ECLI:NL:RBMNE:2018:1523

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
16/705176-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugs- en wapenbezit door vader en dochter

Op 17 april 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 57-jarige man uit Rotterdam en zijn 26-jarige dochter uit IJsselstein. Beide zijn veroordeeld voor het bezit van een grote hoeveelheid drugs en wapens. De man kreeg een gevangenisstraf van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, terwijl zijn dochter een celstraf van 12 maanden, met 6 maanden voorwaardelijk, opgelegd kreeg. De rechtbank oordeelde dat de man meer dan 77.000 tabletten Diazepam en bijna 4.850 MDMA-pillen in zijn bezit had. De verdediging van de man, die stelde dat hij de MDMA-pillen moest testen voor anderen, werd door de rechtbank ongeloofwaardig geacht. Daarnaast werden er ook wapens, waaronder twee pistolen en een grote hoeveelheid munitie, aangetroffen in hun woningen. De rechtbank concludeerde dat de man en zijn dochter zich schuldig hadden gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie en handel in drugs, en dat de man misbruik had gemaakt van de merknaam Sandoz door vervalste pillen in voorraad te hebben. De rechtbank legde hen ook een schadevergoeding op aan de Staat voor de opbrengsten van hun criminele activiteiten, die respectievelijk 180.000 euro en 21.000 euro bedroegen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak om hard op te treden tegen drugshandel en wapenbezit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/705176-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 april 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 juli 2016, 27 september 2016, 1 november 2016, 24 januari 2017, 25 april 2017, 1 juni 2017, 24 oktober 2017 en 13 maart 2018. De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 maart 2018. Het onderzoek in de zaak is gesloten op 3 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E.M. van der Burg en van hetgeen verdachte en mr. B.A.A. Postma, advocaat te Amersfoort, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de terechtzittingen van 24 oktober 2017 en 13 maart 2018 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt, kort en feitelijk weergegeven, neer op het volgende:

1. voorhanden hebben van een pistool (Sauer & Sohn) en munitie (3360 en 200 patronen) op 5 april 2016 te Amersfoort/IJsselstein/ Rotterdam ;

2. medeplegen van het voorhanden hebben van een pistool (Browning) en munitie (559 patronen) op 5 april 2016 te Rotterdam /IJsselstein;

3. medeplegen van het bereiden/bewerken/verkopen/afleveren/verstrekken/vervoeren/ vervaardigen, dan wel aanwezig hebben van 77.673 tabletten Diazepam en/of 153.000 tabletten BZP op 5 april 2016 te Rotterdam /IJsselstein;

4. medeplegen van het bereiden/bewerken/verwerken/verkopen/afleveren/verstrekken/ vervoeren/vervaardigen, dan wel aanwezig hebben van 4.850 pillen MDMA op 5 april 2016 te Rotterdam /IJsselstein;

5. medeplegen van bedrog met handelsnaam op een of meer tijdstippen in de periode van 1 maart 2016 t/m 5 april 2016 te Rotterdam /IJsselstein door het nabootsen van 34.000 tabletten van [bedrijf 1] ;

6. medeplegen van voorbereidingshandelingen die betrekking hebben op de Opiumwet in de periode van 1 december 2015 t/m 5 april 2016 te Rotterdam /IJsselstein/Schijndel;

7. medeplegen van het voorhanden hebben van pepperspray op 5 april 2016 te IJsselstein;

8. medeplegen van het voorhanden hebben van drie stroomstootwapens op 5 april 2016 te IJsselstein/ Rotterdam ;

9. voorhanden hebben van een vilmes op 5 april 2016 te Rotterdam .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3 (voor zover het betreft het aanwezig hebben), 4 (voor zover het betreft het aanwezig hebben), 5 (voor zover het betreft het in voorraad hebben en te koop aanbieden), 6, 7, 8 (alleen medeplegen voor zover dit het wapen in IJsselstein betreft) en 9 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 5 en 6 ten laste gelegde en vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde voor zover het de benzylpiperazine (BZP) betreft. De raadsvrouw heeft voorts bepleit dat ten aanzien van feit 3 hooguit het aanwezig hebben (van Diazepam) bewezen kan worden. Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4 (wat betreft het aanwezig hebben) heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de bewezenverklaring, maar de rechtbank verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de omstandigheden waaronder verdachte het onder die feiten ten laste gelegde heeft begaan. Ook ten aanzien van de feiten 7, 8 en 9 heeft de raadsvrouw zich wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, waarbij de raadsvrouw ten aanzien van feit 9 heeft aangevoerd dat dit niet strafbaar is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
4.3.1.
Ten aanzien van feit 1: voorhanden hebben pistool (Sauer & Sohn) en munitie
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en door de raadsvrouw van verdachte is geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van
artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van bevindingen van 5 april 2016; [2]
- een proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2016; [3]
- een proces-verbaal van bevindingen (categorisering) van 15 april 2016; [4]
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018. [5]
Conclusie
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.2.
Ten aanzien van feit 2: medeplegen voorhanden hebben pistool (Browning) en munitie
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en door de raadsvrouw van verdachte is geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van
artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016; [6]
- een proces-verbaal van bevindingen (categorisering) van 18 april 2016; [7]
- een proces-verbaal van bevindingen (verklaring medeverdachte [medeverdachte] ) van 5 april 2016; [8]
- een proces-verbaal van bevindingen (verklaring medeverdachte [medeverdachte] ) van 2 mei 2016; [9]
- een proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juni 2016. [10]
Conclusie
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte dit ‘tezamen en in vereniging’ heeft begaan (met de medeverdachte [medeverdachte] ). Voor dat bestanddeel zal de rechtbank verdachte derhalve vrijspreken.
4.3.3.
Ten aanzien van feit 3: Diazepam en BZP
Vrijspraak BZP
Uit het dossier blijkt dat tijdens de doorzoeking in de woning in [woonplaats] onder meer een grote hoeveelheid blauwe diamantvormige pillen is aangetroffen, in totaal ongeveer 153.000 stuks. Deze pillen zijn door het RIVM onderzocht en hieruit volgt dat er ‘sterke aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van benzylpiperazine (BZP)’, een middel dat staat op lijst II van de Opiumwet. Het gehalte is niet bepaald. De rechtbank is van oordeel dat de omschrijving ‘sterke aanwijzingen voor de aanwezigheid van’ onvoldoende duidelijkheid biedt of de pillen daadwerkelijk BZP bevatten. Nu een nadere toelichting of aanvullend rapport ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de betreffende pillen BZP bevatten, zodat de rechtbank verdachte, voor zover het dit bestanddeel van de tenlastelegging betreft, zal vrijspreken.
Diazepam
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs biedt voor het ‘bereiden/bewerken/verkopen/afleveren/verstrekken/ vervoeren en/of vervaardigen van Diazepam’, zodat de rechtbank verdachte in zoverre zal vrijspreken.
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend voor wat betreft het ‘aanwezig hebben van Diazepam’ en door de raadsvrouw van verdachte is op dit punt geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016; [11]
- een proces-verbaal van bevindingen (berekening aantal pillen) van 18 april 2016; [12]
- een proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2016 van de Inspectie voor de Gezondheidszorg; [13]
- een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 12 maart 2018 van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd; [14]
- een geschrift, te weten een brief van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) van 14 juni 2016; [15]
- een proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2016; [16]
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018. [17]
Conclusie
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, voor zover het betreft het aanwezig hebben van Diazepam.
4.3.4.
Ten aanzien van feit 4: MDMA
De rechtbank is voorts met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs biedt voor het ‘bereiden/bewerken/verkopen/afleveren/verstrekken/vervoeren en/of vervaardigen van MDMA’, zodat de rechtbank verdachte in zoverre zal vrijspreken.
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend voor wat betreft het ‘aanwezig hebben van MDMA’ en door de raadsvrouw van verdachte is op dit punt geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016; [18]
- een proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2016; [19]
- een proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2016 van de Inspectie voor de Gezondheidszorg; [20]
- een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 12 maart 2018 van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd; [21]
- een geschrift, te weten een brief van het RIVM van 14 juni 2016; [22]
- de bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 13 maart 2018. [23]
Conclusie
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan voor zover het betreft het aanwezig hebben van MDMA, met dien verstande dat de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel is dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte dit ‘tezamen en in vereniging’ heeft gedaan, zodat hij van dit bestanddeel in de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
4.3.5.
Ten aanzien van feit 5: medeplegen bedrog met handelsnaam of merk [merk]
Vrijspraak van invoeren/doorvoeren/verkopen/te koop aanbieden/afleveren/uitdelen
Op grond van het dossier is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van het invoeren en/of doorvoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of uitdelen van (vervalste) Diazepam pillen voorzien van de handelsnaam [bedrijf 1]
Voorts is de rechtbank van oordeel dat, hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat sprake is geweest van het te koop aanbieden van (vervalste) Diazepam, onvoldoende bewijs aanwezig is om vast te kunnen stellen dat (een deel van) de ten laste gelegde hoeveelheid Diazepam pillen te koop is aangeboden. De door de officier van justitie aangedragen omstandigheden kunnen die conclusie niet dragen. De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van alle voormelde bestanddelen in de tenlastelegging.
Het in voorraad hebben
Proces-verbaal van aangifte [aangever] namens [bedrijf 1]
Ik doe aangifte van bedrog, zijnde het valselijk gebruiken van een bedrijfsnaam en het valselijk namaken van een product, zijnde medicijnen. [24]
Bij de doorzoekingen op 5 april 2016 in de woning aan de [adres] te [woonplaats] en de [adres] te [woonplaats] werd aangetroffen en in beslag genomen een aanzienlijke hoeveelheid Diazepam, verpakkingsmaterialen, administratie en stickers van de firma [bedrijf 1] De aangetroffen pillen Diazepam zijn mede onderzocht door de firma [bedrijf 1] . De firma [bedrijf 1] stelde vast dat de aangetroffen pillen nagemaakt zijn. Mede door het gebruik van de bedrijfsnaam [bedrijf 1] werd de indruk gewekt dat deze pillen echt waren. [25]
Proces-verbaal van bevindingen (registratie [merk] ) van 30 oktober 2017
Ik, verbalisant, verklaar het volgende:
Het merk [merk] is een geregistreerd merk. Uit onderzoek bij de firma [bedrijf 1] te [vestigingsplaats] bleek mij dat het merk [merk] de volgende merkregistraties heeft:
804247 international mark [merk]
3070422 european mark [merk]
413320 international mark [merk]
585033 international mark [merk] 90 LOGO
3068863 european mark [merk] 90 LOGO
805391 international mark [merk] 90 LOGO [26]
Uit onderzoek in het Benelux merkenregister (
https://register.boip.int) bleek mij het volgende. Het merk [merk] heeft in dit register 18 registraties. De 6 merknummers hierboven genoemd, staan vermeld in dit register. [27]
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016 ( [woonplaats] )
Op 5 april 2016 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning op het adres [adres] te [woonplaats] . Tijdens de doorzoeking werd het volgende inbeslaggenomen: [28]
- doosje met stempelmatrijzen, bruin flesje met witte korrels, witte bus met opschrift Wei eiwit;
- doos met witte potjes opschrift [merk] Diazepam en stickertjes (29 grote potjes 1000 tabletten opschrift, 77 kleine potjes 100 tabletten opschrift, rol met gele waarschuwingssticker rijvaardigheid). [29]
Proces-verbaal van bevindingen van 18 april 2016 (berekening aantal aangetroffen pillen Diazepam)
Op 5 april 2016 vond er in de woning en in de berging van de [adres] te [woonplaats] een doorzoeking plaats. Tijdens deze doorzoeking werden meerdere pillen aangetroffen. Conform handmatig tellen werden in de woning in totaal 105 pillen Diazepam aangetroffen. Conform de inhoud van het etiket van gesealde potten gevuld met pillen Diazepam werden in de woning in totaal 36.700 pillen aangetroffen (29 potten [merk] Diazepam 1000 tabletten, totaal 29.000 pillen en 77 kleine potjes [merk] Diazepam 100 tabletten, totaal 7700 pillen). [30]
Proces-verbaal van bevindingen van 19 april 2016
Tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats] is een harde schijf aangetroffen. [31]
Op de schijf stond een programma voor het ontwerpen en afdrukken van zelfgemaakte etiketten. [32]
Ook stonden er bestanden op die bestonden uit deelbestanden met daarin een map met labels, zoals ‘Vak dia gr: Een label betreffende een kennelijke inhoud van 100.000 stuks Diazepam, geleverd door [bedrijf 1] te [vestigingsplaats] ’ en ‘Vakantie dia: Een label waarbij een kennelijke inhoud van 100 stuks Diazepam wordt genoemd. [33]
Proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2016 van de Inspectie voor de Gezondheidszorg
Bij [verdachte] zijn op 5 april 2016 in twee woningen en een berging diverse soorten en modellen geneesmiddelen aangetroffen en in beslaggenomen.
Ik, verbalisant, heb de producten bekeken. Ik zag dat op de grote potjes een etiket was geplakt met daarop de tekst:
[merk] , [merk] Diazepam [merk] ® 10
1. tablet bevat 10 mg diazepam
1000 tabletten
Alleen voor grootverbruik
Batch: 10567
Exp: 2308116
Op de kleine witte potjes zag ik staan:
[merk]
Diazepam 10 mg
Contains 100 pcs
Batch: 45832
Exp: 13-11-2021
Tevens zag ik dat op de kleine potjes [merk] diazepam 10 mg een gele sticker was geplakt met daarop de tekst ‘dit geneesmiddel kan de rijvaardigheid beïnvloeden. Pas op met alcohol’.
Naar aanleiding van bovenstaande heb ik telefonisch gesproken met mevrouw [A] , Pharmacist/QP van [bedrijf 1] . [34]
Gelet op de hoeveelheid aangetroffen geneesmiddelen vallen deze middelen niet aan te merken als voor ‘eigen gebruik’, maar hebben het karakter van een ‘handelsvoorraad’.
Aan [verdachte] is geen vergunning verleend als bedoeld in artikel 18 van de Geneesmiddelenwet. [35]
E-mail van [A] , Pharmacist/QP bij [bedrijf 1]
- [bedrijf 1] vermarkt geen potten met 100 en/of 1000 stuks (wij hebben de 30 stuks tabletten in blister op de markt)
- het RVG nummer komt wel overeen, echter de batchnummers (10567 en 45832) komen niet voor in de vermarkte batches door [bedrijf 1]
- Ook de expiratiedata 2308116 en 13/11/2021 komen niet voor in de vermarkte batches.
Nb. 13/11/2021 is ook niet mogelijk aangezien we geen batches vermarkten met een houdbaarheidsperiode langer dan 5 jaar. Deze batch zou dan in november 2016 gemaakt moeten zijn. [36]
Tapgesprekken
Sessie 346 op 29 februari 2016 tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] :
Verdachte: eh einde ochtend, moest nog even een paar stickertjes maken en ehm…
(..)
want binnenkort kenne we der geld mee verdienen
(..) dan moet ik een paar dingen doen voor die stempels. [37]
Sessie 605 op 17 maart 2016 tussen de medeverdachte [medeverdachte] en verdachte:
Verdachte: Kun jij nog wat van die stickertjes uitdraaien van de laatste keer met dat blauwe hoekje erop
Medeverdachte: Ja
(…)
Medeverdachte: Wanneer moet je die hebben?
Verdachte: Ah morgenochtend… 10-20 ofzo. [38]
Proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juni 2016
Het gaat om een partij Diazepam. Ik zou deze verpakken en voor de etiketten zorgen. [39]
Waarom liet u [medeverdachte] stickers uitprinten?
Omdat ik onderweg was in de auto. [medeverdachte] is daar handig mee.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018
Ik heb de potjes zelf gevuld.
Ik maakte de stickers. Ik heb ze gewoon afgevuld en stickers erop gedaan.
U had geen licentie van [bedrijf 1] , u wist toch dat het eigenlijk niet mocht dan?
Verdachte: Ik deed gewoon wat mij gevraagd werd. Ik nam ze zelf ook, ze leken er niet op, maar ze waren prima, dus waarom niet.
Ik had die stickermachine.
Wist u dit is niet in de haak?
Verdachte: Tja, misschien heel eerlijk in mijn hart wel, maar ik ging niet verder vragen, ik was blij dat ik mijn pillen kreeg. [40]
Conclusie
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan, voor zover dit betreft
het opzettelijk in voorraad hebbenvan valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde pillen en verpakkingen. Uit de verklaring van verdachte ter zitting en de uiterlijke omstandigheden kan worden opgemaakt dat verdachte wist dat de pillen en verpakkingen vervalst waren. De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte dit beroepsmatig heeft gedaan, gelet op de zeer grote hoeveelheid pillen die hij in voorraad had, welke hoeveelheid ook door de Inspectie voor de Gezondheidszorg als ‘handelsvoorraad’ is aangeduid. Daarbij komt dat de etiketten op professionele wijze zijn vervaardigd, verdachte beschikte over een etiketteermachine en er verschillende bestanden zijn aangetroffen op de harde schijf van de computer in de woning van verdachte te IJsselstein met bestanden van etiketten en administratie. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de verdediging dat de pillen voor eigen gebruik zouden zijn.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit ‘tezamen en in vereniging’ heeft gedaan. Hoewel uit voormelde bewijsmiddelen en het dossier in zijn geheel volgt dat meerdere personen betrokken waren bij het plegen van dit feit, is de rechtbank van oordeel dat voor het medeplegen van het in voorraad hebben van deze vervalste pillen onvoldoende bewijsmiddelen zijn.
4.3.6.
Ten aanzien van feit 6: medeplegen van voorbereidingshandelingen die betrekking hebben op de Opiumwet
Proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2016
Na de aanhouding van verdachte [verdachte] op 5 april 2016 heb ik, verbalisant, de auto van verdachte, een Volkswagen type Passat met kenteken [kenteken] , tactisch doorzocht.
In deze auto trof ik (onder meer) aan:
- 1 doos zonder opschrift, inhoud wit poeder. [41]
Uit het beslagdossier volgt dat dit 20 kilo betreft. [42]
Proces-verbaal sporenonderzoek van 9 april 2016
Door mij, verbalisant, werd onderzoek verricht aan goederen in de auto VW Passat met het kenteken [kenteken] . In de doos op de achterbank zat een doorzichtige plastic zak met daarin wit poeder. [43]
De volgende sporen werden veiliggesteld:
SIN : AAIX1920NL
Spooromschrijving : Poeder
Plaats veiligstellen : monster 7 gram uit doos/zak wit poeder [44]
NFI-rapport van 22 april 2016
AAIX1920NL monster wit poeder bevat coffeïne
In relatie tot drugs is coffeïne een versnijdingsmiddel voor amfetamine, cocaïne en, in combinatie met paracetamol, voor heroïne. [45]
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016 ( [woonplaats] )
Op 5 april 2016 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning op het adres [adres] te [woonplaats] . [46]
Tijdens de doorzoeking werden verschillende voorwerpen inbeslaggenomen, onder andere:
- Dozen met wit poeder, aangetroffen in zowel de slaapkamer als de werkkamer op de eerste verdieping (5 in totaal) [47] ;
- verschillende chemische middelen (o.a. met de opdrukken natriumcarbonaat en Captagon), aangetroffen in de woonkamer. [48]
Tapgesprekken
Sessie 860 op 5 april 2016 tussen NNman en verdachte ( [verdachte] ):
[verdachte] : …uh… moet ik gelijk koffie meenemen of?
NNman: uh…ja graag
[verdachte] : 1 pak 2 pakken wat je wil
NNman: ik heb niet zo veel geld dus doe maar 1 pak als je wilt
[verdachte] : ik neem wel een pak mee dan rij ik langs het andere huis neem ik ff een pak mee en kom dan terug naar jou toe. [49]
Sessie 467 op 5 april 2016 tussen verdachte ( [verdachte] ) en de medeverdachte [medeverdachte] ( [medeverdachte] ):
[medeverdachte] : Hoihoi, hey had jij die Femide (fon) nog nodig, dat spul voor die katten, want ik had hem gevonden.
[verdachte] : Oh ja, neem maar mee ja. Ja, neem maar mee. Ik kom toch zo nog langs jou af rijden. (…)
Want uh… [C] die belde net onderweg, die moest een doos koffie hebben, dus.
[medeverdachte] : Ok. Dan zal ik er vast een naar beneden sjouwen
.
[verdachte] : Ja, gelijk een pak meenemen ja.
[medeverdachte] : Ja, ik had hem gevonden, het staat ook op de doos. Tegen urine, sproeien en krabben.
[verdachte] : Ok.
[medeverdachte] : En hij is nog goed. (…) Dan zet ik al meteen een doos naar beneden. [50]
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016 ( [woonplaats] )
Op 5 april 2016 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning op het adres [adres] te [woonplaats] . Tijdens de doorzoeking werd het volgende inbeslaggenomen: [51]
- bakje in boekvorm (pillen, usb sticks, documenten aangaande chemische bestanddelen) -> stickers Captagon); [52]
- doosje met stempelmatrijzen (Captagon); [53]
- Zwarte tas merk Hugo Boss met administratie, buisjes en naalden [54] (spuiten en rekenmachine); [55]
- 2 kartonnen dozen inhoud onbekende witte substantie. [56]
Bij de doorzoekingen tezamen zijn aangetroffen tenminste 7 dozen à 20 kilo met daarin vermoedelijk coffeïne. [57]
Proces-verbaal van bevindingen van 12 april 2016
Op 22 maart 2016 is door de politie gezien dat verdachte, samen met een ander in een aanhangwagen een tiental plastic zakken heeft getransporteerd van firma [firma] te [vestigingsplaats] naar een bedrijfspand (nagel- en zonnestudio) te Capelle aan den IJssel. [58]
Op de laadvloer van deze aanhangwagen (kenteken [kenteken] ) was een hoeveelheid wit poeder zichtbaar. Door de FO is 3,7 gram veiliggesteld onder SIN nummer AAJA6903NL. [59]
Proces-verbaal van testen verdovende middelen van 23 maart 2016
Bemonstering laadvloer aanhangwagen Boedelbak kenteken [kenteken] .
Netto gewicht: 3,7 gram
Resultaat: Sodium Carbonate Deac
SIN nummer: AAJA6903NL [60]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] op 7 april 2016
Ik ben directeur van het bedrijf [firma] .
[verdachte] is een zakelijk contact.
Soms zag ik hem maanden niet. Hij was er soms twee keer in de week.
Ik denk dat ik drie keer grondstoffen aan hem heb geleverd. [61]
Wat kunt u vertellen over een partij sodium carbonaat die hij heeft opgehaald bij uw bedrijf op 22 maart 2016?
[verdachte] had toen een bestelling gedaan van een paar honderd kilo sodium carbonaat. [62]
Volgens onze informatie staan hier nog spullen van [verdachte] , klopt dat?
Ja, volgens mij nog een paar van die tonnetjes PVP-K30. [63]
Tapgesprekken
Sessie 3 op 27 januari 2016, tussen de medeverdachte [medeverdachte] ( [medeverdachte] ) en verdachte ( [verdachte] ):
[medeverdachte] : Ik heb hem nog open staan, en ben ondertussen nog ff verder aan het zoeken, want ik heb 3 soorten namen al gevonden ervan. Maar wel allemaal hetzelfde. Povidon, PVP en Polyviliola. [64]
Sessie 7 op 27 januari 2016, tussen de medeverdachte [medeverdachte] ( [medeverdachte] ) en bedrijf [bedrijf 2] ( [B] , [B] ):
[medeverdachte] : Goedemiddag met [medeverdachte] nog een keer.
[B] : Hallo
[medeverdachte] : Ik heb vanmorgen gebeld over die PVPK30
[B] : Klopt!
[medeverdachte] : ik wilde eigenlijk weten of jullie het hadden of hebben liggen in Duitsland?
(…)
[medeverdachte] : Oké…want ik heb ook wat personeel in Duitsland lopen en eh…’
[B] : Ik heb nog wel een vraagje u zei van eh jullie hebben een productie in Schijndel he?’
[medeverdachte] : Ja.
[B] : Hoe heet die dan, want ik kon het zo snel niet vinden.
[medeverdachte] : Proveropharma! [65]
Sessie 10 op 27 januari 2016 tussen de medeverdachte [medeverdachte] ( [medeverdachte] ) en NNman (telefoonnummer t.n.v. [bedrijf 3] B.V.):
NNman:… en waar heb je het voor nodig als ik vragen mag?
[medeverdachte] : Eh, … voor het tabletteren van vitaminetabletten.
NNman: Het produceren van?
[medeverdachte] : vitaminetabletten en haarlak
NNman: oké…
[medeverdachte] : Ik heb zelf ook een cosmeticalijn vandaar.
(…)
NNman: Ja van welk bedrijf ben je ook al weer? Je zei Happy Brand?
[medeverdachte] : Happy Brand en Proveropharma. [66]
Sessie 16 op 29 januari 2016 tussen verdachte ( [verdachte] ) en de medeverdachte [medeverdachte] ( [medeverdachte] ):
[medeverdachte] : Maar [getuige] zei ook, dat mochten we nog wat vinden, dan moesten we [getuige] laten bellen want die man die ik had gesproken uit Baarn, die vond het vreemd want ik had natuurlijk met Happy Brand… Proveropharma gevraagd. En dan belt [getuige] met Proveropharma, dat vond hij een beetje vreemd dat er 2 namen… ik zeg het is beter als er 1 persoon belt. [getuige] heeft gezegd we zijn 2 bedrijven in 1 dus eh…
[verdachte] : ja eh, … loonopdracht, loonwerk dat wij doen.
[medeverdachte] : [getuige] had zich er al uitgeluld dus eh… hij zegt stuur die telefoonnummers door dan bel ik.
[verdachte] : gewoon dat we loonwerk doen daar dat is eh… (…) hij doet het wij hebben machines staan (…)
[medeverdachte] : er zijn in ieder geval 2 monstertjes onderweg.
[verdachte] : dan heb jij straks 180 euro verdiend.
(…)
[verdachte] : (…) Als je niet weet dat er PVP in moet in plaats van MDC …
(..)
[verdachte] : (…) Het zit in lijm en haarlak, goede kwaliteit moet je hebben, K30 hebben en BMU… (…) je moet in ieder geval voedingskwaliteit hebben. (…) dus dan kan je het tabletje heel klein houden. [67]
[verdachte] : MCC een binder voor lijm daar heb je ook gradaties in (…) dat je het er zo bij kan mengen maar dat gaat niet, je moet het eerst een beetje vochtig maken. Je moet een handvol pakken van het mengsel, samen knijpen dan moet je … doen, en uit elkaar vallen in brokjes, dan laten drogen, heel fijn mengsel, kalk bij doen (...) de stijfheid van het deeg, dan maal je ook alles als 1 gelijk (…) goed drogen (…) dat willen ze graag weten hoe ze de mix moeten maken. [68]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] op 13 mei 2016
Uit de mailwisseling blijkt dat [verdachte] jullie een tabletteermachine toestuurt. Evenals een zeefmachine en drageerketel. Waarom?
Ik heb machines van [verdachte] in bruikleen staan bij mij in het bedrijf. [69]
Proces-verbaal van bevindingen
Op 6 april 2016 is door mij, buitengewoon opsporingsambtenaar, Operationeel Specialist A, werkzaam als LFO-expert, verbalisant, onderzoek ingesteld naar de goederen die afkomstig zijn van de doorzochte percelen [adres] te [woonplaats] en de [adres] te [woonplaats] .
Wat betreft de goederen afkomstig uit [woonplaats] :
+ een zakje met zogenaamde bovenstempels voor een enkelslags tabletteermachine: de stempels waren voorzien van het Captagonlogo.
+ een zakje met zogenaamde onderstempels voor een enkelslags tabletteermachine: de stempels waren voorzien van een breuklijn. [70]
Wat betreft de goederen afkomstig uit IJsselstein:
+ een gripzakje met hierin vijf tabletten, aan één zijde voorzien van het Captagonlogo en aan de andere zijde van een breuklijn. Uit indicatief onderzoek bleek dat de tabletten o.a. coffeïne en theofylline bevatten.
Interpretatie LFO
Coffeïne, quinine en theofylline kunnen als versnijdingsmiddelen voor verdovende middelen worden gebruikt. [71]
PVP-K30 wordt als vul-/bindmiddel gebruikt bij de productie van tabletten.
De aangetroffen onder- en bovenstempels (voorzien van het Captagonlogo) zijn bestemd voor een zogenaamde enkelslags tabletteermachine. Daar de (legale) productie van het middel Captagon in de jaren ’80 is gestopt, is het niet aannemelijk dat deze stempels voor legale doeleinden bestemd zijn. [72]
Uit DRCHIS (drugs gerelateerd chemicaliën informatie systeem) van het NFI blijkt dat Sodiumcarbonaat bij illegaal gebruik, gebruikt wordt bij de bereiding van amfetamine en vele andere drugs (neutraliseren of alkalisch maken van zure oplossingen). [73]
Kaliumpermanganaat kan blijkens het DRCHIS bij illegaal gebruik gebruikt worden bij de productie van drugs. [74]
De in IJsselstein en Rotterdam aangetroffen tabletten met het Captagonlogo zijn onderzocht door het RIVM en bevatten amfetamine. Amfetamine staat op lijst I van de Opiumwet. [75]
Proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2016
Aan een in de woning aan de [adres] te [woonplaats] aangetroffen computer is een onderzoek ingesteld naar de daarop aanwezige documenten. Op deze computer is een document aangetroffen met de titel “CAPTAGON®, The Secrets of Manufacturing Captagon® 2015”. [76]
In de berging behorende bij de woning [adres] te [woonplaats] en in de woning aan de [adres] te [woonplaats] zijn tijdens de doorzoeking onder andere diverse vaten, blikken en dozen aangetroffen. Hierin zaten de volgende stoffen:
  • Cafeïne
  • Theofylline (ongeveer 150 kg)
  • PVP-K30 (ongeveer 50 kg)
  • Kinine (ongeveer 75 kg).
Tapgesprekken
Sessie 50 op 3 februari 2016 tussen verdachte ( [verdachte] ) en de medeverdachte [medeverdachte] (M):
[verdachte] : hai hai. Hé, neem jij anders vrijdag die drie dozen stempels mee. …(…) …en euh… tweede weegschaal. Nee weegschaal hoeft niet. Komt maandag wel weer.
[medeverdachte] : zeg het maar. [78]
Sessie 196 op 16 februari 2016 tussen verdachte ( [verdachte] ) en [getuige] :
[verdachte] : (...) dat is eh met dat kleine machientje dat gaat helemaal netjes dus eh dat is wel wat. [79]
Sessie 163 op 7 maart 2016 tussen verdachte ( [verdachte] ) en de medeverdachte [medeverdachte] ( [medeverdachte] ):
[verdachte] : En wil je dan van die stickertjes maken die erop horen.
[medeverdachte] : Ja, doe ik ook gelijk
[verdachte] : Ze staan in de computer.
(…)
[verdachte] : Moet je, waar die drie rolletjes staan, waar RETARD achter staat, dat moet je dat weghalen dat woord en dan moet je het even iets naar het midden schuiven, dat het een beetje symmetrisch is. [80]
Sessie 458 op 9 maart 2016 tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] :
[medeverdachte] : ik had goed mijn best voor je gedaan he
[verdachte] : het gaat weer de goede richting op… (…) een stuk of tien uit eh..
[medeverdachte] : tien doe ik gelijk
(…)
[medeverdachte] : ja want ik had nou de perfecte
(…)
[verdachte] : die …(…) het is verzorgd het is netjes mooie verpakking… (…) ja ja dat is het. [81]
Sessie 502 op 10 maart 2016 tussen verdachte ( [verdachte] ) en de medeverdachte [medeverdachte] ( [medeverdachte] ):
[verdachte] : Hai hai, euh… kun jij bij…..(…) … nog 3 trayen van die bruine flesjes bestellen?
[medeverdachte] : ja.
[verdachte] : Die andere waren al betaald he?
[medeverdachte] : Ja. [82]
Sessie 265 op 17 maart 2016 tussen verdachte ( [verdachte] ) en de medeverdachte [medeverdachte] (M):
[verdachte] : Kalium of potaviumpermanganaat, dat is ongeveer een liter fles
[medeverdachte] : Ja, potavium heb ik wel
[verdachte] : ja potaviumpermanganaat
[medeverdachte] : ja, permanganaat
[verdachte] : ja (…) samen met die stickers.
(…)
[medeverdachte] : Moet ik die dan meenemen morgen die fles?
[verdachte] : Ja, neem maar mee. [83]
Sessie 634 op 18 maart 2016 tussen verdachte ( [verdachte] ) en [C] :
[C] : die auto is toch goed hoor
[verdachte] : Ja, dat zei ik toch al.
[C] : Je hoort het wel, hij komt dadelijk naar mij toe.
[verdachte] : Oké, helemaal goed, hebben we weer wat verdiend. [84]
Sessie 740 op 21 maart 2016 tussen [C] en NNman:
NNman: (…) Ik heb wel dat geld van dat scootertje bij me voor je. [85]
Sessie 522 op 30 maart 2016 tussen [D] en [C] :
[D] : dat autootje he,
[C] : Ja
[D] : Waar we het over hadden
[C] : Ja
[D] : Dus die uh, waar die 10 rooitjes voor moest hebben.
[C] : Ja
(…)
[D] : Nou dan moet je tegen niemand zeggen wat dat ding moet kosten. [86]
Proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2016
Tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats] werd in een slaapkamer welke was ingericht als kantoor op een schap meerdere ordners in beslag genomen. Op de ruggen van verschillende ordners stonden onder andere de opschriften:
  • “Coke Green” en “Methagualone”
  • “Coke Red” en “Canabis”
  • “Canabis”
  • “LSD”.
Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] op 2 mei 2016
Wie wonen op de [adres] in [woonplaats] ?
Daar woon ik, mijn vader en mijn dochter. [88]
Conclusie
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 6 ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank komt tot dit oordeel gelet op de grote hoeveelheid drugs, drugs gerelateerde goederen (zoals machines, stempels en administratie), drugs gerelateerde grondstoffen en versnijdingsmiddelen die bij verdachte in zijn woningen en/of ‘werkplekken’ zijn aangetroffen en de tapgesprekken die gedeeltelijk versluierd taalgebruik behelzen als koffie meenemen en de handel in een autootje en een scooter, waarvan verder niet is gebleken. De uiterlijke omstandigheden en de betrokkenheid van verdachte daarbij laten geen andere conclusie dan dat verdachte zich bezig hield met voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet. Daarbij neemt de rechtbank nog de volgende omstandigheden in aanmerking :
- Tijdens de insluiting had verdachte een papier bij zich met daarop diverse formules en meerdere keren het woord: ‘cocaïne’ en de tekst ‘Melting en boilingpoint’. Voorts had verdachte € 2.423,90 aan contant geld bij zich (in verschillende coupures: biljetten van 100 (3x), biljetten van 50 (37x), biljetten van 20 (12x) en biljetten van 10 (2x)); [89]
- Op een harde schijf, in beslag genomen op het adres [adres] te [woonplaats] staat onder andere een bestand met de naam “Cocaïne maken”. Op de schijf staat ook een document met berekeningen, benodigde stoffen, kosten, hoeveelheden en de opbrengst met daarbij een aantal namen van personen die ook elders in het dossier voorkomen; [90]
- Na de aanhouding van verdachte belde zijn vriendin naar verdachte. Er vond geen telefoongesprek plaats, maar haar telefoon bleef in verbinding. Kennelijk kreeg zij bezoek van een verder onbekend gebleven man. Het gesprek tussen hen werd gedeeltelijk doorgegeven via haar telefoon. Tijdens dit gesprek zei de vriendin: ‘(…) tuurlijk weet ik dat ie in die kankerzooi zit’. [91]
Ook de aanwezigheid van verschillende wapens en grote hoeveelheid munitie die bij verdachte zijn aangetroffen, sterken de overtuiging van de rechtbank dat verdachte zich bezig hield met ernstige en risicovolle strafbare feiten.
De rechtbank acht tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit ‘tezamen en in vereniging’ heeft gepleegd, in ieder geval met de medeverdachte [medeverdachte] . Dit volgt onder meer uit de omstandigheid dat verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] beiden toegang hebben tot de woning te [woonplaats] waar een (groot) deel van de drugs, drugs gerelateerde grondstoffen en versnijdingsmiddelen en drugs gerelateerde goederen aanwezig waren. Ook blijkt dit uit het veelvuldige contact dat verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] hadden over deze spullen. De medeverdachte [medeverdachte] is op de hoogte van de namen van verschillende grondstoffen en versnijdingsmiddelen, gaat actief op zoek naar deze grondstoffen en goederen en bestelt deze voor verdachte. Zij wendt daarbij voor dat ze deze grondstoffen nodig heeft voor het produceren van vitaminetabletten en haarlak omdat zij een eigen cosmeticalijn zou hebben. Van dit laatste is niets gebleken. Ook houdt de medeverdachte [medeverdachte] zich bezig met de stickers, met het meenemen van een weegschaal, het meenemen van flessen met grondstoffen, houdt zij administratie bij, heeft zij overleg met de man in Schijndel waar de machines staan, gaat zij mee met verdachte naar Schijndel en doet zij mee aan versluierd taalgebruik zoals dat zij een doos koffie (of spul voor katten) naar beneden moet sjouwen. Hieruit volgt dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] .
Verweer van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad om een feit bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen.
Dit verweer wordt reeds weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen en de overige omstandigheden zoals hierboven geschetst (zoals het briefje met formules en het woord ‘cocaïne’ erop wat bij hem is aangetroffen). Dat verdachte de grondstoffen voorhanden had ten behoeve van legale doeleinden is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. De uiterlijke omstandigheden duiden ontegenzeggelijk op opzettelijk gepleegde voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie en vervolgens het verhandelen van harddrugs.
Verdachte heeft verder aangevoerd dat hij een legale variant van Captagon wilde maken, zodat in ieder geval ten aanzien van Captagon de opzet ontbrak. Ook dit verweer wordt door de rechtbank verworpen. Het kan zo zijn dat de verboden stof fenetylline niet in de tabletten zat die hij maakte, de verboden stof amfetamine zat daar wel in. Amfetamine is een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. Dat verdachte beweert dat er legale varianten van amfetamine bestaan – hetgeen overigens uit niets blijkt – doet hier niet aan af.
Verdachte heeft voorts aangevoerd dat hij drugstesters maakte. Uit onderzoek door het NFI blijkt dat in geen van de onderzochte drugstesters voormelde (grond)stoffen (coffeïne, fenethylline, captagon, natriumcarbonaat of kaliumpermanganaat) aanwezig waren. De rechtbank ziet dan ook niet in dat deze omstandigheid een verklaring biedt voor het in voorraad hebben van die drugs gerelateerde grondstoffen. Daarbij komt dat de mate waarin verdachte drugstesters maakt(e) in geen enkele verhouding staat tot de enorme hoeveelheden aangetroffen grondstoffen.
4.3.7.
Ten aanzien van feit 7: medeplegen voorhanden hebben pepperspray
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en door de raadsvrouw van verdachte is geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van
artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016; [92]
- een proces-verbaal van bevindingen (categorisering) van 24 mei 2016; [93]
- een proces-verbaal van bevindingen (verklaring medeverdachte [medeverdachte] ) van 5 april 2016; [94]
- een proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juni 2016. [95]
Conclusie
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 7 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank merkt hierbij op dat ook het bestanddeel ‘tezamen en in vereniging’ bewezen kan worden op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen.
4.3.8.
Ten aanzien van feit 8: medeplegen voorhanden hebben stroomstootwapens
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en door de raadsvrouw van verdachte is geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van
artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016 (IJsselstein); [96]
- een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016 (Rotterdam); [97]
- een proces-verbaal van bevindingen (categorisering) van 24 mei 2016; [98]
- een proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juni 2016. [99]
Conclusie
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 8 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte het stroomstootwapen aangetroffen in IJsselstein ‘tezamen en in vereniging’ – met de medeverdachte [medeverdachte] – voorhanden heeft gehad, maar de stroomstootwapens aangetroffen in Rotterdam ‘alleen’ voorhanden heeft gehad.
4.3.9.
Ten aanzien van feit 9: vilmes
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en door de raadsvrouw van verdachte is geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van
artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016; [100]
- een proces-verbaal van bevindingen (categorisering) van 24 mei 2016; [101]
- een proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juni 2016. [102]
Conclusie
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 9 ten laste gelegde heeft begaan. De opmerking van de raadsvrouw dat het vilmes voor cliënt niets met de Wet Wapens en Munitie van doen heeft, maakt niet dat het voorhanden hebben van het vilmes niet strafbaar is op grond van de wet Wapens en Munitie.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 5 april 2016 te Amersfoort een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Sauer&Sohn) en munitie van categorie III, te weten 3360 scherpe patronen (kaliber 7.65mm) en 200 scherpe patronen (kaliber .22), voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, zich in een auto op de openbare weg bevond;
2.
op 5 april 2016 te IJsselstein een wapen van categorie III, te weten, een pistool (merk FN Browning), en munitie van categorie III, te weten 559 scherpe patronen (diverse merken en uiteenlopende kalibers), voorhanden heeft gehad;
3.
op 5 april 2016 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid, zijnde ongeveer 77.673 tabletten bevattende Diazepam (bevattende 10 mg Diazepam per
tablet, met een totaal gewicht van ongeveer 13.204 gram), zijnde Diazepam een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
op 5 april 2016 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4.850 pillen/tabletten, bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
op tijdstippen in de periode van 1 maart 2016 tot en met 5 april 2016 te Rotterdam en/of IJsselstein, meermalen, (telkens) opzettelijk
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met ene geringe afwijking, was nagebootst,
te weten een hoeveelheid van ongeveer 34.000 tabletten en/of een of meerdere verpakking(en) valselijk voorzien van het beschermd woord- en/of beeldmerk “ [merk] ”,
in voorraad heeft gehad,
waarbij hij, verdachte, van het plegen van dit misdrijf zijn beroep heeft gemaakt en/of het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent;
6.
in de periode van 1 december 2015 tot en met 5 april 2016 te Rotterdam en/of IJsselstein en/of Schijndel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken van een of meerdere middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I: te weten cocaïne en/of fenetylline en/of amfetamine en/of MDMA), voor te bereiden, zich en anderen gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n),
- een of meer (grote) hoeveelheden coffeïne (147 kilogram) en sodiumcarbonaat en kaliumpermanganaat en andere (versnijdings)middelen (bestemd voor het versnijden en/of bewerken en/of verwerken van cocaïne en/of XTC/MDMA-tabletten en/of amfetamine en/of captagon/fenethylline en/of andere middelen vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I) voorhanden gehad en opgeslagen en
- afspraken gemaakt en ontmoetingen gehad en/of al dan niet in versluierd
taalgebruik telefoongesprekken en/of besprekingen en/of onderhandelingen gevoerd betreffende de wijze waarop die coffeïne (147 kilogram) en/of sodiumcarbonaat en/of kaliumpermanganaat en/of (andere) (versnijdings)middelen (bestemd voor het versnijden en/of bewerken en/of verwerken van cocaïne en/of XTC/MDMA-tabletten en/of amfetamine en/of captagon/fenethylline en/of andere middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I) konden worden vervaardigd en/of besteld en/of gekocht en/of vervoerd en
- een of meerdere hoeveelheden Captagon en theophylline en stempels en etiketten voorzien van het logo Captagon en aantekeningen/documentatie voor de vervaardiging van Captagon voorhanden gehad en/of opgeslagen (bestemd voor de vervaardiging/bewerking/verwerking van het middel fenetylline en/of amfetamine vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I) en
-hoeveelheden PVP-K30 (ongeveer 50 kg) en een of meerdere tabletteermachines en spuiten/naalden/reageerbuisjes, rekenmachine, stempelmatrijzen voorhanden gehad en
-aantekeningen ten behoeve van het vervaardigen van cocaïne en/of andere middelen lijst I voorhanden gehad;
7.
op 5 april 2016 te IJsselstein tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie II onder 6 in de zin van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray (merk Walther), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een giftige en/of verstikkende en/of weerloos makende en/of traan verwekkende stof voorhanden heeft gehad;
8.
op 5 april 2016 te IJsselstein, tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie II onder 5°, te weten
- een voorwerp (met opschrift 'self-defensive flashlight')
en
op 5 april 2016 te Rotterdam een wapen van categorie II onder 5°, te weten
- twee voorwerpen (waarvan één zonder opschrift en één met
opschrift 'Fang Juanqi'), waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht,
voorhanden heeft gehad;
9.
op 5 april 2016 te Rotterdam een wapen van categorie I, te weten een vilmes, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feiten 1 en 2:
telkens:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder c van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder c van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 5:
het opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad hebben en het opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, in voorraad hebben en het opzettelijk waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst, in voorraad hebben, terwijl de schuldige van het plegen van dit misdrijf zijn beroep maakt of het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent, meermalen gepleegd
Feit 6:
medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid/middelen/inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
en
voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Feit 7:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
Feit 8:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
Feit 9:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 jaar, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de strafmaat heeft de raadsvrouw van verdachte in het algemeen verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals de omstandigheid dat hij een schouderoperatie heeft ondergaan als gevolg van een ongeluk en dat hij zowel van dat ongeluk als van de detentie in voorarrest in psychisch opzicht een enorme klap heeft gehad. Hiervoor is verdachte reeds geruime tijd op vrijwillige basis in behandeling in de forensische psychiatrie. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank, verwijzend naar het advies van de kliniek en de reclassering om verdachte EMDR-therapie te laten volgen, om deze therapie als bijzondere voorwaarde op te leggen en het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf te beperken tot het deel dat verdachte reeds in voorarrest heeft ondergaan. Hiervoor verwijst de raadsvrouw tevens naar een rapport van psychiater R.J.H. Winter van 26 september 2016 en het reclasseringsrapport van 17 oktober 2017.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 (wapens en munitie) en 4 (MDMA) heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft begaan. Hij heeft die spullen van anderen gekregen en moest ze in bewaring nemen. De MDMA-pillen moest hij testen voor anderen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid drugs, te weten 77.673 tabletten Diazepam en van 4.850 pillen MDMA, waarvan aangenomen kan worden dat deze hoeveelheden voor handelsdoeleinden bestemd waren. Zoals algemeen bekend is, vormen (hard)drugs een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en leidt het in veel gevallen tot verslaving aan het gebruik daarvan. Bovendien vindt een aanzienlijk deel van de criminaliteit direct of indirect zijn oorsprong in het gebruik van drugs. Het bezit van (hard)drugs dient derhalve tegengegaan te worden.
De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren. Hierin staat een oriëntatiepunt van 12 maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk voor het aanwezig hebben van meer dan 25.000 gram softdrugs (1 pil is 0,5 gram, in dit geval 77.673 pillen, dus 38.836 gram). Voor het aanwezig hebben van tussen de 2000-3000 gram (1 pil is 0,5 gram, in dit geval 4.850 pillen, dus 2.425 gram) harddrugs staat een oriëntatiepunt van 9 maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk voor een standaard geval en een gevangenisstraf van 12 maanden onvoorwaardelijk in geval van een organisatie.
De rechtbank ziet geen aanleiding om bij het bepalen van de strafmaat ten aanzien van dit feit rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte de MDMA pillen van anderen heeft gekregen, omdat hij ze moest testen. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk. Immers, voor het testen van een partij kan je volstaan met het nemen van een monster en is er geen enkele reden om een hele zak van bijna 5000 pillen in huis te hebben. Bovendien acht de rechtbank deze verklaring van verdachte niet aannemelijk in het licht van de rest van het dossier.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedrog met handelsnaam of merk door het in voorraad hebben van valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde pillen en verpakkingen. Hiermee heeft verdachte gehandeld in strijd met het merkenrecht van [bedrijf 1] en daarmee het vertrouwen beschaamd dat gesteld moet kunnen worden in het beschermde merk. Er is door verdachte misbruik gemaakt van de goede naam van [merk] met als kennelijk doel snel geld te verdienen. Het gaat bovendien om een aanzienlijke hoeveelheid, te weten 34.000 tabletten.
Kijkend naar de oriëntatiepunten voor fraude acht de rechtbank in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden passend.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie en vervolgens het verhandelen van harddrugs. Verdachte had immers, tezamen met de medeverdachte [medeverdachte] , gedurende in ieder geval een aantal maanden, diverse drugs gerelateerde grondstoffen, versnijdingsmiddelen voor harddrugs en drugs gerelateerde goederen voorhanden (zoals machines, stempels en administratie/informatie over het produceren van onder meer cocaïne en Captagon). De productie van en handel in synthetische drugs dient krachtig te worden bestreden wegens de schadelijkheid van deze drugs voor de volksgezondheid, het milieu en het criminele circuit dat hiermee in stand wordt gehouden. Om deze redenen wordt niet alleen tegen de daadwerkelijke productie van harddrugs, maar ook tegen voorbereidingshandelingen daartoe, fors opgetreden.
De straffen die doorgaans, in vergelijkbare zaken, worden opgelegd voor dit feit bedragen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee pistolen, een enorme hoeveelheid munitie, pepperspray, 3 stroomstootwapens en een vilmes. Eén van de pistolen, met munitie, de pepperspray, de stroomstootwapens en het vilmes had verdachte in huis. Het andere pistool met een aanzienlijke hoeveelheid munitie had hij in het openbaar, in de auto voorhanden. Tegen onbevoegd wapenbezit dient krachtig te worden opgetreden, nu dit een gevaar voor en een bedreiging van een veilige samenleving met zich brengt. Het stijgend aantal slachtoffers van vuurwapengeweld en de (mede) daardoor veroorzaakte gevoelens van onveiligheid in de samenleving onderstrepen daar de noodzaak van.
De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren. Hierin staat een oriëntatiepunt van 3 maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk voor het voorhanden hebben van een pistool. In dit geval heeft verdachte twee pistolen voorhanden gehad. Voor het voorhanden hebben van (een kleine hoeveelheid) munitie, pepperspray, stroomstoomwapen en een vilmes geldt een geldboete als uitganspunt. In dit geval heeft verdachte grote hoeveelheden munitie aanwezig gehad.
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de omstandigheden waaronder verdachte deze goederen voorhanden had, te weten dat hij deze goederen gekregen had van anderen en in bewaring moest nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding om in straf verminderende zin met die geschetste omstandigheden rekening te houden. Immers, verdachte heeft wisselend verklaard over de aanwezigheid van de wapens en zijn verklaringen op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Nadat hij geconfronteerd werd met de bevindingen van verbalisanten heeft hij zijn verklaring aangepast. Eén van de pistolen zat in zijn binnenzak, grijp klaar en geschikt voor gebruik. Daarbij heeft verdachte zelfs verklaard (in een OVC-gesprek en ter terechtzitting van 13 maart 2018) dat hij twijfelde of hij zou schieten toen hij de politie zag. Voorts blijkt uit het dossier dat verdachte een militaire beurs heeft bezocht, zijn er afbeeldingen van wapens met daaronder prijzen aangetroffen op zijn laptop en heeft hij het in een tapgesprek met de medeverdachte [medeverdachte] over schieten op een schietvereniging - terwijl hij geen wapenvergunning heeft. Deze omstandigheden – en met name dat hij het wapen schietklaar bij zich droeg - werken juist strafverzwarend.
Uit het vorenstaande volgt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige feiten. Feiten die, gezien hun aard, een gevaar zettend en een sterk maatschappelijk ondermijnend karakter hebben. En feiten die, gezien de omvang daarvan, ook rekening houdend met artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 januari 2018, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder een soortgelijk feit. Dit weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het rapport van 24 september 2016, opgemaakt door R.J.H. Winter, psychiater (op verzoek van de verdediging) en de Pro Justitia rapportages van 5 maart 2017, opgemaakt door G.H.E. Hoecke, psychiater en van 9 maart 2017, opgemaakt door R.A. Sterk, klinisch psycholoog. Uit geen van deze rapportages volgt dat de ten laste gelegde feiten niet aan verdachte toegerekend zouden kunnen worden. Immers, voor zover zij al psychische problematiek bij verdachte hebben kunnen vaststellen, bestaat er geen verband tussen die problematiek en de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsrapport van 17 oktober 2017, opgemaakt door P. Leek, reclasseringswerker. Hieruit volgt dat geadviseerd wordt aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf onder bijzondere voorwaarden (meldplicht, behandelverplichting en andere voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte) en reclasseringstoezicht op te leggen.
De rechtbank neemt dit advies niet over. Zoals hierboven overwogen, is een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank zal een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden weer strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om aan dit voorwaardelijke deel bijzondere voorwaarden te verbinden.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de mogelijk voor verdachte benodigde EMDR-therapie, zoals door de officier van justitie bij de PI De Schie nagevraagd, ook in detentie zou kunnen worden gegeven.
De rechtbank is – alles overwegende – van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, zoals geëist door de officier van justitie, een passende en geboden reactie vormt.

9.BESLAG

Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- pillen, nummers 12 t/m 21 van de beslaglijst, overgelegd ter terechtzitting van 13 maart 2018;
- stroomstootwapens, nummers 23 en 24 van de beslaglijst;
- een vilmes, nummer 25 van de beslaglijst;
- kist met 3360 scherpe patronen, nummer 36 van de beslaglijst;
- 200 long rifle patronen, nummer 38 van de beslaglijst en
- een vuurwapen met 6 patronen, nummer 39 van de beslaglijst,
onttrekken aan het verkeer.
Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot deze voorwerpen zijn de onder 1, 2, 3, 4, 5, 8 en 9 bewezen verklaarde feiten begaan.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- diverse documenten, nummer 22 van de beslaglijst;
- doosje stempelmatrijzen, 50 stempelmatrijzen Captagon, 51 stempelmatrijzen enkele
breuklijn, stickers rijvaardigheid beïnvloeden, zwarte tas Hugo Boss, spuiten, naalden, etc,
administratie cocaïne, bruin potje brokken, administratie chemische verbindingen, nummers
27 t/m 35 van de beslaglijst;
- vuilniszak waar kist in zat, nummer 37 en
- 2 x A4 info over cocaïne, nummer 40 van de beslaglijst,
verbeurd verklaren.
Met betrekking tot deze voorwerpen zijn de onder 1, 5 en 6 bewezen verklaarde feiten begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten een kapmes, nummer 26 van de beslaglijst.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 337 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 3, 10, 10a en 11 van de Opiumwet en
  • 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 1 jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
 Nrs. 22, 27 t/m 35, 37 en 40;
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
 Nrs. 12 t/m 21, 23 t/m 25, 36, 38 en 39;
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 Nr. 26.
Voorlopige hechtenis
- heft de schorsing van de voorlopige hechtenis op;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter,
mrs. R.L.M. van Opstal en H.F. Koenis rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.S. Wijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 april 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 april 2016 te Amersfoort en/of IJsselstein enof
Rotterdam, althans in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te
weten een pistool (merk Sauer&Sohn), en/of munitie van categorie III, te weten
3360 scherpe patronen (kaliber 7.65mm) en/of 200 scherpe patronen (kaliber
.22), voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, zich in een auto op de
openbare weg bevond;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
2.
hij op of omstreeks 05 april 2016 te Rotterdam en/of IJsselstein, althans in
Nederland tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten, een pistool (merk
FN Browning), en/of munitie van categorie III, te weten 559 scherpe patronen
(diverse merken en uiteenlopende kalibers),voorhanden heeft gehad
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op of omstreeks 05 april 2016 te Rotterdam en/of IJsselstein, in elk
geval in Nederland, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk
geval aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid, zijnde
- ongeveer 77.673 tabletten bevattende Diazepam (bevattende 10 mg Diazepam per
tablet, met een totaal gewicht van ongeveer 13.204 gram), in elk geval een
grote hoeveelheid van een materiaal bevattende Diazepam, en/of
- ongeveer 153.000 tabletten (met een totaal gewicht van ongeveer 42.860 gram)
bevattende benzylpiperazine (BZP), in elk geval een grote hoeveelheid van een
materiaal bevattende benzylpiperazine,
zijnde Diazepam en/of benzylpiperazine (een) middel(en) als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
art 11 lid 5 Opiumwet jo art 1 lid 2 Opiumwetbesluit
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 3 ahf/ond D Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
4.
Hij op of omstreeks 5 april 2016 te Rotterdam en/of Ijsselstein, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval aanwezig heeft
gehad ongeveer 4.850 pillen/tabletten, althans een (grote) hoeveelheid
pillen/tabletten, bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I;
art. 2 ahf/ond B Opiumwet
art. 2 ahf/ond C Opiumwet
art. 2 ahf/ond D Opiumwet
art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art. 10 lid 3 Opiumwet
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 1 ahf/ond a alinea Opiumwet
5.
Hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 5 april 2016 te Rotterdam en/of IJsselstein, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging van een ander en/of anderen, althans alleen, meermalen,
(telkens) opzettelijk
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met ene geringe afwijking, was nagebootst,
te weten een hoeveelheid van ongeveer 34.000 tabletten en/of een of meerdere verpakking(en) valselijk voorzien van het beschermd woord- en/of beeldmerk “ [merk] ”,
heeft ingevoerd en/of doorgevoerd en/of verkocht en/of te koop aangeboden en/of
afgeleverd en/of uitgedeeld, althans in voorraad heeft gehad,
waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), van het plegen van dit misdrijf zijn beroep heeft
gemaakt en/of het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent;
art. 337 lid 1 onder A Wetboek van Strafrecht
art. 337 lid 1 onder D Wetboek van Strafrecht
art. 337 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art. 337 lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art. 47 lid 1 ahf/ond 1 Sr
6.
hij in of omstreeks in de periode van 1 december 2015 tot en met 5 april 2016
te Rotterdam en/of IJsselstein en/of Schijndel, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit,
bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het
opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken
van een of meerdere middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, te weten cocaïne en/of fenetylline en/of amfetamine en/of MDMA),
voor te bereiden,
zich en anderen gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft
getracht te verschaffen, en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist
of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van
het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of (een of meer) van zijn medeverdachten,
- een of meer (grote) hoeveelheden cafeïne/coffeïne (147 kilogram) en/of
sodiumcarbonaat en/of kaliumpermanganaat en/of (andere)
(versnijdings)middelen (bestemd voor het versnijden en/of bewerken en/of
verwerken van cocaïne en/of XTC/MDMA-tabletten en/of amfetamine en/of captagon/fenethylline en/of andere middelen vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I) voorhanden gehad en opgeslagen en/of
- afspraken gemaakt en ontmoetingen gehad en/of al dan niet in versluierd
taalgebruik telefoongesprekken en/of besprekingen en/of onderhandelingen
gevoerd met zijn mededaders betreffende de wijze waarop die cafeïne en/of
coffeïne (147 kilogram) en/of sodiumcarbonaat en/of kaliumpermanganaat
en/of (andere) (versnijdings)middelen (bestemd voor het versnijden en/of
bewerken en/of verwerken van cocaïne en/of XTC/MDMA-tabletten en/of amfetamine en/of captagon/fenethylline en/of andere
middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I) konden worden
vervaardigd en/of besteld en/of gekocht en/of vervoerd en/of
- een of meerdere hoeveelheden Captagon (met als werkzame stof fenetylline) en
theophylline en stempels en etiketten voorzien van het logo Captagon en
aantekeningen/documentatie voor de vervaardiging van Captagon voorhanden gehad
en/of opgeslagen (bestemd voor de vervaardiging/bewerking/verwerking van het
middel fenetylline en/of amfetamine vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I) en/of
-hoeveelheden PVP-K30 (ongeveer 50 kg) en/of een of meerdere
tabletteermachines en/of een of meerdere gesealde zakken met rode kleurstof,
spuiten/naalden/reageerbuisjes, rekenmachine, stempelmatrijzen en/of
voorhanden gehad en/of
-aantekeningen ten behoeve van het vervaardigen van cocaïne en/of
andere middelen lijst I voorhanden gehad en/of overgedragen aan zijn
mededaders;
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
7.
Hij op of omstreeks 5 april 2016 te IJsselstein, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, een wapen van
categorie II onder 6 in de zin van de Wet wapens en munitie, te weten
pepperspray (merk Walther), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van
personen met een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of
traanverwekkende stof voorhanden heeft gehad
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
8.
hij op 5 april 2016 te IJsselstein en/of Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
een of meerdere wapens van categorie II onder 5°, te weten
- te IJsselstein een voorwerp (met opschrift 'self-defensive flashlight') en/of
- te Rotterdam twee voorwerpen (waarvan één zonder opschrift en één met
opschrift 'Fang Juanqi'),
waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden
gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
9.
Hij op of omstreeks 5 april 2016 te Rotterdam, althans in Nederland, een wapen
van categorie I, te weten een vilmes, voorhanden gehad
de in bovenstaande telastelegging gebruikte termen worden, voorzover daaraan in
de "Wet Wapens en Munitie" betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis
te zijn gebruikt;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Tenzij anders vermeld zijn deze processen-verbaal als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal 09DUIM, genummerd PL0900-2016103089, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1616. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar mogelijk wordt volstaan met een verkorte en zakelijke weergave.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van 5 april 2016, blz. 31-32.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2016, blz. 73-74.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2016, blz. 290 t/m 292 met foto’s blz. 293 en 299 t/m 306.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018.
6.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 56-57 met bijlagen blz. 58 t/m 61.
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 april 2016, blz. 307 t/m 309, met foto’s blz. 310, 315 en 316.
8.Een proces-verbaal van bevindingen (verklaring medeverdachte [medeverdachte] ) van 5 april 2016, blz. 64-65.
9.Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] op 2 mei 2016, blz. 801 t/m 809.
10.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juni 2016, blz. 1416 t/m 1430.
11.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 66-67 met bijlagen blz. 68 t/m 70.
12.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 april 2016, blz. 338-339.
13.Een proces-verbaal van bevindingen (16-043) van 13 april 2016 van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, blz. 280 t/m 283.
14.Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen 16-043-001 van 12 maart 2018 van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.
15.Een geschrift, inhoudende een brief van het RIVM van 14 juni 2016, blz. 1366 t/m 1369 met bijlagen.
16.Een proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2016, blz. 287 t/m 289.
17.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018.
18.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 66-67 met bijlagen blz. 68 t/m 70.
19.Een proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2016, blz. 108 t/m 120.
20.Een proces-verbaal van bevindingen (16-043) van 13 april 2016 van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, blz. 280 t/m 283.
21.Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen 16-043-001 van 12 maart 2018 van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.
22.Een geschrift, inhoudende een brief van het RIVM van 14 juni 2016, blz. 1366 t/m 1369 met bijlagen.
23.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018.
24.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [bedrijf 1] van 23 juni 2016, blz. 1531 met bijlage blz. 1533 t/m 1534 J.
25.Proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [bedrijf 1] van 23 juni 2016, blz. 1532 met bijlage blz. 1533 t/m 1534 J.
26.Een proces-verbaal van bevindingen (registratie [bedrijf 1] ) (1710301145.amb van 09DUIM) van 30 oktober 2017, blz. 1 (aanvullend stuk).
27.Proces-verbaal van bevindingen (registratie [bedrijf 1] ) (1710301145.amb van 09DUIM) van 30 oktober 2017, blz. 2 (aanvullend stuk).
28.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 66.
29.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 69 met foto, blz. 216 en 217.
30.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 april 2016, blz. 338.
31.Een proces-verbaal van bevindingen van 19 april 2016, blz. 1046.
32.Proces-verbaal van bevindingen van 19 april 2016, blz. 1048 en de foto op blz. 1054.
33.Proces-verbaal van bevindingen van 19 april 2016, blz. 1050 en de foto op blz. 1056.
34.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2016 van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, blz. 281.
35.Proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2016 van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, blz. 282.
36.Een geschrift, inhoudende een e-mailbericht van [A] , Pharmacist/QP bij [bedrijf 1] van 8 april 2016, blz. 284.
37.Tapgesprek van 29 februari 2016, sessie 346, blz. 221-222.
38.Tapgesprek van 17 maart 2016, sessie 605, blz. 834.
39.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juni 2016, blz. 1421.
40.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018.
41.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2016, blz. 73.
42.Blz. 17 van het Beslagdossier.
43.Een proces-verbaal sporenonderzoek van 9 april 2016, blz. 19 van het dossier Forensische Opsporing behorend bij het onderzoek 09DUIM.
44.Proces-verbaal sporenonderzoek van 9 april 2016, blz. 20 van het dossier Forensische Opsporing behorend bij het onderzoek 09DUIM.
45.Een geschrift, inhoudende een NFI-rapport van 22 april 2016, opgemaakt door Ing. A.G.A. Sprong, NFI-deskundige forensische drugsanalyse, blz. 28B van het dossier Forensische Opsporing behorend bij het onderzoek 09DUIM.
46.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 56.
47.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 57, 58 en 59
48.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 57.
49.Tapgesprek, sessie 860 op 5 april 2016, blz. 91.
50.Tapgesprek, sessie 467 op 5 april 2016, blz. 92.
51.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 66.
52.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 68 en blz. 216 en 217.
53.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 69 en blz. 10 van het Beslagdossier.
54.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 69.
55.Blz. 10 van het Beslagdossier.
56.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 70.
57.Een proces-verbaal t.b.v. vordering bevel bewaring van 7 april 2016, blz. 11 en een proces-verbaal raadkamer van 19 april 2016, blz. 102.
58.Een proces-verbaal van bevindingen van 12 april 2016, blz. 121.
59.Proces-verbaal van bevindingen van 12 april 2016, blz. 122.
60.Een proces-verbaal van testen verdovende middelen van 23 maart 2016 van [verbalisant] (aanvullend stuk).
61.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] op 7 april 2016, blz. 246.
62.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] op 7 april 2016, blz. 247.
63.proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] op 7 april 2016, blz. 248.
64.Tapgesprek, sessie 3 op 27 januari 2016, blz. 637.
65.Tapgesprek, sessie 7 op 27 januari 2016, blz. 641.
66.Tapgesprek, sessie 10 op 27 januari 2016, blz. 643.
67.Tapgesprek, sessie 16 op 29 januari 2016, blz. 201.
68.Tapgesprek, sessie 16 op 29 januari 2016, blz. 202.
69.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] op 13 mei 2016, blz. 951
70.Een proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2016, blz. 287.
71.Proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2016, blz. 288.
72.Proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2016, blz. 289.
73.Een proces-verbaal raadkamer van 19 april 2016, blz. 99.
74.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 april 2016, blz. 1066.
75.Een geschrift, inhoudende een brief van het RIVM van 28 oktober 2016, van het dossier Forensische Opsporing behorend bij het onderzoek 09DUIM FO dossier, ongenummerd.
76.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2016, blz. 1254.
77.Proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2016, blz. 1255 en blz. 15 van het Beslagdossier.
78.Tapgesprek, sessie 50 op 3 februari 2016, blz. 453.
79.Tapgesprek, sessie 196 op 16 februari 2016, blz. 205.
80.Tapgesprek, sessie 163 op 7 maart 2016, blz. 690.
81.Tapgesprek, sessie 458 op 9 maart 2016, blz. 564.
82.Tapgesprek, sessie 502 op 10 maart 2016, blz. 572.
83.Tapgesprek, sessie 265 op 17 maart 2016, blz. 220.
84.Tapgesprek, sessie 634 op 18 maart 2016, blz. 851.
85.Tapgesprek, sessie 740 op 21 maart 2016, blz. 127.
86.Tapgesprek, sessie 522 op 30 maart 2016, blz. 129.
87.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2016, blz. 229.
88.Een proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte] op 2 mei 2016, blz. 802.
89.Een proces-verbaal van bevindingen van 5 april 2016, blz. 33-34 en 35-39 (foto’s).
90.Een proces-verbaal onderzoek synthetische drugs, blz. 1191.
91.Tapgesprek, sessie 948 op 5 april 2016, blz. 272.
92.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 56-57 met bijlagen blz. 58 t/m 61.
93.Een proces-verbaal van bevindingen van 24 mei 2016, blz. 51 t/m 54 met foto’s blz. 57 en 58 van het dossier Forensische Opsporing behorend bij het onderzoek 09DUIM.
94.Een proces-verbaal van bevindingen (verklaring medeverdachte [medeverdachte] ) van 5 april 2016, blz. 64-65.
95.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juni 2016, blz. 1416 t/m 1430.
96.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 56-57 met bijlagen blz. 58 t/m 61.
97.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 66-67 met bijlagen blz. 68 t/m 70.
98.Een proces-verbaal van bevindingen (categorisering) van 24 mei 2016, blz. 51 t/m 54 met foto’s blz. 54 t/m 56 en 59 t/m 62 van het dossier Forensische Opsporing behorend bij het onderzoek 09DUIM.
99.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juni 2016, blz. 1416 t/m 1430.
100.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 april 2016, blz. 66-67 met bijlagen blz. 68 t/m 70.
101.Een proces-verbaal van bevindingen (categorisering) van 24 mei 2016, blz. 51 t/m 54 met foto’s blz. 65 en 66 van het dossier Forensische Opsporing behorend bij het onderzoek 09DUIM.
102.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juni 2016, blz. 1416 t/m 1430.