ECLI:NL:RBMNE:2018:1401

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
10 april 2018
Zaaknummer
659613-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal in vereniging met braak door minderjarige

Op 10 april 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2001, die werd beschuldigd van diefstal in vereniging met braak. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond tussen 26 en 27 maart 2017 in Almere, waar de verdachte samen met anderen een laptop en € 1.000,- heeft gestolen uit een woning. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waarbij camerabeelden en getuigenverklaringen zijn gebruikt. De officier van justitie eiste een veroordeling, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij betrokken was bij de poging tot inbraak op 2 april 2017, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte de diefstal in vereniging met braak op 26 maart 2017 wel bewezen. De rechtbank legde een leerstraf en een werkstraf op, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en toezicht, gezien de jonge leeftijd van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling sinds de voorlopige hechtenis.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659613-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 april 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 maart 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
in de periode van 26 maart 2017 tot en met 27 maart 2017 te Almere samen met anderen uit een woning aan de [adres] een laptop en € 1.000,- van [slachtoffer 1] heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
op 2 april 2017 te Almere samen met anderen uit een woning aan het [adres] heeft geprobeerd om goederen en/of geld van [slachtoffer 2] te stelen door middel van braak, verbreking en/of inklimming door één of meermalen bij voornoemde woning aan te bellen en vervolgens een steen door het raam van die woning te gooien.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het onder 1 als onder 2 ten laste gelegde. Hij heeft voor feit 1 aangevoerd dat niet vaststaat dat is ingebroken op het moment dat verdachte en zijn medeverdachten in de buurt van de woning waren, dat de waarneming dat een persoon een laptop in zijn hand heeft discutabel is en dat bovendien niet vast staat dat dit de weggenomen laptop uit de woning betreft. Ten slotte staat niet vast door wie en in welke samenstelling de inbraak is gepleegd en wat de kennis/voorkennis van de betrokkenen daarbij is geweest. Voor feit 2 staat niet vast dat verdachte en/of zijn mededaders bij de woning hebben aangebeld en evenmin dat de personen die hebben aangebeld dezelfde zijn als die de steen door het raam hebben gegooid. Ten slotte, voor zover vastgesteld wordt dat verdachte iets te maken zou hebben gehad met het aanbellen en het vernielen van de ruit, blijkt uit die handelingen niet van het oogmerk op het wegnemen van goederen; eerder is sprake van vernieling.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 2 (poging inbraak [straatnaam] )
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen met een beschrijving van de camerabeelden van 2 april 2017 tussen 21.00 en 23.30 uur van de [naam winkel] aan het [straatnaam] te [vestigingsplaats] , die op een afstand van zo’n 130 meter van de woning van aangeefster is gelegen. Drie van de vier personen op deze beelden zijn weliswaar rondom het tijdstip van de handelingen in kwestie door verschillende verbalisanten herkend als verdachte [verdachte] en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , maar deze enkele herkenningen zijn niet toereikend voor het bewijs van feit 2. Immers, uit de beschrijving van wat op die beelden is vastgelegd noch anderszins uit het dossier blijkt dat zij, althans één van hen het zijn/is geweest, die op de avond van 2 april 2017 een steen door de ruit van de woning van aangeefster heeft/hebben gegooid.
Bewijsmiddelen voor feit 1 (inbraak [straatnaam] ) [1]
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 26 maart 2017 omstreeks 18.00 uur zijn woning aan de [adres] te [vestigingsplaats] heeft verlaten, nadat hij deze volledig had afgesloten. Op 27 maart 2017 rond 16.30 uur kwam hij thuis. Hij zag dat de woning overhoop was gehaald en dat het raam aan de achterzijde open stond. Met een breekvoorwerp was het kozijn vernield en op deze manier waren de sloten verbogen en geopend. Een laptop en een geldbedrag van € 1.000,- zijn weggenomen. [2]
Uit het proces-verbaal van sporenonderzoek volgt dat in de sluitnaad van het woonkamerraam aan de achterzijde van de woning wriksporen zichtbaar waren die zijn veroorzaakt door breekvoorwerpen met een verschillende maatvoering. Verbalisant herkende de werktuigsporen als waarschijnlijk afkomstig van een breekijzer en een schroevendraaier. Als gevolg van het wrikken was de raamvergrendeling aan de binnenzijde verbogen waarna men door het geforceerde raam naar binnen kon klimmen en zich zo de toegang tot de woning kon verschaffen. In de woning was de inhoud van kasten en lades over de vloer en het bed verspreid. [3]
Door de bewoners van de [adres] is verklaard dat zij op 26 maart 2017 omstreeks 22.30 uur hun hond uitlieten. Zij zagen op de hoek van de [straatnaam] , nabij de [naam winkel] , een drietal jongens staan. Deze jongens waren donker gekleed en kwamen hen niet bekend voor. Toen zij terugkwamen, waren de jongens weg. Rond 22.45 uur hoorde de bewoner een harde knal toen hij een sigaret rookte in de tuin. Hij heeft hierbij verder niemand gezien. Toen hij op 27 maart 2017 van de buurman hoorde dat er bij hem was ingebroken heeft hij de beelden van de beveiligingscamera, die hij aan de voorzijde van zijn woning heeft hangen, bekeken. Hij zag de jongens die hij bij het uitlaten van de hond had gezien, meerdere keren rondom de woningen lopen. De jongens zijn aan hun kleding goed te herkennen. Hij zag op de beelden om 22.49 uur twee van de drie jongens over straat lopen, waarbij één van de jongens, naar het lijkt, een laptop in zijn hand heeft.
Ook de bewoners van de [adres] hebben tussen 22.30 en 22.45 uur een knal gehoord. [4]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden van 26 maart 2017 die waren aangeleverd door de bewoners van de [adres] op 11 april 2017 bekeken. Hij zag daarop dat om 22.19.20 uur drie personen aan de overzijde van de straat liepen, komende van de linkerzijde. Om 22.24.00 uur zag hij dat drie personen achter elkaar op de stoep liepen aan de zijde van de straat waar de camera gevestigd was. Zij liepen vanaf de rechterzijde het beeld in. Persoon 1 liep voorop, gevolgd door persoon 2 en 3. Persoon 3 schermde met zijn rechterhand zijn gezicht af voor de camera. Persoon 1 liep midden op straat en had een capuchon over zijn hoofd gedaan. Ook persoon 2 droeg een capuchon. Hij hield in zijn rechterhand een dichtgeklapte laptop vast. De vermoedelijke bovenzijde van de laptop reflecteerde in het licht. Persoon 3 kwam tien seconden later in beeld. Hij liep over de stoep aan de zijde waar de camera hing. [5]
De camerabeelden van de [naam winkel] aan het [straatnaam] te [vestigingsplaats] van 2 april 2017 zijn in verband met de onder 2 ten laste gelegde poging tot inbraak bekeken. Daarop zijn vier jonge mannen te zien die zich ophouden bij de ingang van de betreffende [naam winkel] . Verbalisant [verbalisant 2] heeft [medeverdachte 1] en [verdachte] op deze beelden herkend. Hij komt [verdachte] veel tegen op straat en hij is als jeugdagent [medeverdachte 1] veel tegen gekomen op het [naam school] te [vestigingsplaats] . [6] Verbalisant [verbalisant 3] herkende eveneens [medeverdachte 1] op de beelden. Hij kent [medeverdachte 1] van verschillende huisbezoeken. [7] Verbalisant [verbalisant 4] herkende [medeverdachte 2] op de beelden. Hij heeft hem meerdere malen staande gehouden in verband met overlast in de [naam wijk] te [woonplaats] . [8] Ook verbalisant [verbalisant 5] herkende [medeverdachte 2] , die hem ambtshalve bekend is. [9] Ten slotte heeft verbalisant [verbalisant 6] [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op de beelden herkend. Zij is bij beide verdachten op huisbezoek geweest. [10]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de bedoelde camerabeelden van de [naam winkel] van 2 april 2017 op 14 april 2018 ook bekeken en vergeleken met die van de [adres] . Hij zag dat de personen op de camerabeelden van de [naam winkel] een sterke gelijkenis vertoonden met de personen op de beelden van de [straatnaam] . Hij zag bij [verdachte] de volgende gelijkenissen: dezelfde scheuren in de broek, de dunne baard die vanaf de bakkenbaarden onder de kin loopt, de drie strepen op zijn schoenen van het merk Adidas, de vorm van zijn neus, een slank postuur en krullend donker haar. Bij [medeverdachte 1] constateerde hij als gelijkenissen de rechte neus, het krullende donkere haar tot boven de oren, de stand van de ogen en wenkbrauwen, namelijk licht naar beneden gekanteld, een dun postuur en zijn volgend gedrag. Bij [medeverdachte 2] zag hij als gelijkenissen de smalle neus, de afstand tussen de haarlijn en de ogen, de haardracht met de haren in het midden van zijn hoofd gescheiden, zijn lange, slanke postuur en zijn steile halflange donkere haar. [11]
Bewijsoverwegingen
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde diefstal in vereniging met braak wettig en overtuigend dient te worden bewezen verklaard.
Uit de verklaringen van buurtbewoners volgt dat zij rond 22.45 uur een harde knal hebben gehoord, hetgeen past bij de waargenomen braaksporen waaruit blijkt dat het raam waardoor men naar binnen kon klimmen, ontzet is. Op de camerabeelden van de bewoners van de [adres] zijn korte tijd later, namelijk om 22.49 uur, drie personen, herkend als verdachte en zijn medeverdachten, te zien waarvan er één een dichtgeklapte laptop vasthad, zo is door verbalisant [verbalisant 1] geconstateerd. Kort daarvoor, namelijk om 22.19 en 22.24 uur, zijn dezelfde drie personen in de buurt van de woningen gezien, maar dan zonder laptop. Onder deze omstandigheden moet het er voor gehouden worden dat de laptop die op de beelden te zien is de laptop betreft die uit de woning van aangever is weggenomen. Gelet op het gezamenlijke optreden van de drie verdachten, zoals daarvan uit de diverse camerabeelden blijkt, is ook bewezen dat de diefstal in vereniging is gepleegd. De rechtbank weegt hierin ook mee dat de verdachte (evenmin als zijn twee medeverdachten) een verklaring heeft willen geven over zijn aanwezigheid aldaar op het betreffende tijdstip met en zonder laptop, maar zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen, terwijl voornoemde de verdachte bezwarende en voor het bewijs redengevende feiten en omstandigheden wel om een die redengevendheid ontzenuwende verklaring vragen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 26 maart 2017 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een laptop en 1000 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door braak.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringsbegeleiding, en daarnaast de leerstraf Tools4you en een werkstraf van zestig uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht in de strafoplegging de adviezen van de deskundigen op te volgen, ingeval zij (een van) de feiten bewezen acht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Woninginbraken maken een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, die zich daardoor veelal niet meer veilig voelen in hun eigen woning. Dergelijke strafbare feiten dragen ook bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Verdachte is aan deze kwalijke gevolgen volledig voorbij gegaan en heeft kennelijk alleen aandacht gehad voor de voordelen die een woninginbraak voor hem zelf zouden opleveren.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 13 februari 2018 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 20 maart 2018. Daaruit blijkt dat er een positieve lijn zichtbaar is sinds verdachte in het kader van de schorsende voorwaarden van de voorlopige hechtenis wordt begeleid door Samen Veilig Midden-Nederland. Zijn schoolgang is verbeterd en zijn vrijetijdsbesteding is positief ingevuld met werk en sport. Vanuit thuis is er meer zicht op hem. De omgang met deviante jongeren blijft echter wel een aandachtspunt. De Raad acht een leerstraf Tools4U een passende straf om verdachte meer vaardigheden te leren om uit probleemsituaties te blijven. Toezicht en begeleiding blijft geïndiceerd om de positieve lijn te kunnen voortzetten en te blijven volgen. Een stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijke werkstraf acht de Raad passend.
Uit een rapport van Samen Veilig Midden-Nederland (Save) van 8 maart 2018 volgt dat de begeleider van verdachte, ondanks dat verdachte na zijn eerste schorsing wederom in aanraking is gekomen met politie en justitie vanwege een verdenking van oplichting, positief is over de ontwikkelingen sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis. Verdachte heeft een goed ondersteunend, warm en betrokken netwerk dat hem zo nodig ook corrigeert en begrenst. De contacten van verdachte met deviante jongeren en zijn beïnvloedbaarheid hierin worden als een grote risicofactor gezien. Ook is de inschatting dat het verdachte in deze fase van zijn leven ontbeert aan inzicht om risicosituaties goed te kunnen inschatten en overzien, waardoor hij in probleemsituaties terecht kan komen. Het belangrijkste is dat verdachte ondersteund en begeleid wordt met als doel meer zelfinzicht te krijgen en vaardigheden te ontwikkelen om te leren omgaan met risico- en probleemsituaties. Ook is van belang dat hij een gestructureerde vrijetijdsbesteding houdt zodat hij minder bloot komt te staan aan alle verleidingen en risico’s op straat. Save komt tot hetzelfde strafadvies als de Raad.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting voor minderjarigen zoals binnen de Rechtspraak vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gaan voor een woninginbraak uit van een taakstraf van 120 uren. De rechtbank neemt dit als uitgangspunt nu zij geen aanleiding ziet om daarvan af te wijken. Met de deskundigen vindt de rechtbank een leerstraf Tools4U een passende straf. Daarnaast zal de rechtbank een werkstraf van na te melden duur opleggen. Een deel daarvan zal voorwaardelijk worden opgelegd, met als doel verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan dit voorwaardelijk deel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde van toezicht en begeleiding verbinden, zodat verdachte de nodige steun en begeleiding krijgt om de nog prille positieve lijn in zijn ontwikkeling voort te kunnen zetten. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie op dit moment een brug te ver, gelet op de jonge leeftijd van verdachte, zijn justitiële documentatie en de positieve ontwikkelingen die bij hem worden gezien.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.668,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Onder het kopje immateriële schadevergoeding van het schadevergoedingsverzoek is een bedrag van € 568,- opgevoerd maar de omschrijving daarvan behelst misgelopen inkomsten, derhalve materiële schade.
[slachtoffer 2] heeft zich eveneens als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 400,-. Dit bedrag bestaat uit € 150,- aan materiële schade en € 250,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zijn vordering, nu deze niet is onderbouwd. De vordering van [slachtoffer 2] kan hoofdelijk worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij [slachtoffer 1] bepleit in verband met de door hem verzochte vrijspraak van feit 1. Ook heeft hij aangevoerd dat de vordering niet is onderbouwd en er geen causaal verband is tussen de opgevoerde schadeposten en het onder 1 ten laste gelegde. Bij de vordering van [slachtoffer 2] heeft de raadsman geen opmerkingen geplaatst.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu de in de vordering opgevoerde schadeposten niet zijn onderbouwd en de vordering door de raadsman is betwist.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De vordering van [slachtoffer 2]
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten de
leerstraf Tools4U van 20 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 10 dagen jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een
werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- bepaalt dat van de taakstraf een gedeelte van
60 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa eerste tot en met het vierde lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd zich in het kader van Toezicht en Begeleiding zal melden bij Samen Veilig Midden-Nederland op het adres [adres] te [vestigingsplaats] , en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode, die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd, en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
- waarbij de Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partijen
  • verklaart [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vorderingen en bepaalt dat de vorderingen kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter tevens kinderrechter,
mr. R. Veldhuisen en mr. drs. H. Vegter, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 april 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
(zaak 3)
hij in of omstreeks de periode 26 maart 2017 tot en met 27 maart 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een laptop en/of 1000 euro, althans een som geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen laptop en/of geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door braak, verbreking en/of inklimming.
2.
(zaak 4)
hij op of omstreeks 2 april 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan het [adres] weg te nemen goederen en/of geld geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- één of meermalen heeft/hebben aangebeld bij de woning van voornoemd slachtoffer en/of
- ( vervolgens) een steen door het raam van voornoemde woning heeft/hebben gegooid
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 juli 2017, genummerd 2017123341, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd p. 1 t/m 27, 100 t/m 128, 200 t/m 226, 300 t/m 326, 400 t/m 432, 1000 t/m 1008, 2000 t/m 2035, 3000 t/m 3004, 4000 t/m 4012, 5000 t/m 5022, 6000 t/m 6023, 7000 t/m 7016. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 4001 en de bijlage goederen, p. 4003.
3.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 4005 t/m 4006.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4004.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4007 t/m 4008.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 5012.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 5015.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 5017.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 5019.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 5022.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4010 t/m 4012.