemd voor het versnijden en/of bewerken en/of verwerken van cocaïne en/of XTC/MDMA-tabletten en/of amfetamine en/of captagon/fenetyline en/of andere middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I) voorhanden gehad en opgeslagen en/of
- afspraken gemaakt en ontmoetingen gehad en/of al dan niet in versluierd taalgebruik telefoongesprekken en/of besprekingen en/of onderhandelingen gevoerd met haar mededaders betreffende de wijze waarop die cafeïne en/of coffeïne (147 kilogram) en/of sodiumcarbonaat en/of kaliumpermanganaat en/of (andere) (versnijdings)middelen (bestemd voor het versnijden en/of bewerken en/of verwerken van cocaïne en/of XTC/MDMA-tabletten en/of amfetamine en/of captagon/fenetyline en/of andere middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I) konden worden vervaardigd en/of besteld en/of gekocht en/of vervoerd en/of
-een of meerdere hoeveelheden Captagon (met als werkzame stof fenetylline) en theophylline en stempels en etiketten voorzien van het logo Captagon en aantekeningen/documentatie voor de vervaardiging van Captagon voorhanden gehad en/of opgeslagen (bestemd voor de vervaardiging/bewerking/verwerking van het middel fenetylline en/of amfetamine vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I) en/of
-hoeveelheden PVP-K30 (ongeveer 50 kg) en/of een of meerdere tabletteermachines en/of een of meerdere gesealde zakken met rode kleurstof, spuiten/naalden/reageerbuisjes, rekenmachine, stempelmatrijzen en/of voorhanden gehad en/of
-aantekeningen ten behoeve van het vervaardigen van cocaïne en/of andere middelen lijst voorhanden gehad en/of overgedragen aan haar mededaders;
Art. 10a lid 1 lid 1 ah/f ond 2 Opiumwet
Art. 10a lid 1 lid 1 ah/f ond 3 Opiumwet
Art. 47 lid 1 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
4.
zij op 5 april 2016 te IJsselstein, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, een wapen van categorie II in de zin van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray (merk Walther), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof voorhanden heeft gehad;
art 47 lid 1 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
5.
zij op 5 april 2016 te IJsselstein, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, een wapen van categorie II onder 5°, te weten
- een voorwerp (met opschrift 'self-defensive flashlight', in doos),
waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden
gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
art. 47 lid 1 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Tenzij anders vermeld zijn deze processen-verbaal als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal 09DUIM, genummerd PL0900-2016103089, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1616. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar mogelijk wordt volstaan met een verkorte en zakelijke weergave.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2016, blz. 73.
3.Blz. 17 van het Beslagdossier.
4.Een proces-verbaal sporenonderzoek van 9 april 2016, blz. 19 van het dossier Forensische Opsporing behorend bij het onderzoek 09DUIM.
5.Proces-verbaal sporenonderzoek van 9 april 2016, blz. 20 van het dossier Forensische Opsporing behorend bij het onderzoek 09DUIM.
6.Een geschrift, inhoudende een NFI-rapport van 22 april 2016, opgemaakt door Ing. A.G.A. Sprong, NFI-deskundige forensische drugsanalyse, blz. 28B van het dossier Forensische Opsporing behorend bij het onderzoek 09DUIM.
7.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 56.
8.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 57, 58 en 59
9.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 57.
10.Tapgesprek, sessie 860 op 5 april 2016, blz. 91.
11.Tapgesprek, sessie 467 op 5 april 2016, blz. 92.
12.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 66.
13.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 68 en blz. 216 en 217.
14.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 69 en blz. 10 van het Beslagdossier.
15.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 69.
16.Blz. 10 van het Beslagdossier.
17.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 70.
18.Een proces-verbaal t.b.v. vordering bevel bewaring van 7 april 2016, blz. 11 en een proces-verbaal raadkamer van 19 april 2016, blz. 102.
19.Een proces-verbaal van bevindingen van 12 april 2016, blz. 121.
20.Proces-verbaal van bevindingen van 12 april 2016, blz. 122.
21.Een proces-verbaal van testen verdovende middelen van 23 maart 2016 van [verbalisant] (aanvullend stuk).
22.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] op 7 april 2016, blz. 246.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] op 7 april 2016, blz. 247.
24.proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] op 7 april 2016, blz. 248.
25.Tapgesprek, sessie 3 op 27 januari 2016, blz. 637.
26.Tapgesprek, sessie 7 op 27 januari 2016, blz. 641.
27.Tapgesprek, sessie 10 op 27 januari 2016, blz. 643.
28.Tapgesprek, sessie 16 op 29 januari 2016, blz. 201.
29.Tapgesprek, sessie 16 op 29 januari 2016, blz. 202.
30.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] op 13 mei 2016, blz. 951
31.Een proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2016, blz. 287.
32.Proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2016, blz. 288.
33.Proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2016, blz. 289.
34.Proces-verbaal raadkamer, p. 99.
35.Proces-verbaal van bevindingen van 25 april 2016, blz. 1066.
36.Een geschrift, inhoudende een brief van het RIVM van 28 oktober 2016, van het dossier Forensische Opsporing behorend bij het onderzoek 09DUIM, ongenummerd.
37.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2016, blz. 1254.
38.Proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2016, blz. 1255 en blz. 15 van het Beslagdossier.
39.Tapgesprek, sessie 50 op 3 februari 2016, blz. 453.
40.Tapgesprek, sessie 196 op 16 februari 2016, blz. 205.
41.Tapgesprek, sessie 163 op 7 maart 2016, blz. 690.
42.Tapgesprek, sessie 458 op 9 maart 2016, blz. 564.
43.Tapgesprek, sessie 502 op 10 maart 2016, blz. 572.
44.Tapgesprek, sessie 265 op 17 maart 2016, blz. 220.
45.Tapgesprek, sessie 634 op 18 maart 2016, blz. 851.
46.Tapgesprek, sessie 740 op 21 maart 2016, blz. 127.
47.Tapgesprek, sessie 522 op 30 maart 2016, blz. 129.
48.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2016, blz. 229.
49.Een proces-verbaal van verhoor verdachte op 2 mei 2016, blz. 802.
50.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 56.
51.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 57.
52.Een proces-verbaal van bevindingen van 24 mei 2016, blz. 51 van het dossier Forensische Opsporing behorend bij het onderzoek 09DUIM.
53.Proces-verbaal van bevindingen van 24 mei 2016, blz. 52, met foto’s blz. 57 en 58, van het dossier Forensische Opsporing behorend bij het onderzoek 09DUIM.
54.Een proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte] van 13 juni 2016, blz. 1428.
55.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 56-57 met bijlagen blz. 58 t/m 61.
56.Een proces-verbaal van bevindingen (categorisering) van 24 mei 2016, blz. 51 t/m 54 met foto’s blz. 54 t/m 56 en 59 t/m 62 van het dossier Forensische Opsporing behorend bij het onderzoek 09DUIM.
57.Een proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte] van 13 juni 2016, blz. 1416 t/m 1430.
58.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018.