ECLI:NL:RBMNE:2018:1501

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2018
Publicatiedatum
16 april 2018
Zaaknummer
UTR 17/2640
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van omgevingsvergunning wegens strijd met artikel 7:11 Awb

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor het verplaatsen van een afzuigkanaal tegen de achtergevel van een restaurant. Eiseres, een B.V. gevestigd in [vestigingsplaats], had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [.] dat de omgevingsvergunning had ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat de wijze van besluitvorming door verweerder in strijd was met artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder had de omgevingsvergunning herroepen zonder opnieuw op de aanvraag te beslissen, wat niet in overeenstemming was met de wet. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen 12 weken een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De rechtbank benadrukte dat bij de heroverweging alle relevante gegevens betrokken moeten worden en dat verweerder mogelijk een nieuwe hoorzitting moet houden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 17/2640
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 29 maart 2018 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.M.M. Meijer),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [.], verweerder
(gemachtigde: mr. drs. H.J.M. van Gellekom )
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
[derde-partij (naam 1)]en
[derde-partij (naam 2)] ,beiden te [woonplaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 31 oktober 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend voor het verplaatsen van het afzuigkanaal tegen de achtergevel van het pand [adres] te [vestigingsplaats] .
Bij besluit van 18 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van derde-partijen gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen in die zin dat de omgevingsvergunning is ingetrokken.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2018. Namens eiseres is verschenen [A] , bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij [derde-partij (naam 2)] is in persoon verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen 12 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 333,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.002,-.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten en omstandigheden. Sinds 19 maart 2015 is een restaurant van eiseres gevestigd in het pand [adres] te [vestigingsplaats] . Voorheen was in dit pand een ander restaurant gevestigd. Dit restaurant had een afzuiginstallatie via een ondergronds kanaal en een uitblaasopening achter in de tuin. Het restaurant van eiseres is dit systeem ook gaan gebruiken, maar na klachten van geur- en rookoverlast van omwonenden is gezocht naar een andere oplossing. Op 28 september 2016 is bij verweerder een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het verplaatsen van het afzuigkanaal tegen de achtergevel van het pand. Met het primaire besluit heeft verweerder deze omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, ten tweede, van de Wabo gelezen in samenhang met artikel 4, derde lid, van bijlage II van Besluit omgevingsrecht.
3. In het bestreden besluit is uiteengezet dat de aspecten geur en geluid hadden moeten worden betrokken bij de vraag of de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De Activiteitenregeling milieubeheer (de Activiteitenregeling) vormt het kader voor de beoordeling van deze aspecten. Volgens verweerder wordt niet voldaan aan artikel 3.103, eerste lid aanhef en onder a, van de Activiteitenregeling en had aan eiseres gevraagd moeten worden op welke wijze de dampen die vrijkomen bij het bereiden van voedsel afgezogen worden. Omdat de aanvraag hierover geen informatie bevat en geen ambtelijke beoordeling op dit punt heeft plaatsgevonden, had de omgevingsvergunning niet verleend mogen worden. Verweerder verklaart de bezwaren van omwonenden in het bestreden besluit gegrond, herroept het primaire besluit en trekt de omgevingsvergunning in.
4. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten een volledige heroverweging te maken door de bezwaren over de geuroverlast niet te onderzoeken. De handelwijze van verweerder is in strijd met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5. Op grond van artikel 7:11, eerste lid, van de Awb, vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag van het bezwaar een heroverweging van het primaire besluit plaats. Op grond van het tweede lid van dit artikel, herroept het bestuursorgaan, voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, het primaire besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit. Hoofdregel is dat de herroeping van het bestreden besluit en het zo nodig nemen van aan nieuw besluit gelijktijdig dient te geschieden.
6. De rechtbank is met eiseres van oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 7:11, tweede lid, van de Awb, omdat het primaire besluit (de omgevingsvergunning) is herroepen zonder opnieuw op de aanvraag te beslissen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat verweerder wel voornemens was om opnieuw op de aanvraag te beslissen, maar hiermee vanwege de onderhavige beroepszaak heeft gewacht. Deze wijze van getrapte besluitvorming verdraagt zich niet met het bepaalde in artikel 7:11 van de Awb. Gelet hierop is het beroep van eiseres gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:11, tweede lid, van de Awb. Als gevolg hiervan herleeft de omgevingsvergunning. Aan de beoordeling van de overige beroepsgronden komt de rechtbank gelet op het voorgaande niet toe.
7. De rechtbank draagt verweerder op binnen 12 weken na de dag van verzending van deze uitspraak opnieuw op de ingediende bezwaren van omwonenden te beslissen met inachtneming van het volgende. In de heroverweging moet verweerder alle voor de aanvraag relevante en inmiddels bekende gegevens betrekken. Het (eerder) ontbreken van gegevens kan geen reden zijn om de omgevingsvergunning direct te weigeren. Verweerder dient zo nodig bij eiseres nadere gegevens op te vragen. Verder dient verweerder rekening te houden met alle betrokken belangen, waaronder de belangen van de bezwaarmakers. De rechtbank geeft verweerder in dit verband in overweging om een nieuwe hoorzitting te houden.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).
10. Partijen zijn op de zitting gewezen op de mogelijkheid van deze uitspraak in hoger beroep te komen. Dit kan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, voorzitter, en mr. M.E.A. Braeken en mr. B. Rademaker, leden, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.