ECLI:NL:RBMNE:2018:1475

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2018
Publicatiedatum
13 april 2018
Zaaknummer
16.652228-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens belaging en bedreiging van ex-vriendin

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 13 april 2018 uitspraak gedaan in een zaak tegen een 28-jarige man uit Almere, die zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin. De verdachte heeft met zijn gedrag ernstige overlast, angst en hinder veroorzaakt, wat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer met zich meebracht. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, die eerder veroordeeld was voor het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing en voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en heeft daarnaast vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd voor de duur van drie jaar, waarbij het de verdachte verboden is om contact op te nemen met het slachtoffer en zich in de nabijheid van het slachtoffer te bevinden.

De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en belaging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 9 november 2016 tot en met 1 maart 2017 de ex-vriendin heeft bedreigd en haar stelselmatig heeft lastiggevallen. De rechtbank heeft de dagvaarding voor een van de ten laste gelegde feiten nietig verklaard, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte strafbaar is en heeft de opgelegde straf en maatregelen gemotiveerd, waarbij de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar hebben meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.652228-17 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 13 april 2018

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 maart 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. B. Nitrauw.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 9 november 2016 tot en met 1 maart 2017 te Almere [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting;
Feit 2:
in de periode van 11 december 2016 en 1 maart 2017 te Almere telkens [slachtoffer 1] heeft gestalkt;
Feit 3:
op 5 januari 2017 te Almere [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting;
Feit 4:
in de periode van 4 april 2017 tot en met 24 mei 2017 te Almere (telkens) opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing.

VOORVRAGEN

De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding wat betreft het onder 4 ten laste gelegde nietig moet worden verklaard. De rechtbank overweegt dat het daar gestelde geen duidelijke en begrijpelijke feitelijke omschrijving bevat van hetgeen verdachte wordt verweten. De tenlastelegging bevat onder feit 4 slechts een kwalificatie en wordt om die reden in zoverre nietig verklaard.
Voor het overige is de dagvaarding geldig, de rechtbank bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte en zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen [1]
Feit 1:
[slachtoffer 1] heeft op 23 december 2016 aangifte gedaan tegen verdachte, onder meer van bedreigingen die plaatsvonden in Almere, startende op 9 november 2016. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte via e-mailberichten heeft gezegd dat hij haar in brand zou steken. [2]
Aan het dossier zijn diverse bescheiden toegevoegd, waaronder:
- sms-berichten van 11 december 2016 afkomstig van verdachte aan [slachtoffer 1] , met als inhoud onder meer: “Meisje je zal je gezicht verbranden en niemand zal jou meer willen” [3] , “Morgenochtend kom ik je vader steken wnr hij de deur uitgaat” [4] , “Het gaat eindige door jou gaat jou familie pijn krijgen [5] ” en “Vandaag ga jij branden en teken jij jou lot” [6] .
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij dreigende woorden tegenover [slachtoffer 1] heeft geuit, onder andere bestaande uit: “Ik maak je dood, ik maak je af”. [7]
Feit 2:
[slachtoffer 1] , wonende te [woonplaats] , heeft op 18 december 2016 aangifte gedaan tegen verdachte. Ze heeft toen onder meer verklaard dat ze die dag al 79 keer door verdachte was gebeld. [8] Op 23 december 2016 heeft [slachtoffer 1] wederom aangifte gedaan tegen verdachte, onder meer van belaging, gepleegd te Almere. [9] [slachtoffer 1] heeft in haar verhoor op 28 januari 2017 verklaard dat verdachte startte met de belaging, nadat zij op 11 december 2016 duidelijk had gemaakt dat de relatie definitief was verbroken. Op maandagochtend in de week voor kerst stond hij bij het huis van haar moeder. Ondertussen kreeg ze berichten van verdachte dat hij onderweg was naar [plaats] . Rond 13:00 uur die dag zag ze verdachte opeens bij het hek van de school staan. Daarvoor had hij ook een keer gebeld naar haar werk, om te vragen of ze aan het werk was. [10] Ook heeft ze verklaard dat verdachte, nadat zij hem had gemaand haar woning, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] te verlaten, weigerde deze woning te verlaten. [11]
Vervolgens heeft [slachtoffer 1] op 23 februari 2017 een verklaring afgelegd over hetgeen is gebeurd na haar verhoor op 28 januari 2017. Verdachte heeft haar gemaild en haar ouders extreem lastig gevallen. [12] Verdachte valt haar ouders sinds eind december 2016 extreem lastig door ze te bellen en foto`s en oude WhatsApp gesprekken te sturen. [13] Op 30 januari 2017 werd [slachtoffer 1] vanaf een bushalte achtervolgd door verdachte. Hij schreeuwde dat ze een kankerhoer en slet is. [14] Ook heeft [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte op 8 februari 2017 een vriendschapsverzoek heeft verstuurd naar haar vriendin [A] . [15] Op 4 en 19 februari 2017 heeft verdachte [slachtoffer 1] e-mails gestuurd. [16]
Verbalisant [verbalisant] heeft de door [slachtoffer 1] bij haar aangifte van 23 december 2016 en verhoor van 28 januari 2017 overgelegde bijlagen in een proces-verbaal van bevindingen beschreven:
- Bijlage 1: Dit betreft een sms conversatie van 11 december 2016 en 12 december 2016 van verdachte naar [slachtoffer 1] . Verdachte heeft in totaal 49 sms-berichten naar [slachtoffer 1] verstuurd. [17]
- Bijlage 2: Dit betreft een sms conversatie van 29 december 2016, 30 december 2016 en 4 januari 2017 van verdachte naar [slachtoffer 1] . Verdachte heeft in totaal 9 keer gebeld en 16 sms-berichten verstuurd. [18]
- Bijlage 3: Dit betreft een sms conversatie van 20 december 2016 van verdachte naar [slachtoffer 1] . Verdachte heeft in totaal 6 sms-berichten verstuurd. [19]
- Bijlage 4: Dit betreft een mail conversatie tussen verdachte naar [slachtoffer 1] . Verdachte heeft in totaal 12 email-berichten verstuurd. [20]
- Bijlage 6: Dit betreft een telefoonlijst van een dag in december 2016. Verdachte heeft op die dag 13 keer gebeld naar [slachtoffer 1] . [21]
Getuige [getuige] , vriendin van [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat zij op 18 januari 2017 door verdachte is benaderd via Facebook. [22]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer 1] duizenden keren heeft gebeld en heel veel sms-berichten heeft gestuurd. [23] Ook heeft hij haar stiefvader meermalen gebeld. [24] Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij vrienden van [slachtoffer 1] via Facebook berichten heeft gestuurd [25] en dat hij op 19 december 2016 naar het werk van aangeefster is gegaan. [26]
Feit 3:
[slachtoffer 1] heeft op 5 januari 2017 aangifte gedaan van bedreiging door verdachte. [slachtoffer 1] heeft daarbij verklaard dat verdachte op 5 januari 2017 in Almere tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd: “Als zij niet met mij wil praten als twee volwassenen dan is zij als ten dode opgeschreven. Dan is haar stiefvader ook aan de beurt. Daarna zijn jullie aan de beurt.” [slachtoffer 1] wist direct dat verdachte het over haar had. [27]
[slachtoffer 2] heeft eveneens op 5 januari aangifte gedaan van bedreiging door verdachte. Zij heeft daarbij verklaard dat verdachte op voornoemde datum tegen haar heeft gezegd: “Ik zal jullie allemaal kapot maken! Ik steek jullie allemaal in de fik!” [28]

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op één of meer tijdstippen gelegen in de periode in of omstreeks 9 november 2016 tot en met 1 maart 2017 te Almere telkens [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] (door middel van sms-berichten en e-mailberichten) dreigend de woorden toegevoegd: “Ik maak je dood” en Ik maak je af
en
Ik ga je in de brand steken
en “Meisje je gezicht zal branden en niemand zal jou meer willen” en “Morgenochtend kom ik je vader steken wanneer hij de deur uitgaat” en “Het gaat eindigen door jou gaat jou familie pijn krijgen” en “Vandaag ga jij branden en teken jij jou lot”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 2:
in of omstreeks de periode gelegen tussen 11 december 2016 en 1 maart 2017 te Almere, althans in Nederland, telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , telkens met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen, door:
- meermalen te bellen naar voornoemde [slachtoffer 1] en haar ouders en
- meermalen e-mailberichten en sms-berichten te versturen naar voornoemde [slachtoffer 1] en familie van voornoemde [slachtoffer 1] en
- via Facebook berichten te versturen naar haar vrienden en
- langs te komen op werk en bij het ouderlijk huis van voornoemde [slachtoffer 1] en
- te verblijven in de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] van voornoemde [slachtoffer 1] en
- beledigende woorden naar haar te roepen, waaronder “Hoer” en “Kanker” en “Slet”;
Feit 3:
op 5 januari 2017 te Almere [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigende de woorden toegevoegd: “Als zij niet met mij wil praten als twee volwassenen dan is zij ten dode opgeschreven. Dan is haar stiefvader ook aan de beurt. Daarna zijn jullie aan de beurt.” en “Ik zal jullie allemaal kapotmaken! Ik steek jullie allemaal in de fik!”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en met brandstichting
Feit 2:
belaging
Feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en brandstichting

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, en;
- aan verdachte de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, strekkende tot beperking van de vrijheid van verdachte, op te leggen voor de duur van drie jaar, waarbij wordt bevolen dat verdachte op geen enkele wijze contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [B] en verdachte zich niet ophoudt in het gebied [adres] (gebied dat wordt omgeven door de [adres] ). Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan vordert de officier van justitie iedere keer 3 weken hechtenis, met een maximum van 6 maanden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd te bepalen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin [slachtoffer 1] . Nadat [slachtoffer 1] hem meermalen te kennen had gegeven dat hun relatie definitief geëindigd is en dat zij geen contact meer met hem wil hebben, heeft de verdachte haar veelvuldig gebeld, sms-berichten en e-mailberichten gestuurd, haar ouders en vriendinnen lastig gevallen, is hij bij haar werk en ouderlijk huis langs geweest en heeft hij tegen de wil van aangeefster in haar huis verbleven. Verdachte lijkt zich de ernst van deze gedragingen onvoldoende te realiseren. Verdachte heeft met zijn handelen overlast, angst en hinder veroorzaakt en een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
Daarenboven heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan ernstige bedreigingen jegens [slachtoffer 1] en ook eenmaal jegens haar moeder [slachtoffer 2] . Dit soort handelingen heeft een stevige impact op de persoonlijke levenssfeer en levensvreugde, zeker in samenhang met de voortdurende belaging.
Ten nadele van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte blijkens het uittreksel uit zijn justitiële documentatie van 22 februari 2018 eerder is veroordeeld. Verdachte is op 22 maart 2017 tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van twee jaren veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing. Op 8 januari 2016 is hij tot een taakstraf voor de duur van 60 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om door te gaan met zijn activiteiten, ook gedurende de proeftijden van deze voorwaardelijke straffen.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 22 maart 2017 is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf en/of maatregel zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Gelet op de eerdere veroordelingen van verdachte is het opleggen van een taakstraf niet meer aan de orde. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden is.
Gelet op het feit dat verdachte meermalen is veroordeeld voor het handelen in strijd met een gedragsaanwijzing en ter beveiliging van [slachtoffer 1] en haar familie acht de rechtbank een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van verdachte noodzakelijk, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [B] . Voorts acht de rechtbank noodzakelijk dat verdachte zich niet ophoudt in het gebied [adres] te [woonplaats] , waar [slachtoffer 1] woont. Het gebied wordt omgeven door de [adres] . Het verbod omvat niet de hoofdwegen, alleen het gebied er tussen.
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregelen op voor de duur van 3 jaren. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal per overtreding 3 weken vervangende hechtenis worden opgelegd, tot een maximum van 6 maanden.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie om de vrijheidsbeperkende maatregelen dadelijk uitvoerbaar te verklaren af. De rechtbank ziet hiertoe geen aanleiding nu de officier van justitie heeft medegedeeld dat verdachte in 2018 geen contact meer heeft proberen te zoeken met [slachtoffer 1] en haar familie.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 38v, 38w, 57, 63, 285, 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Geldigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde nietig;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- legt aan verdachte op de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 3 jaar;
- beveelt dat verdachte
  • zich onthoudt van contact met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [B] ;
  • zich niet ophoudt in het gebied [adres] te [woonplaats] . Het gebied wordt omgeven door de [adres] waarbij de rechtbank bepaalt dat de genoemde hoofdwegen geen deel uitmaken van het verbod, althans zich niet zal ophouden binnen een afstand van 200 meter van een eventueel toekomstig woonadres van [slachtoffer 1] .
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel (telkens) wordt vervangen door 3 weken hechtenis (met een totale duur van maximaal van 6 maanden).
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M.A. Sinnige, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en A.M.M.E. Doekes-Beijnes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dam, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 april 2018.
Mr. Van Dam, voornoemd, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode in of omstreeks 9 november 2016 tot en met 1 maart 2017 te Almere, in elk geval in Nederland, (telkens) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] (door middel van whatsapp-berichten en/of sms-berichten en/of e-mailberichten) dreigend de woorden toegevoegd:"Ik maak je dood" en/of "ik maak je af" en/of "Ik ga je in de brand steken" en/of "Dit gaat jouw dood worden" en/of "Het gaat zo uit de hand lopen vandaag" en/of "We zullen dan alle 2 doodgaan" en/of "Ik ga jou en je familie vermoorden" en/of "Meisje je gezicht zal verbranden en niemand zal jou meer willen" en/of Morgenochtend kom ik je vader steken wanneer hij de deur uitgaat" en/of "Het gaat eindigen door jou gaat jou familie pijn krijgen" en/of "Vandaag ga jij branden en teken jij jou lot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 11 december 2016 en 1 maart 2017 te Almere, althans in Nederland,telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , in elk geval van een ander,telkens met het oogmerk die [slachtoffer 1] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door:
- ( meermalen) te bellen naar voornoemde [slachtoffer 1] en/of haar ouders en/of
- ( meermalen) e-mailberichten en/of sms-berichten en/of whatsapp-berichten te versturen naar voornoemde [slachtoffer 1] en/of naar dier/haar vrienden, althans bekenden en/of familie van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- ( meermalen) via Facebook berichten te versturen naar voornoemde [slachtoffer 1] en/of naar dier/haar vrienden, althans bekenden en/of familie van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- langs te komen op het werk en/of bij het (ouderlijk) huis van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- te verblijven in de woning (gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ) van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- beledigende woorden naar haar te roepen, waaronder "Hoer" en/of "Kanker" en/of "Slet";
3.
hij op of omstreeks 5 januari 2017 te Almere, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd:"Als zij niet met mij wil praten als twee volwassenen dan is zij als ten dode opgeschreven".Dan is haar stiefvader ook aan de beurt. Daarna zijn jullie aan de beurt" en/of "Ik zal jullie allemaal kapotmaken! Ik steek jullie allemaal in de fik!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij in of omstreeks de periode van 4 april 2017 tot en met 24 mei 2017 te Almere, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 23 februari 2017 gegeven door de officier van justitie
te Midden-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, niet binnen een straal van 100 meter mocht komen van de woningen gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en de [adres] te [woonplaats] en - geen contact mocht opnemen/hebben met [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 maart 2017, genummerd PL0900-206390385, PL0900-2016396332, PL0900-2017006080, PL0900-2017014170, PL0900-2017006078 en PL0900-2017021065, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 278. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 8.
3.Pagina 111.
4.Pagina 104.
5.Pagina 110.
6.Pagina 108.
7.Pagina 263.
8.Pagina 2.
9.Pagina 7.
10.Pagina 20.
11.Pagina 20.
12.Pagina 245.
13.Pagina 246.
14.Pagina 246.
15.Pagina 246.
16.Pagina 246.
17.Pagina 30.
18.Pagina 31.
19.Pagina 31.
20.Pagina 31.
21.Pagina 32.
22.Pagina 90.
23.Pagina 264-265.
24.Pagina 257.
25.Pagina 266.
26.Pagina 267.
27.Pagina 38.
28.Pagina 65.