ECLI:NL:RBMNE:2018:1440

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
16/705035-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie jongens voor een reeks inbraken en diefstallen in Midden-Nederland

Op 12 april 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie 18-jarige jongens die eind 2016 en begin 2017 betrokken waren bij een serie inbraken, diefstallen en vernielingen in de regio's Amersfoort, Harderwijk en Ermelo. De rechtbank heeft de jongens veroordeeld tot taak- en leerstraffen, alsook voorwaardelijke jeugddetentie. De verdachte uit Hoevelaken, die een leidende rol had, kreeg een voorwaardelijke jeugddetentie van 8 maanden, een taakstraf van 200 uur en een leerstraf van 35 uur. De verdachte uit Bunschoten-Spakenburg werd veroordeeld tot 5 maanden voorwaardelijke jeugddetentie en 150 uur taakstraf, terwijl de verdachte uit Amsterdam een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden, 100 uur taakstraf en 34 uur leerstraf kreeg opgelegd.

De rechtbank hield bij het bepalen van de straffen rekening met de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en het feit dat de jongens sinds de feiten geen nieuwe strafbare feiten hadden gepleegd. De rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie niet in het belang van de jongens zou zijn, gezien hun positieve ontwikkeling sinds begin 2017. De rechtbank benadrukte het belang van het jeugdstrafrecht en de noodzaak om de jongens te begeleiden in hun ontwikkeling, in plaats van hen te straffen met een onvoorwaardelijke detentie.

De uitspraak is een voorbeeld van hoe de rechtbank in het jeugdstrafrecht rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van de verdachten en de impact van hun daden op de slachtoffers. De rechtbank heeft de jongens de kans gegeven om hun leven weer op de rails te krijgen, terwijl ze ook de schade aan de benadeelde partijen in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/705035-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 april 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1999] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen achter gesloten deuren op 13 maart 2018 en 29 maart 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N.T.R.M. Franken en van hetgeen verdachte en mr. M.M. Helmers, advocaat te Utrecht, alsmede [A] namens benadeelde partij [benadeelde 1] B.V. naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 in de periode van 17 september 2016 tot en met 19 september 2016 in Amersfoort samen met anderen heeft ingebroken in een woning;
feit 2 in de periode van 22 september 2016 tot en met 8 oktober 2016 in Amersfoort samen met anderen goederen heeft geheeld;
feit 3 op 10 november 2016 in Amersfoort samen met anderen heeft ingebroken in een woning;
feit 4 in de periode van 10 tot en met 11 november 2016 in Amersfoort samen met anderen goederen heeft vernield;
feit 5 in de periode van 15 december 2016 tot en met 29 december 2016 in Amersfoort samen met anderen goederen heeft vernield;
feit 6 op 13 december 2016 in Ermelo samen met anderen heeft ingebroken in een woning;
feit 7 op 14 januari 2017 in Hooglanderveen samen met anderen heeft ingebroken in een woning;
feit 8 op 1 maart 2017 in Hooglanderveen samen met anderen heeft ingebroken in een woning;
feit 9 op 29 november 2016 in Harderwijk goederen heeft gestolen;
feit 10 op 13 maart 2017 in Hooglanderveen samen met anderen een fiets heeft gestolen;
feit 11 in de periode van 11 december 2016 tot en met 12 december 2016 in Ermelo samen met anderen in een woning/chalet heeft ingebroken;
feit 12 in de periode van 11 december 2016 tot en met 21 februari 2017 in Ermelo samen met anderen in een woning/chalet heeft ingebroken;
feit 13 in de periode van 18 oktober 2016 tot en met 22 oktober 2016 in Renswoude samen met anderen heeft ingebroken in een container;
feit 14 in de periode van 5 januari 2017 tot en met 6 januari 2017 in Bunschoten-Spakenburg samen met anderen heeft ingebroken in een woning;
feit 15 op 14 maart 2017 in Hooglanderveen samen met een ander een brom-/snorfiets heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de aan verdachte ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de onder 9 en 14 ten laste gelegde feiten, wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte dient volgens de officier van justitie vrijgesproken te worden van het onder 9 en 14 tenlastegelegde.
De pleegdatum van het onder 1 tenlastegelegde kan, gelet op de beelden, worden beperkt tot 17 september 2016. Verdachte dient ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde partieel te worden vrijgesproken van de heling van muziekinstrumenten en bijbehorende hoezen, omdat niet kan worden bewezen dat hij daarmee iets te maken heeft gehad. Voorts dient verdachte ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde partieel vrijgesproken te worden van de diefstal van de Xbox, omdat deze in de woning is achtergebleven. Gelet op de verklaring van verdachte kan ten aanzien van het onder 12 ten laste gelegde de periode beperkt worden tot 11 en 12 december 2016 en dient verdachte partieel vrijgesproken te worden voor de diefstal van diverse goederen uit het tweede chalet, met uitzondering van de diefstal van twee fietsen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 9 en 14 tenlastegelegde feiten, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd.
De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat ten aanzien van het onder 9 tenlastegelegde niet kan worden vastgesteld dat verdachte de betreffende jas heeft weggenomen. Ten aanzien van de overige weggenomen goederen is er geen enkel verband met verdachte aangetoond. Ten aanzien van het onder 14 tenlastegelegde blijkt uit het dossier niet dat er ten tijde van de inbraak daadwerkelijk telefonisch contact is geweest tussen verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] . De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] dat hij samen met verdachte ter plaatse was en deze inbraak heeft gepleegd en dat verdachte hem telefonisch liet weten welke handelingen hij moest verrichten vindt dus geen ondersteuning in het dossier.
Niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte - ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde - de buitenruiten en het rolhek heeft vernield en – ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde – de Xbox heeft weggenomen, nu deze in de woning is achtergebleven.
Ten aanzien van het onder 12 tenlastegelegde kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte, samen met zijn medeverdachten, meer goederen - anders dan twee fietsen - heeft weggenomen. Verdachte dient partieel vrijgesproken te worden van al deze onderdelen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de overige feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
feit 2
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde. Verdachte heeft de genoemde goederen - al dan niet met anderen - zelf gestolen. Een veroordeling ter zake van heling is uitgesloten als verdachte zelf de diefstal heeft gepleegd. Uit de geldende jurisprudentie volgt namelijk dat een verdachte alleen als heler kan worden aangemerkt als het betreffende goed afkomstig is uit een misdrijf dat door een ander is gepleegd.
feit 14
De rechtbank heeft op grond van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat verdachte het onder 14 tenlastegelegde feit heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Verdachte ontkent het feit te hebben gepleegd. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] dat hij samen met verdachte in de woning heeft ingebroken, vindt onvoldoende steun in het dossier. Op de beelden is slechts één dader te zien. Het gegeven dat er op de avond van de inbraak een kortdurend telefonisch contact is geweest tussen verdachte en [medeverdachte 1] is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
4.3.2
Bewijsmiddelen [1]
feit 1
Verdachte heeft het onder 1 tenlastegelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , pagina 8 tot en met 11 en bijlage goederen, pagina 13 tot en met 18, van het zaakdossier zaak 1: [zaak] ;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 63 tot en met 68 van het zaakdossier zaak 1: [zaak] .
feit 3
Verdachte heeft het onder 3 tenlastegelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , pagina 6 en 7 van het zaakdossier zaak 4: [zaak] ;
  • het proces-verbaal van verhoor benadeelde [aangever 1] , pagina 9 van het zaakdossier zaak 4: [zaak] .
feit 4
[aangever 1] heeft verklaard dat hij op 10 november 2016 zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] had verlaten. Op 11 november 2016 kwam hij terug in zijn woning en zag hij dat er onbevoegde personen in zijn woning waren geweest. Zijn printer lag midden in de kamer op de grond en de radiator lag beschadigd midden in de kamer op de grond. [2]
Verbalisant [verbalisant] heeft op 16 december 2016 de camerabeelden bekeken van het perceel [adres] te [woonplaats] . De beelden hebben betrekking op de periode 10 november 2016 tot en met 11 november 2016. Verbalisant nam het volgende waar op de beelden:
Ik zag dat er een crossmotor buiten het pand in beeld kwam. Ik zag dat de bestuurder er als volgt uit zag:
- integraal helm
- 3/4 jas met bontkraag
- lichte schoenen
Bijrijder
- integraalhelm
- donkere kleding
- donkere schoenen
bestandsnaam: kantoor voor
Het beeld van ‘kantoor voor’ laat een soort van woonkamer zien met onder in beeld twee banken. In het midden staat een tafeltje en op de achtergrond staat een opgemaakt bed.
Persoon 1 loopt naar achter in de ruimte en lijkt iets te pakken van een wit tafeltje tegen de achtermuur. Vervolgens komt persoon 2 in beeld. [3]
Persoon 2 heeft een licht gekleurd plat voorwerp in zijn handen. Ik zag dat de twee personen geheel rechtsboven gedeeltelijk uit beeld stonden. Vervolgens zag ik dat de twee armen met het voorwerp omhoog gingen en het witte voorwerp op de grond gooiden. Het witte voorwerp valt op de grond. De persoon die gooit loopt verder door, waardoor te zien is dat dit persoon 2 betreft. Hierop zag ik dat persoon 2 een ander groter voorwerp oppakt van de grond, welke achterin de kamer tegen de muur lag. Vervolgens verdwijnt persoon 2 rechts uit beeld.
Ik zag dat de personen het volgende signalement hadden:
persoon 1
- integraal helm met opvallend patroon glimmend licht en donker
- normaal postuur
- donker kleurige 3/4 jas met capuchon
- zwarte (donkere) broek
- donkere handschoenen
- donkere schoenen
persoon 2
- integraal helm met opvallend patroon
- normaal postuur
- 3/4 donkere jas met lichtere (bont) kraag
- donkere broek
- lichte schoenen
bestandsnaam: kantoor achter
Van rechts in beeld komt persoon 1 in beeld en loopt naar het witte tafeltje. Te zien is dat persoon 1 een klein voorwerp van dit tafeltje pakt en vervolgens weer rechts uit beeld loopt. Aan de rechterzijde bovenin is een schaduw te zien op de muur. Vervolgens komt een lichtkleurig voorwerp met snoer kennelijk met kracht op de grond terecht. Direct daarop komt persoon 2 op een met versnelde pas in beeld en loopt richting de straalkachel. Persoon 2 pakt de kachel op en loopt hier mee uit beeld. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij degene is die als bestuurder op de beelden te zien is en dat hij een jas met bontkraag droeg. Hij was samen met medeverdachte [medeverdachte 1] de woning binnengegaan en had de radiator opgepakt. [5]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
feit 5
Verdachte heeft het onder 5 tenlastegelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018;
  • het proces-verbaal van aangifte van [A] namens [benadeelde 1] , pagina 7 tot en met 9 van zaakdossier zaak 5: [zaak] .
Bewijsoverweging ten aanzien van het rolhek
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachte ook het rolhek heeft vernield. Voornoemd rolhek was volgens de aangever afgesloten en is volgens aangever geforceerd. Het rolhek gaf toegang tot de lift die door verdachte en zijn medeverdachte is gebruikt. Het dossier bevat geen aanknopingspunten waaruit volgt dat het rolhek eerder reeds was vernield dan wel dat anderen dan verdachte en zijn medeverdachte zich toegang tot deze lift hebben verschaft.
Partiële vrijspraak van de buitenruiten
Verdachte ontkent de buitenruiten vernield te hebben. Verdachte had met zijn medeverdachte al op een andere wijze toegang tot het gebouw verkregen. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om bewezen te achten dat verdachte samen met zijn medeverdachte de buitenruiten vernield heeft. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
feit 6
Verdachte heeft het onder 6 tenlastegelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , pagina 6 en 7, met bijlagen op pagina 8 tot en met 10 van het zaakdossier, zaak 6: [zaak] .
feit 7
Verdachte heeft het onder 7 tenlastegelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , pagina 5 en 6, met bijlage op pagina 21 van het zaakdossier zaak 7: [zaak] ;
  • het proces-verbaal verhoor aangever [aangever 3] , pagina 22 van het zaakdossier zaak 7: [zaak] .
Bewijsoverweging ten aanzien van de Xbox
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie en de raadsvrouw, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook de Xbox heeft weggenomen. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten ingebroken in de woning. De Xbox is door hen in een meegebrachte (sport)tas gestopt met het oogmerk om deze tas mee te nemen. Verdachte en zijn medeverdachten waren daarmee heer en meester geworden over de Xbox. Dat de (sport)tas met de Xbox in de woning is achtergebleven omdat de verdachten de woning zijn uitgevlucht maakt dat niet anders.
feit 8
Verdachte heeft het onder 8 tenlastegelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , pagina 7 en 8 met bijlagen op pagina 11 tot en met 17 van het zaakdossier zaak 8: [zaak] .
feit 9
[aangever 5] heeft in zijn aangifte (PL0600-2016586929) verklaard dat hij op 29 november 2016 op [naam] , locatie [locatie] te [woonplaats] was. Hij had zijn tas met spullen in de kleedruimte in zijn locker gelegd. De kledingruimte was open en voor iedereen bereikbaar die zich op het terrein bevond. Om 13.40 uur zag hij dat de tas verdwenen was. [6] In de tas zaten: een Stone Island soft shell jas en vest, een Nike broek, een joggingbroek, thermobroek, een zilveren pashouder met 6 pasjes, aansteker, handschoenen, Apple iPhone oordoppen, fietssleutel Batavus. [7]
Verbalisant heeft op 28 februari 2017 de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] onderzocht. Op de telefoon werd een gesprek tussen het telefoonnummer van verdachte en [medeverdachte 2] aangetroffen. Het betrof een gesprek van 29 november 2016 te 20.29 uur.
Verdachte appt dat hij laatst een soft shell heeft gepakt van iemand anders uit een tas; een Stone. Hij wast de soft shell even en dan mag [medeverdachte 2] hem hebben. [8]
Op 22 mei 2017 is bij verdachte een vest van het merk Stone Island in beslag genomen. Bijzonderheden: Weggenomen in Harderwijk PL0600-2016586929. [9]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden het onder 9 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
feit 10
Verdachte heeft het onder 10 tenlastegelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018;
  • een aangifte van [aangever 6] , pagina 5 en 6 van het zaakdossier zaak 10: Fiets.
feit 11
Verdachte heeft het onder 11 tenlastegelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 7] , pagina 8 met bijlage op pagina 10 tot en met 12 van het zaakdossier zaak 11: Chalets.
feit 12
Verdachte heeft de diefstal van twee onder 12 tenlastegelegde fietsen bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit gedeelte van het feit bepleit. De rechtbank acht dit gedeelte van het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018; het proces-verbaal van aangifte van [aangever 8] , pagina 15 van het zaakdossier zaak 11: Chalets.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat van dit feit alleen de diefstal van twee fietsen bewezen kan worden verklaard. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van de diefstal van de overige in de tenlastelegging van feit 12 genoemde goederen.
feit 13
Verdachte heeft het onder 13 tenlastegelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 9] , pagina 5 en 6, met bijlagen op pagina 7 en 8 van het zaakdossier zaak 12: [zaak] .
feit 15
Verdachte heeft het onder 15 tenlastegelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2018;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 10] , pagina 5 van het zaakdossier zaak 14: Tomos.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 17 september 2016 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen goederen (te weten onder andere diverse computer(apparatuur), iPads, iPadaccessoires, kledingstukken, een hoeveelheid geld, een koptelefoon en muziekinstrumenten), toebehorende aan [aangever 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
3.
op 10 november 2016 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een goed, te weten een paspoort, toebehorende aan [aangever 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
4.
hij in de periode van 10 tot en met 11 november 2016 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk goederen, te weten
-een printer en
-een (elektrische) (straal)kachel,
toebehorende aan [aangever 1] heeft vernield en/of beschadigd;
5.
in of omstreeks de periode van 28 december 2016 tot en met 29 december 2016 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk goederen, te weten
-een goederenlift en
-een rolhek voor de liftdeuren en
-een beveiligingscamera en
-twee deuren en
-twintig hanglampen en
-airco's, inclusief de bediening en buitendelen,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , heeft vernield en/of beschadigd;
6.
op 13 december 2016 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen goederen (te weten diverse multimediasystemen, iPads, golfartikelen, sieraden, computer(apparatuur), fotocamera's en autosleutels), toebehorende aan [aangever 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
7.
op 14 januari 2017 te [woonplaats] (gemeente Amersfoort), tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres] , heeft weggenomen goederen (te weten diverse camera's en een Xbox One), toebehorende aan [aangever 3] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
8.
op 1 maart 2017 te [woonplaats] (gemeente Amersfoort), tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] , heeft weggenomen goederen (te weten diverse computer(apparatuur), beeldschermen, camera's, camera-accessoires en sieraden), toebehorende aan [aangever 4] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
9.
op 29 november 2016 te Harderwijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een locker heeft weggenomen goederen (te weten diverse kledingstukken, (fiets)sleutels, oordoppen en/of een pashouder inclusief pasjes), toebehorende aan [aangever 5] ;
10.
op 13 maart 2017 te Hooglanderveen (gemeente Amersfoort), tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een goed, te weten een fiets, merk Gazelle, toebehorende aan [aangever 6] , waarbij verdachte en zijn mededader die fiets onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
11.
in de periode van 11 december 2016 tot en met 12 december 2016 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een chalet gelegen aan de [adres] , chaletnummer [nummer] , heeft weggenomen goederen (te weten gereedschappen en professionele boren), toebehorende aan [aangever 7] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
12.
in de periode van 11 december 2016 tot en met 12 december 2016 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuur, gelegen aan de [adres] , behorende bij chaletnummer [nummer] , heeft weggenomen goederen (te weten fietsen), toebehorende aan [aangever 8] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
13.
in de periode van 18 oktober 2016 tot en met 22 oktober 2016 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een container gelegen achter het huis aan de [adres] , heeft weggenomen goederen (te weten diverse crossmotortoebehoren/accessoires, gereedschappen, helmen, kledingstukken en een boordcomputer), toebehorende aan [aangever 9] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
15.
op 14 maart 2017 te Hooglanderveen (gemeente Amersfoort), tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een goed, te weten een snorfiets, merk en model Tomos A3, toebehorende aan [aangever 10] , waarbij verdachte en zijn mededader die snorfiets onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 15 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1, feit 3, feit 6, feit 7, feit 8, feit 11, feit 12 en feit 13
telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 4 en feit 5
telkens: medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of gedeeltelijk aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen;
feit 9
diefstal;
feit 10 en feit 15
telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 26 weken, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 20 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden: twee jaar jeugdreclasseringstoezicht, waarvan 1 jaar ITB+ en – indien de jeugdreclassering dit na diagnostiek noodzakelijk acht – een behandeling bij De Waag;
- een leerstraf, bestaande uit de gedragsinterventie TACT regulier;
- een werkstraf van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met het feit dat verdachte vrijwillig en goed heeft meegewerkt aan begeleiding door de jeugdreclassering en hij daaraan nog steeds meewerkt. Verdachte heeft over de door hem gepleegde feiten openheid van zaken gegeven en houdt zich nu bezig met zijn opleiding en zijn toekomst. Voorts heeft verdachte spijt van wat hij heeft gedaan en is hij van plan contact met de slachtoffers op te nemen. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met het tijdsverloop.
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte de door de Raad voor de Kinderbescherming en jeugdreclassering geadviseerde leerstraf op te leggen en daarnaast nog een werkstraf van maximaal 165 uren, met een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden met daarbij de bijzondere voorwaarde van ITB+ voor de duur van één jaar.
Het is niet in het belang van verdachte en de maatschappij dat verdachte opnieuw gedetineerd komt te zitten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan een zeer groot aantal strafbare feiten zoals hiervoor bewezen is verklaard. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan 5 woninginbraken, een inbraak in een chalet, een inbraak in een container, een inbraak in een schuur, drie diefstallen en twee vernielingen. Verdachte heeft bij de feiten een leidende en bepalende rol gespeeld, zo blijkt uit zijn eigen verklaring en de verklaringen van de medeverdachten. Verdachte heeft enkel gehandeld vanuit zijn behoefte aan geld en spullen en heeft laten zien geen enkel respect voor de eigendommen van anderen te hebben. Dergelijke feiten zorgen voor (financiële) schade, overlast en ergernis bij de benadeelden. De rechtbank rekent verdachte in het bijzonder de inbraken in de woningen zwaar aan. Inbraken in woningen zorgen voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij. Het is voor de slachtoffers vaak bijzonder onaangenaam om te moeten leven met de wetenschap dat een ander in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Woningen zijn bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door zijn handelen heeft verdachte dit gevoel van veiligheid aangetast.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS voor minderjarigen gaan voor een woninginbraak in vereniging uit van een taakstraf van 120 uren of dienovereenkomstige jeugddetentie. Voor overige inbraken is het oriëntatiepunt bij minderjarigen 80 uren taakstraf of dienovereenkomstige jeugddetentie. Voor diefstal in vereniging van een (brom-)fiets wordt uitgegaan van een taakstraf van respectievelijk 40 uren voor een bromfiets en 30 uren voor een fiets. Bij een vernieling met geringe dan wel aanzienlijke schade wordt uitgegaan van respectievelijk 20 en 30 uren taakstraf of een overeenkomstige geldboete.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 9 januari 2018 en het rapport van Samen Veilig Midden-Nederland van 22 februari 2018. F.L. de Jong (Raad voor de Kinderbescherming) en P.W.A. van Kempen (Samen Veilig Midden-Nederland) hebben voornoemde rapporten en adviezen ter terechtzitting toegelicht.
Uit voornoemde rapportages volgt dat het van belang is dat verdachte leert om zich beter te beheersen en zijn keuzes beter te overdenken. Wanneer hij leert om meer rust en overwicht in zijn leven te creëren zal hij meer controle kunnen uitoefenen over zijn gedachten en gevoelens om zo de kans op herhaling in de toekomst te voorkomen. Het is van belang dat hierbij aandacht is voor zijn impulsiviteit, beïnvloedbaarheid en morele ontwikkeling. Daarnaast is het van belang dat hij iemand heeft om op terug te vallen en die hem kan helpen om zijn toekomstperspectief wat betreft dagbesteding en vrijetijdsbesteding te realiseren.
Beide deskundigen hebben geadviseerd verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie, een onvoorwaardelijke werkstraf en de leerstraf TACT Regulier op te leggen. Als bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke straf wordt geadviseerd verdachte op te leggen twee jaar jeugdreclasseringstoezicht, waarvan één jaar in de vorm van ITB+, het meewerken aan diagnostiek en – indien de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht - een behandeling bij De Waag.
Verdachte heeft, zoals volgt uit voornoemde rapporten en hetgeen besproken is ter terechtzitting, sinds zijn aanhouding zijn leven een andere, positieve wending gegeven en heeft vanaf de periode na zijn aanhouding vrijwillig meegewerkt aan een intensieve begeleiding door de jeugdreclassering. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven oprecht spijt te hebben van zijn handelen en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers. Verdachte heeft aangegeven dat hij contact met alle slachtoffers wil opnemen om met hen in gesprek te gaan. Verdachte heeft daar al de eerste stappen toe gezet. De rechtbank weegt het voorgaande ten voordele van verdachte mee, evenals het feit dat verdachte ter terechtzitting grotendeels openheid van zaken heeft gegeven.
De rechtbank houdt voorts ten voordele van verdachte rekening met het tijdsverloop tussen de feiten en de terechtzitting van heden. Verdachte heeft, buiten voornoemde veroordeling, in de tussenliggende periode geen nieuwe politiecontacten gehad en is ook niet eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Een onvoorwaardelijke jeugddetentie zou de positieve lijn die verdachte inmiddels heeft ingezet teniet doen en het risico op recidive vergroten, hetgeen niet in het belang is van verdachte, maar ook (uiteindelijk) niet in het belang van de maatschappij. Gelet hierop acht de rechtbank het niet wenselijk dat verdachte gedetineerd komt te zitten.
De rechtbank wijkt daarmee af van de eis van de officier van justitie, maar zal verdachte wel een langere voorwaardelijke jeugddetentie - met ook een langere proeftijd - en een hogere werkstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, passend en geboden is. De rechtbank zal verdachte daarbij de door de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een werkstraf van 200 uren, bij niet of niet goed uitvoeren daarvan te vervangen door 100 dagen jeugddetentie, en de leerstraf TACT regulier (35 uren) opleggen.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de teruggave aan verdachte gevorderd van de onder verdachte in beslag genomen crossmotor.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de onder verdachte in beslag genomen crossmotor aan verdachte terug te geven.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten een crossmotor.

10.BENADEELDE PARTIJ

10.1
[benadeelde 1] B.V.
[benadeelde 1] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.500,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 5 ten laste gelegde feit.
10.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel en hoofdelijk toe te wijzen met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. Bij de vordering ontbreken een uittreksel van de Kamer van Koophandel en een volmacht voor de gemachtigde. De schadedatum zoals die is vermeld in het expertiserapport komt niet overeen met de datum in de tenlastelegging. Voorts komt de tenaamstelling op de diverse overgelegde bijlagen niet overeen met de naam van de benadeelde partij, [benadeelde 1] B.V.
10.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende.
De heer [A] heeft namens de benadeelde partij aangegeven dat eerder veroorzaakte schades steeds zijn hersteld. Deze schades zijn niet aangemeld bij de verzekering omdat deze schades het eigen risico van € 2.500,00 per gebeurtenis niet te boven gingen.
De gevorderde schade wordt onderbouwd met een bij de vordering gevoegd expertiserapport. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de uitkomsten in voornoemd rapport.
Voorts volgt uit de inhoud van het rapport dat dit rapport betrekking heeft op de vernielingen zoals die door verdachte en zijn medeverdachte zijn gepleegd.
Op basis van de overgelegde stukken en het dossier is voldoende duidelijk is dat deze betrekking hebben op de door [benadeelde 1] geleden schade aan de [adres] en dat [A] , die ook namens de benadeelde partij aangifte van vernieling heeft gedaan, gemachtigd is namens deze vennootschap op te treden.
De door verdachte en zijn medeverdachte veroorzaakte schade overstijgt in ieder geval het door de benadeelde te betalen eigen risico.
De rechtbank acht de vordering, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit en de in de vordering gegeven toelichting, voldoende onderbouwd.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 2.500,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 december 2016.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
10.2
[aangever 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.750,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 6 ten laste gelegde feit.
10.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel en hoofdelijk toe te wijzen met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij afgewezen dient te worden nu de aanschaf van extra camera’s geen rechtstreekse schade betreft.
10.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu niet, althans onvoldoende, is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het onder 6 bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.
10.3
[aangever 9]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.450,00. Dit bedrag bestaat uit € 1.200,00 aan materiële schade en € 250,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 13 ten laste gelegde feit.
10.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel en hoofdelijk toe te wijzen met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de gevorderde materiele schade gematigd dient te worden tot een bedrag van maximaal € 500,00. De opgevoerde posten zijn niet onderbouwd en voorts verschillen de in de vordering genoemde bedragen van de bedragen zoals deze zijn genoemd in de aangifte van [aangever 9] .
De immateriële schade kan tot maximaal het gevorderde bedrag van € 250,00 worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft verzocht het te betalen bedrag niet hoofdelijk op te leggen maar te delen door het aantal verantwoordelijke verdachten.
10.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 13 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank acht de gevorderde schade onder de post “gereedschap” voor een bedrag van
€ 500,00 onvoldoende onderbouwd. In de aangifte heeft de benadeelde partij een bedrag van € 100,00 opgegeven. Het is aannemelijk dat de benadeelde partij op het moment van de aangifte geen volledig beeld had van de exacte schade, maar het verschil is voor deze post erg groot. Nu enige nadere onderbouwing van het grote verschil tussen € 100,00 en € 500,00 ontbreekt begroot de rechtbank deze schade op € 250,00.
De rechtbank acht de vordering voor het overige, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit en de in de vordering gegeven toelichting, voldoende onderbouwd.
De raadsvrouw heeft de immateriële schade niet betwist.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.200,00, bestaande uit € 950,00 aan materiële schade en € 250,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 oktober 2016 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
10.4
[aangever 10]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 425,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 15 ten laste gelegde feit.
10.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de vordering niet betwist, maar heeft verzocht het te betalen bedrag niet hoofdelijk op te leggen maar te delen door het aantal verantwoordelijke verdachten.
10.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit en de in de vordering gegeven toelichting, voldoende onderbouwd.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 15 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 425,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 maart 2017.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
De rechtbank wijst het verzoek van de raadsvrouw af om de aan de verschillende benadeelde partijen te betalen bedragen te delen door het aantal daders. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding, nu dit een beperking van het verhaalsrecht van deze benadeelde partijen behelst. Verdachte en zijn medeverdachten zullen zelf onderling de betaling en eventueel onderling verhaal moeten regelen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 en 14 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 15 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 15 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 15 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
veroordeelt verdachte tot:
- een jeugddetentie van 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 jarenvast;
-
stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* zich gedurende de eerste twee jaren van de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van Toezicht en Begeleiding, waarvan één jaar ITB Plus, worden gegeven door Samen Veilig Midden-Nederland;
* mee zal werken aan diagnostiek en - indien de jeugdreclassering dat naar aanleiding hiervan noodzakelijk acht – mee zal werken aan de behandeling bij De Waag;
- geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan de begeleiden;
- een taakstraf van 200 uren,bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid
;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 100 dagen jeugddetentie;
- een taakstraf van 35 uren, bestaande uit een leerstraf te weten de gedragsinterventie TACT Regulier;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 17 dagen jeugddetentie;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 een crossmotor;
Benadeelde partijen
[benadeelde 1] B.V.
- wijst de vordering van [benadeelde 1] B.V. toe tot een bedrag van
€ 2.500,00, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s) tot betaling aan [benadeelde 1] B.V. van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2016 tot de dag van de algehele voldoening, met dien
verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] B.V. aan de Staat € 2.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2016 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 35 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
[aangever 2]
- verklaart [aangever 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
[aangever 9]
- wijst de vordering van [aangever 9] toe tot een bedrag van € 1.200,00, bestaande uit € 950,00 aan materiële schade en € 250,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s) tot betaling aan [aangever 9] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2016 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [aangever 9] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangever 9] aan de Staat € 1.200,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2016 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 22 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
[aangever 10]
- wijst de vordering van [aangever 10] toe tot een bedrag van € 425,00, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s) tot betaling aan [aangever 10] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2017 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangever 10] aan de Staat € 425,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2017 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 8 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. A.R. Creutzberg en D. Riani el Achhab, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 april 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 17 september 2016 tot en met 19 september 2016 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ), heeft weggenomen goederen (te weten onder andere diverse computer(apparatuur), IPads, IPadaccessoires, kledingstukken, een hoeveelheid geld, een koptelefoon en/of muziekinstrumenten) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 22 september 2016 tot en met 8 oktober 2016 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten diverse muziekinstrumenten en toebehoren, bouwlasersets en/of een computer, heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 10 november 2016 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ), heeft weggenomen een goed (te weten een paspoort), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij
in of omstreeks de periode van 10 tot en met 11 november 2016te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk goederen, te weten
-een printer en/of
-een (elektrische) (straal)kachel,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [bedrijf] , althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft/hebben vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij in of omstreeks 15 december 2016 tot en met 29 december 2016 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk goederen, te weten
-een goederenlift en/of
-een rolhek voor de liftdeuren en/of
-een beveiligingscamera en/of
-twee, althans een of meer, deuren en/of
-twintig, althans een of meer, hanglampen en/of
-een of meer airco's, inclusief de bediening en buitendelen en/of
-twee, althans een of meer, buitenruiten
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , althans aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft/hebben vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 13 december 2016 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Oost-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ), heeft weggenomen goederen (te weten diverse multimediasystemen, IPads, golfartikelen, sieraden, computer(apparatuur), fotocamera's en/of autosleutels), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 14 januari 2017 te [woonplaats] (gemeente Amersfoort), althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan [adres] ), heeft weggenomen goederen (te weten diverse camera's en/of een Xbox One), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
8.
hij op of omstreeks 1 maart 2017 te [woonplaats] (gemeente Amersfoort), althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ), heeft weggenomen goederen (te weten diverse computer(apparatuur), beeldschermen, camera's, camera-accessoires en/of sieraden), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
9.
hij op of omstreeks 29 november 2016 te Harderwijk, althans in het arrondissement Oost-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (niet afgesloten) locker heeft weggenomen goederen (te weten diverse kledingstukken, (fiets)sleutels, oordoppen en/of een pashouder inclusief pasjes), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
10.
hij op of omstreeks 13 maart 2017 te Hooglanderveen (gemeente Amersfoort), althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een goed, te weten een fiets (merk Gazelle), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 6] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die fiets heeft/hebben verschaft en/of die fiets onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
11.
hij in of omstreeks de periode van 11 december 2016 tot en met 12 december 2016, te [woonplaats] , althans in het arrondissement Oost-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning/chalet (gelegen aan de [adres] , chaletnummer [nummer] ), heeft weggenomen goederen (te weten gereedschappen en/of professionele boren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 7] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
12.
hij in of omstreeks de periode van 11 december 2016 tot en met 21 februari 2017, te [woonplaats] , althans in het arrondissement Oost-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning/chalet en/of de daarbij horende schuur (gelegen aan de [adres] , chaletnummer [nummer] ), heeft weggenomen goederen (te weten diverse multimediasystemen, multimedia-accessoires, koffiezetapparatuur en/of fietsen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 8] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
13.
hij in of omstreeks de periode van 18 oktober 2016 tot en met 22 oktober 2016, te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een container (gelegen achter het huis aan de [adres] ), heeft weggenomen goederen (te weten diverse crossmotor(toebehoren/accessoires), gereedschappen, helmen, kledingstukken en/of boordcomputers), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 9] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
14.
hij in of omstreeks de periode van 5 januari 2017 tot en met 6 januari 2017, te [woonplaats] (gemeente Bunschoten), althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ), heeft weggenomen goederen (te weten diverse telefoons, multimediasystemen, tablets, computers, een hoeveelheid geld, camera's en/of camera-accessoires), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
15.
hij op of omstreeks 14 maart 2017 te Hooglanderveen (gemeente Amersfoort), althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een goed, te weten een brom- en/of snorfiets (merk en model Tomos A3), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 10] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die brom- en/of snorfiets heeft/hebben verschaft en/of die brom- en/of snorfiets onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal in het onderzoek 031 VALUTA, dossiernummer 2017110683, opgemaakt door politie Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , pagina 22 van het zaakdossier, zaak 4: [zaak] .
3.Proces-verbaal van bevindingen. pagina 24 van het zaakdossier, zaak 4: [zaak] .
4.Proces-verbaal van bevindingen. pagina 25 van het zaakdossier, zaak 4: [zaak] .
5.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 maart 2018.
6.Proces-verbaal van aangifte [aangever 5] , pagina 5 van het zaakdossier, zaak 9 Softshell.
7.Proces-verbaal van aangifte [aangever 5] , pagina 6 van het zaakdossier, zaak 9 Softshell.
8.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant] , pagina 10 van het zaakdossier, zaak 9 Softshell.
9.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 17 van het zaakdossier, zaak 9 Softshell.