Overwegingen
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten en omstandigheden. Sinds 19 maart 2015 is een restaurant van eiseres gevestigd in het pand [adres] te [vestigingsplaats] . Voorheen was in dit pand een ander restaurant gevestigd. Dit restaurant had een afzuiginstallatie via een ondergronds kanaal en een uitblaasopening achter in de tuin. Het restaurant van eiseres is dit systeem ook gaan gebruiken, maar na klachten van geur- en rookoverlast van omwonenden is gezocht naar een andere oplossing. Op 28 september 2016 is bij verweerder een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het verplaatsen van het afzuigkanaal tegen de achtergevel van het pand. Met het primaire besluit heeft verweerder deze omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, ten tweede, van de Wabo gelezen in samenhang met artikel 4, derde lid, van bijlage II van Besluit omgevingsrecht.
3. In het bestreden besluit is uiteengezet dat de aspecten geur en geluid hadden moeten worden betrokken bij de vraag of de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De Activiteitenregeling milieubeheer (de Activiteitenregeling) vormt het kader voor de beoordeling van deze aspecten. Volgens verweerder wordt niet voldaan aan artikel 3.103, eerste lid aanhef en onder a, van de Activiteitenregeling en had aan eiseres gevraagd moeten worden op welke wijze de dampen die vrijkomen bij het bereiden van voedsel afgezogen worden. Omdat de aanvraag hierover geen informatie bevat en geen ambtelijke beoordeling op dit punt heeft plaatsgevonden, had de omgevingsvergunning niet verleend mogen worden. Verweerder verklaart de bezwaren van omwonenden in het bestreden besluit gegrond, herroept het primaire besluit en trekt de omgevingsvergunning in.
4. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten een volledige heroverweging te maken door de bezwaren over de geuroverlast niet te onderzoeken. De handelwijze van verweerder is in strijd met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5. Op grond van artikel 7:11, eerste lid, van de Awb, vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag van het bezwaar een heroverweging van het primaire besluit plaats. Op grond van het tweede lid van dit artikel, herroept het bestuursorgaan, voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, het primaire besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit. Hoofdregel is dat de herroeping van het bestreden besluit en het zo nodig nemen van aan nieuw besluit gelijktijdig dient te geschieden.
6. De rechtbank is met eiseres van oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 7:11, tweede lid, van de Awb, omdat het primaire besluit (de omgevingsvergunning) is herroepen zonder opnieuw op de aanvraag te beslissen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat verweerder wel voornemens was om opnieuw op de aanvraag te beslissen, maar hiermee vanwege de onderhavige beroepszaak heeft gewacht. Deze wijze van getrapte besluitvorming verdraagt zich niet met het bepaalde in artikel 7:11 van de Awb. Gelet hierop is het beroep van eiseres gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:11, tweede lid, van de Awb. Als gevolg hiervan herleeft de omgevingsvergunning. Aan de beoordeling van de overige beroepsgronden komt de rechtbank gelet op het voorgaande niet toe.
7. De rechtbank draagt verweerder op binnen 12 weken na de dag van verzending van deze uitspraak opnieuw op de ingediende bezwaren van omwonenden te beslissen met inachtneming van het volgende. In de heroverweging moet verweerder alle voor de aanvraag relevante en inmiddels bekende gegevens betrekken. Het (eerder) ontbreken van gegevens kan geen reden zijn om de omgevingsvergunning direct te weigeren. Verweerder dient zo nodig bij eiseres nadere gegevens op te vragen. Verder dient verweerder rekening te houden met alle betrokken belangen, waaronder de belangen van de bezwaarmakers. De rechtbank geeft verweerder in dit verband in overweging om een nieuwe hoorzitting te houden.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).
10. Partijen zijn op de zitting gewezen op de mogelijkheid van deze uitspraak in hoger beroep te komen. Dit kan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, voorzitter, en mr. M.E.A. Braeken en mr. B. Rademaker, leden, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op: