ECLI:NL:RBMNE:2018:1400

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
10 april 2018
Zaaknummer
659614-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal in vereniging met braak, opzetheling en medeplegen van oplichting door minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 april 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor diefstal in vereniging met braak, opzetheling en medeplegen van oplichting. De feiten zijn als volgt: tussen 26 maart en 27 maart 2017 heeft de verdachte samen met anderen ingebroken in een woning in Almere, waarbij een laptop en € 1.000,- zijn gestolen. Daarnaast heeft de verdachte op 1 mei 2017 samen met een ander geprobeerd een televisie te stelen van een slachtoffer door zich voor te doen als een bonafide koper en gebruik te maken van een valse bankapp. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een poging tot inbraak, maar heeft de diefstal en oplichting bewezen verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychologisch rapport dat een normoverschrijdend gedragsstoornis vaststelde. De rechtbank heeft een voorwaardelijke jeugddetentie van vier weken opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 120 uren. De verdachte is ook verplicht om zich te houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659614-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 april 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 maart 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer 4] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
in de periode van 26 maart 2017 tot en met 27 maart 2017 te Almere samen met anderen uit een woning aan de [adres] een laptop en € 1.000,- van [slachtoffer 1] heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
op 2 april 2017 te Almere samen met anderen uit een woning aan het [adres] heeft geprobeerd om goederen en/of geld van [slachtoffer 2] te stelen door middel van braak, verbreking en/of inklimming door één of meermalen bij voornoemde woning aan te bellen en vervolgens een steen door het raam van die woning te gooien;
3. primair
in de periode tussen 10 maart 2017 en 12 maart 2017 in Almere samen met anderen uit een woning aan de [straatnaam] onder andere een laptop en/of mobiele telefoon (Samsung) en/of spelcomputer van [slachtoffer 3] heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3. subsidiair
op 25 april 2017 te Almere samen met een ander of anderen een mobiele telefoon (Samsung) heeft geheeld;
4. primair
op 1 mei 2017 te Almere samen met een ander of anderen [slachtoffer 4] heeft opgelicht door zich voor te doen als bonafide koper, door voor te doen geld via internetbankieren te hebben overgemaakt naar de rekening van [slachtoffer 4] waarbij gebruik is gemaakt van een niet bestaande en/of valse (Rabobank)app en door een valse overschrijving op een telefoon te tonen aan [slachtoffer 4] , waardoor [slachtoffer 4] werd bewogen tot afgifte van een televisie.
4. subsidiair
op 1 mei 2017 te Almere samen met een ander of anderen een televisie van [slachtoffer 4] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspraak gevorderd. De onder 1, 2 en 4 primair ten laste gelegde feiten acht zij wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten.
Voor feit 1 is aangevoerd dat niet vaststaat dat is ingebroken op het moment dat verdachte en zijn medeverdachten in de buurt van de woning waren, dat de waarneming dat een persoon een laptop in zijn hand heeft discutabel is en dat bovendien niet vast staat de dit de weggenomen laptop uit de woning betreft. Ten slotte staat niet vast door wie en in welke samenstelling de inbraak is gepleegd en wat de kennis/voorkennis van de betrokkenen is geweest.
Voor feit 2 kan niet worden vastgesteld dat verdachte en/of zijn mededaders bij de woning hebben aangebeld en evenmin dat de personen die hebben aangebeld dezelfde zijn als die de steen door het raam hebben gegooid. Ten slotte ontbreekt het oogmerk op het wegnemen van goederen.
Voor feit 3 geldt dat uit de bevindingen met betrekking tot de telefoon niet de conclusie kan worden getrokken dat verdachte de telefoon in gebruik had en evenmin dat hij de inbraak heeft gepleegd of moest weten of vermoeden dat de telefoon van misdrijf afkomstig was.
Ten slotte geldt voor feit 4 dat de herkenning van verdachte is terug te voeren op één persoon en dat niet blijkt dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de ten laste gelegde oplichting dan wel hij het oogmerk had van wederrechtelijke toe-eigening.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 2 (poging inbraak [straatnaam] )
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen met een beschrijving van de camerabeelden van 2 april 2017 tussen 21.00 en 23.30 uur van de [naam winkel] aan het [straatnaam] te [vestigingsplaats] , die op een afstand van zo’n 130 meter van de woning van aangeefster is gelegen. Drie van de vier personen op deze beelden zijn weliswaar rondom het tijdstip van de handelingen in kwestie door verschillende verbalisanten herkend als verdachte [verdachte] en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , maar deze enkele herkenningen zijn niet toereikend voor het bewijs van feit 2. Immers, uit de beschrijving van wat op die beelden is vastgelegd noch anderszins uit het dossier blijkt dat zij althans één van hen het zijn/is geweest, die op de avond van 2 april 2017 een steen door de ruit van de woning van aangeefster heeft/hebben gegooid.
Bewijsmiddelen voor feit 1 (inbraak [straatnaam] ) [1]
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 26 maart 2017 omstreeks 18.00 uur zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] heeft verlaten, nadat hij deze volledig had afgesloten. Op 27 maart 2017 rond 16.30 uur kwam hij thuis. Hij zag dat de woning overhoop was gehaald en dat het raam aan de achterzijde open stond. Met een breekvoorwerp was het kozijn vernield en op deze manier waren de sloten verbogen en geopend. Een laptop en een geldbedrag van € 1.000,- zijn weggenomen. [2]
Uit het proces-verbaal van sporenonderzoek volgt dat in de sluitnaad van het woonkamerraam aan de achterzijde van de woning wriksporen zichtbaar waren die zijn veroorzaakt door breekvoorwerpen met een verschillende maatvoering. Verbalisant herkende de werktuigsporen als waarschijnlijk afkomstig van een breekijzer en een schroevendraaier. Als gevolg van het wrikken was de raamvergrendeling aan de binnenzijde verbogen waarna men door het geforceerde raam naar binnen kon klimmen en zich zo de toegang tot de woning kon verschaffen. In de woning was de inhoud van kasten en lades over de vloer en het bed verspreid. [3]
Door de bewoners van de [adres] is verklaard dat zij op 26 maart 2017 omstreeks 22.30 uur hun hond uitlieten. Zij zagen op de hoek van de [straatnaam] , nabij de [naam winkel] , een drietal jongens staan. Deze jongens waren donker gekleed en kwamen hen niet bekend voor. Toen zij terugkwamen, waren de jongens weg. Rond 22.45 uur hoorde de bewoner een harde knal toen hij een sigaret rookte in de tuin. Hij heeft hierbij verder niemand gezien. Toen hij op 27 maart 2017 van de buurman hoorde dat er bij hem was ingebroken heeft hij de beelden van de beveiligingscamera, die hij aan de voorzijde van zijn woning heeft hangen, bekeken. Hij zag de jongens die hij bij het uitlaten van de hond had gezien, meerdere keren rondom de woningen lopen. De jongens zijn aan hun kleding goed te herkennen. Hij zag op de beelden om 22.49 uur twee van de drie jongens over straat lopen, waarbij één van de jongens, naar het lijkt, een laptop in zijn hand heeft.
Ook de bewoners van de [adres] hebben tussen 22.30 en 22.45 uur een knal gehoord. [4]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden van 26 maart 2017 die waren aangeleverd door de bewoners van de [adres] op 11 april 2017 bekeken. Hij zag daarop dat om 22.19.20 uur drie personen aan de overzijde van de straat liepen, komende van de linkerzijde. Om 22.24.00 uur zag hij dat drie personen achter elkaar op de stoep liepen aan de zijde van de straat waar de camera gevestigd was. Zij liepen vanaf de rechterzijde het beeld in. Persoon 1 liep voorop, gevolgd door persoon 2 en 3. Persoon 3 schermde met zijn rechterhand zijn gezicht af voor de camera. Persoon 1 liep midden op straat en had een capuchon over zijn hoofd gedaan. Ook persoon 2 droeg een capuchon. Hij hield in zijn rechterhand een dichtgeklapte laptop vast. De vermoedelijke bovenzijde van de laptop reflecteerde in het licht. Persoon 3 kwam tien seconden later in beeld. Hij liep over de stoep aan de zijde waar de camera hing. [5]
De camerabeelden van de [naam winkel] aan het [straatnaam] te [vestigingsplaats] van 2 april 2017 zijn in verband met de onder 2 ten laste gelegde poging tot inbraak bekeken. Daarop zijn vier jonge mannen te zien die zich ophouden bij de ingang van de betreffende [naam winkel] . Verbalisant [verbalisant 2] heeft [verdachte] en [medeverdachte 1] op deze beelden herkend. Hij komt [medeverdachte 1] veel tegen op straat en hij is als jeugdagent [verdachte] veel tegen gekomen op het [naam school] te [vestigingsplaats] . [6] Verbalisant [verbalisant 3] herkende eveneens [verdachte] op de beelden. Hij kent [verdachte] van verschillende huisbezoeken. [7] Verbalisant [verbalisant 4] herkende [medeverdachte 2] op de beelden. Hij heeft hem meerdere malen staande gehouden in verband met overlast in de [naam wijk] te [woonplaats] . [8] Ook verbalisant [verbalisant 5] herkende [medeverdachte 2] , die hem ambtshalve bekend is. [9] Ten slotte heeft verbalisant [verbalisant 6] [medeverdachte 2] en [verdachte] op de beelden herkend. Zij is bij beide verdachten op huisbezoek geweest. [10]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de bedoelde camerabeelden van de [naam winkel] van 2 april 2017 op 14 april 2018 ook bekeken en vergeleken met die van de [adres] . Hij zag dat de personen op de camerabeelden van de [naam winkel] een sterke gelijkenis vertoonden met de personen op de beelden van de [straatnaam] . Hij zag bij [medeverdachte 1] de volgende gelijkenissen: dezelfde scheuren in de broek, de dunne baard die vanaf de bakkenbaarden onder de kin loopt, de drie strepen op zijn schoenen van het merk Adidas, de vorm van zijn neus, een slank postuur en krullend donker haar. Bij [verdachte] constateerde hij als gelijkenissen de rechte neus, het krullende donkere haar tot boven de oren, de stand van de ogen en wenkbrauwen, namelijk licht naar beneden gekanteld, een dun postuur en zijn volgend gedrag. Bij [medeverdachte 2] zag hij als gelijkenissen de smalle neus, de afstand tussen de haarlijn en de ogen, de haardracht met de haren in het midden van zijn hoofd gescheiden, zijn lange, slanke postuur en zijn steile halflange donkere haar. [11]
Bewijsoverwegingen voor feit 1
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde diefstal in vereniging met braak wettig en overtuigend dient te worden bewezen verklaard.
Uit de verklaringen van buurtbewoners volgt dat zij rond 22.45 uur een harde knal hebben gehoord, hetgeen past bij de waargenomen braaksporen waaruit blijkt dat het raam waardoor men naar binnen kon klimmen, ontzet is. Op de camerabeelden van de bewoners van de [adres] zijn korte tijd later, namelijk om 22.49 uur, drie personen, herkend als verdachte en zijn medeverdachten, te zien waarvan er één een dichtgeklapte laptop vasthad, zo is door verbalisant [verbalisant 1] geconstateerd. Kort daarvoor, namelijk om 22.19 en 22.24 uur, zijn dezelfde drie personen in de buurt van de woningen gezien, maar dan zonder laptop. Onder deze omstandigheden moet het er voor gehouden worden dat de laptop die op de beelden te zien is de laptop betreft die uit de woning van aangever is weggenomen. Gelet op het gezamenlijke optreden van de drie verdachten, zoals daarvan uit de diverse camerabeelden blijkt, is ook bewezen dat de diefstal in vereniging is gepleegd. De rechtbank weegt hierin ook mee dat de verdachte (evenmin als zijn twee medeverdachten) een verklaring heeft willen geven over zijn aanwezigheid aldaar op het betreffende tijdstip met en zonder laptop, maar zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen, terwijl voornoemde de verdachte bezwarende en voor het bewijs redengevende feiten en omstandigheden wel om een die redengevendheid ontzenuwende verklaring vragen.
Bewijsmiddelen voor feit 3 (diefstal/heling telefoon)
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van diefstal van onder meer haar Samsung telefoon uit haar woning in [woonplaats] in de periode van 10 maart 2017 tot en met 12 maart 2017. [12]
De telefoon van aangeefster had het imei-nummer [imei-nummer] . [13] Door verbalisant is onderzoek gedaan naar de historische verkeersgegevens van de telefoon met dit imei-nummer over de periode van 10 maart 2017 tot en met 23 mei 2017. Daaruit blijkt dat het toestel op 13 maart 2017 gebeld werd op het telefoonnummer [telefoonnummer] . Sinds die datum totdat de gegevens zijn opgevraagd blijft dat telefoonnummer in gebruik bij dit toestel. Het telefoonnummer blijkt in gebruik te zijn bij provider Lyca en niet op naam te staan geregistreerd. Op 8 mei 2017 vond om 01.18.12 uur een telefoongesprek plaats. Degene die belde deed dat met het nummer [telefoonnummer] dat op naam staat van [verdachte] van de [adres] te [woonplaats] . Verbalisant heeft het nummer eindigend op [telefoonnummer] als contact toegevoegd in de dienst WhatsApp. Hij zag dat het nummer een WhatsApp-account had en dat daaraan een foto was gekoppeld. Hij herkende de persoon op de foto als verdachte [verdachte] . [14] Verdachte heeft bij de politie verklaard dat het nummer eindigend op [telefoonnummer] het nummer van zijn vader is. [15]
Bewijsoverweging voor feit 3
Toereikend bewijs voor verdachtes strafbare betrokkenheid bij de primair ten laste gelegde diefstal in vereniging is niet voorhanden. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De subsidiair ten laste gelegde heling acht de rechtbank op grond van voornoemde bewijsmiddelen daarentegen wel bewezen. Immers, gedurende de hele periode van 13 maart 2017 tot en met 23 mei 2017 – waar dus ook de ten laste gelegde datum van 25 april 2017 binnen valt – is aan de telefoon van aangeefster het nummer eindigend op [telefoonnummer] gekoppeld. Nu met het telefoonnummer op naam van de vader van verdachte op 8 mei 2017 naar deze telefoon is gebeld en bij het WhatsApp-account gekoppeld aan het nummer eindigend op [telefoonnummer] een profielfoto van verdachte staat, houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte de telefoon gedurende deze periode in gebruik heeft gehad. Het verweer van verdachte dat zijn foto door een willekeurige andere persoon aan een WhatsApp-account van die ander kan worden gekoppeld is, gelet op voornoemde bevindingen, niet aannemelijk temeer niet nu hij voor het eerst op de zitting met deze verklaring is gekomen. Dat verdachte wist dat de telefoon van misdrijf afkomstig was, leidt de rechtbank af uit het gegeven dat verdachte het gebruik van de telefoon heeft ontkend, terwijl uit de bewijsmiddelen van het tegendeel blijkt.
Bewijsmiddelen voor feit 4 (oplichting) [16]
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij op de website Marktplaats een televisie van het merk LG te koop had staan. Op 1 mei 2017 werd zij gebeld door een man die haar zei dat hij de televisie voor € 380,- wilde kopen en dat hij hem gelijk wilde ophalen. Diezelfde avond stonden er twee mannen bij de woning van haar vriend waar zij op dat moment was. De mannen wilden het geld overmaken via internetbankieren. Zij zag hoe één van de mannen met zijn telefoon via een app een bedrag van € 380,- overmaakte naar haar bankrekening. Hiermee was voor haar de koop akkoord en zijn de mannen met de televisie weggegaan. Naderhand kreeg zij toch een raar gevoel en keek zij nog eens naar de transactie die door de mannen was gedaan. Zij zag toen dat het rekeningnummer waarvan was betaald niet klopte. Het nummer was namelijk [rekeningnummer] . Na controle op haar eigen bankrekening zag zij ook dat er helemaal geen bedrag was bijgeschreven. [17]
Getuige [getuige] , de vriend van aangeefster, heeft op 8 mei 2017 verklaard dat, toen hij en zijn vriendin op 1 mei 2017 zaten te eten in zijn woning in [woonplaats] , zijn vriendin werd gebeld door ene [A] die € 380,- bood voor de televisie en nog diezelfde avond langs wilde komen om de televisie op te halen. Diezelfde avond kwamen er twee jongens bij hem thuis, waarvan één zich voorstelde als [A] . Bij binnenkomst liep [A] direct naar de televisie, controleerde deze en ging naar zijn vriendin om het geld over te maken met zijn telefoon. Zijn vriendin heeft haar gegevens gegeven en [A] maakte een overschrijving en liet dit aan hen zien. De tweede jongen heeft samen met [getuige] de televisie klaar gemaakt voor vervoer. Nadat het geld was overgemaakt, zijn [A] en jongen 2 weggegaan. Naderhand kreeg zijn vriendin een onderbuikgevoel en toen zij op haar rekening keek, zag zij dat het geld er niet op stond.
Op 8 mei 2017 zat [getuige] in de bus, die aankwam op station Almere-Buiten Centrum. Hij hoorde van buiten de bus een stem die hij herkende. Hij keek naar buiten en zag jongen 2 staan met nog een andere, voor hem onbekende jongen. Hij herkende jongen 2 aan zijn gezicht, neus, jukbeenderen en zijn stem. Hij droeg dezelfde jas en ook dezelfde grijze spijkerbroek met het gat op het rechterbeen en dezelfde opvallende schoenen. Jongen 2 stond op ongeveer twee meter afstand en [getuige] kon horen wat hij zei. Hij hoorde jongen 2 praten over gemakkelijke fraude, scams en bankrekeningen. Hij hoorde jongen 2 zeggen dat hij net zo’n klus had gedaan, dat het gelukt was met de televisie en dat hij 200 had gekregen. [18]
Toen de politie op 8 mei 2017 verdachte had aangehouden op aanwijzen van getuige [getuige] en weg wilde gaan, voegde ook aangeefster [slachtoffer 4] zich bij hen en meldde zij dat de politie de juiste persoon had aangehouden omdat ook zij hem herkende van de oplichting. [19]
Bewijsoverweging voor feit 4
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 4 primair ten laste gelegde oplichting wettig en overtuigend bewezen. Niet alleen [getuige] , die blijkens zijn getuigenverklaring bij de levering van de televisie aan de twee jongens aanwezig was, maar ook aangeefster heeft verdachte op 8 mei 2017 herkend als de persoon die op 1 mei 2017 bij hen in de woning was en aan wie de televisie samen met nog een ander was meegegeven zonder dat zij daarvoor hadden betaald terwijl zij met een valse bankapp en overschrijving hadden doen voorkomen dat wel betaald was. Aldus is aangeefster onder invloed van de door de oplichtingsmiddelen in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken bewogen tot de afgifte van de televisie.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 26 maart 2017 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een laptop en 1000 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door braak;
3. subsidiair
op 25 april 2017 te Almere, een goed, te weten een mobiele telefoon (Samsung), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4. primair
op 1 mei 2017 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een televisie, hebbende verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als een bonafide koper en
- voorgedaan geld via internetbankieren overgemaakt te hebben naar de rekening van die [slachtoffer 4] , waarbij door verdachte gebruik is gemaakt van een niet bestaande en/of valse app en vervolgens
- een valse overschrijving op een telefoon getoond aan die [slachtoffer 4] ,
waardoor die [slachtoffer 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 3 subsidiair en 4 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Feit 3 subsidiair:
opzetheling.
Feit 4 primair:
medeplegen van oplichting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte is door drs. S. Verhaaren, GZ-psycholoog, een psychologisch rapport opgemaakt van 6 november 2017.
Uit dit rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een normoverschrijdend-gedragsstoornis, waarvan het aannemelijk is dat die er ook ten tijde van het ten laste gelegde was. Verdachtes ontwikkeling wordt sinds zijn vijftiende levensjaar gekenmerkt door afglijden op gedragsmatig en normatief vlak. Omdat verdachte het ten laste gelegde ontkent, kan geen antwoord worden gegeven op de vraag of deze ziekelijke stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte heeft beïnvloed.
De rechtbank, gelet op voornoemd rapport, rekent het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte toe. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een voorwaardelijke jeugddetentie van zes weken met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde toezicht en begeleiding door Samen Veilig Midden Nederland (Save) en daarnaast een werkstraf van zestig uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie, en te volstaan met een voorwaardelijke jeugddetentie, al dan niet in combinatie met een werkstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Woninginbraken maken een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, die zich daardoor veelal niet meer veilig voelen in hun eigen woning. Dergelijke strafbare feiten dragen ook bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Verdachte is aan deze kwalijke gevolgen volledig voorbij gegaan en heeft kennelijk alleen aandacht gehad voor de voordelen die een woninginbraak voor hem zelf zouden opleveren.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling. Door het bezit van een telefoon die van misdrijf afkomstig was, heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een crimineel circuit, waarin het voor de stelers van die goederen lucratief blijft dergelijke misdrijven te plegen. Verdachte zorgt er op deze manier immers mede voor dat de daders van dergelijke misdrijven een afzetgebied hebben voor de door hen gestolen waren.
Ten slotte heeft verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan oplichting. Met zijn handelen heeft hij de verkoper financieel benadeeld en schade toegebracht aan het vertrouwen dat in het economisch verkeer moet kunnen worden gesteld in de wijze waarop (via Marktplaats) goederen worden verkocht en gekocht. Ook hieruit blijkt dat verdachte geen respect heeft voor andermans goederen en eigendom.
Verdachte heeft zich bij de politie beroepen op zijn zwijgrecht. Eerst op zitting heeft hij verklaringen gegeven over de hier bewezen verklaarde strafbare feiten. Met die verklaringen en zijn houding ter zitting, heeft hij aangetoond geen verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn handelen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 13 februari 2018 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte eerder een transactie aangeboden heeft gekregen voor vermogensdelicten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 8 februari 2018. Volgens de Raad bestaat er een hoog risico dat verdachte opnieuw in aanraking komt met justitie. Ondanks het problematische gedrag op school, de zorgen die in het verleden door de politie geconstateerd zijn en de zorgen rond de verdenkingen van delictgedrag, hebben verdachte en zijn vader aangegeven dat er geen zorgen zijn en anderen het leven van verdachte moeilijk maken. Verdachte laat een sociaal wenselijke houding zien en bagatelliseert zijn gedrag. Doordat hij zich niet open stelt voor hulp en de consequenties van zijn gedrag niet lijkt te aanvaarden, lijkt er weinig ruimte voor groei. Het gezinssysteem maakt een gesloten indruk en ouders houden verdachte de hand boven het hoofd. Desondanks komen verdachte en zijn vader de afspraken met de jeugdreclassering wel na en lijkt de politie verdachte ook minder op straat te zien. De Raad adviseert daarom toch een deels voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden toezicht en begeleiding, een behandeling bij [naam instelling] en schoolgang volgens het lesrooster. Dit kan worden aangevuld met een onvoorwaardelijke werkstraf.
Uit het rapport van Samen Veilig Midden-Nederland (Save) van 8 maart 2018 en de verklaring van de deskundige die namens Save ter zitting aanwezig was, volgt dat verdachte nog regelmatig door de politie wordt gezien in een samenstelling van personen waarvan sommigen een verleden hebben met politie- en justitiecontacten. Sinds de laatste schorsing in juli 2017 lijkt verdachte zijn leven echter op een positieve manier te hebben opgepakt. Buiten enig verzuim op school zijn er ook hier positieve ontwikkelingen. Er zijn echter grote twijfels of verdachte en zijn vader in staat zullen zijn om hulp en ondersteuning te ontvangen en hiervan te profiteren. Buiten begrenzing zal reclasseringsbegeleiding verdachte, naar de inschatting van de deskundige ter zitting, niet veel opleveren. Omdat wel is gebleken dat verdachte bepaalde kaders nodig heeft om het recidiverisico te verkleinen, adviseert Save een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden 1) medewerking aan een individueel behandeltraject bij [naam instelling] indien Save dit nodig acht, 2) een (systeem)behandeling bij [naam instelling] indien Save dit nodig acht en 3) naar school volgens het lesrooster.
Uit het onder punt 7 van dit vonnis genoemde rapport van de psycholoog volgt dat het recidiverisico voorzichtig wordt ingeschat op matig-hoog. Verdachte ontkent zijn kwetsbaarheid en is berekenend. Hij ervaart simpelweg meer voor- dan nadelen van zijn gedrag, waardoor het probleembesef zeer beperkt is. Om het recidivegevaar te beperken en verdachtes ontwikkeling te stimuleren, wordt een stevig kader geadviseerd. Verdachte lijkt gevoelig voor de druk van de huidige jeugdreclassering, waardoor groei en ontwikkeling mogelijk wordt. De psycholoog adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden verplichte schoolgang, systeemdiagnostiek en zo nodig systeembehandeling en toezicht en begeleiding.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting voor minderjarigen zoals binnen de Rechtspraak vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor een woninginbraak uit van een taakstraf van 120 uren, voor opzetheling van een taakstraf van 30 uren en voor oplichting van een taakstraf van 40 uren. De rechtbank neemt deze oriëntatiepunten als uitgangspunt en acht een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend.
De rechtbank acht daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden. Zij heeft zich daarbij afgevraagd of het zin heeft om verdachte, die evenals zijn vader niet openstaat voor hulpverlening en de zorgen van de deskundigen op geen enkele manier deelt, voorwaarden op te leggen die bestaan uit toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering en enigerlei wijze van hulpverlening of behandeling. De adviezen van de deskundigen strekken wel hiertoe omdat een strak kader nodig is om het recidiverisico te beperken en omdat dankzij dit strakke kader door verdachte al voorzichtige positieve stappen gemaakt zijn. Dit maakt dat de rechtbank de door de deskundigen geadviseerde bijzondere voorwaarden zal opleggen bij dit voorwaardelijke strafdeel.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311, 326 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.668,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Onder het kopje immateriële schadevergoeding van het schadevergoedingsverzoek is een bedrag van € 568,- opgevoerd maar de omschrijving daarvan behelst misgelopen inkomsten, derhalve materiële schade.
[slachtoffer 2] heeft zich eveneens als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 400,-. Dit bedrag bestaat uit € 150,- aan materiële schade en € 250,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
Ook [slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 380,- aan materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zijn vordering, nu deze niet is onderbouwd. De vordering van [slachtoffer 2] kan in zijn geheel – hoofdelijk – worden toegewezen en de vordering van [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 250,-, waarbij bij beide vorderingen de schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij [slachtoffer 1] bepleit in verband met de door hem verzochte vrijspraak van feit 1. Ook heeft hij aangevoerd dat de vordering niet is onderbouwd en er geen causaal verband is tussen de opgevoerde schadeposten en het onder 1 ten laste gelegde. Over de vordering van [slachtoffer 2] heeft de raadsman geen opmerkingen gemaakt. De vordering van [slachtoffer 4] kan volgens hem worden toegewezen tot een bedrag van € 250,-.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu de in de vordering opgevoerde schadeposten niet zijn onderbouwd en de vordering door de raadsman is betwist.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De vordering van [slachtoffer 2]
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De vordering van [slachtoffer 4]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 380,-. Dat is immers het bedrag dat de benadeelde partij en verdachte en zijn medeverdachte waren overeengekomen voor de televisie en de benadeelde partij zou hebben ontvangen als door verdachte en zijn mededader zou zijn betaald. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 mei 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 380,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 mei 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met, gelet op de minderjarigheid van verdachte, één dag jeugddetentie, waarbij toepassing van de jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 en 3 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 3 subsidiair en 4 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 3 subsidiair en 4 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 3 subsidiair en 4 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 4 weken;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa eerste tot en met het vierde lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich in het kader van Toezicht en Begeleiding zal melden bij Samen Veilig Midden-Nederland op het adres [adres] te [vestigingsplaats] , en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode, die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd, en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van [naam instelling] of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, tenzij de jeugdreclassering dit niet (meer) nodig acht;
* zijn medewerking zal verlenen aan systeembehandeling bij [naam instelling] of een soortgelijke instelling, op tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, tenzij de jeugdreclassering dit niet (meer) nodig acht;
* naar school zal gaan volgens het lesrooster;
- waarbij Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, in de vorm van een
werkstraf, van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Benadeelde partijen
  • verklaart [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vorderingen en bepaalt dat de vorderingen kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 380,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2017 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 380,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2017 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag jeugddetentie;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H. Vegter, voorzitter tevens kinderrechter, mrs.
R. Veldhuisen en H. den Haan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 april 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
(zaak 3)
hij in of omstreeks de periode 26 maart 2017 tot en met 27 maart 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een laptop en/of 1000 euro, althans een som geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen laptop en/of geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door braak, verbreking en/of inklimming;
2.
(zaak 4)
hij op of omstreeks 2 april 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan het [adres] weg te nemen goederen en/of geld geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- één of meermalen heeft/hebben aangebeld bij de woning van voornoemd slachtoffer en/of
- ( vervolgens) een steen door het raam van voornoemde woning heeft/hebben gegooid
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
Primair
(zaak 5)
hij in of omstreeks periode gelegen tussen 10 maart 2017 en 12 maart 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een woning gelegen aan de [straatnaam] onder andere een laptop en/of een mobiele telefoon (Samsung) en/of een spelcomputer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen laptop, mobiele telefoon en/of de spelcomputer onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Subsidiair
hij op of omstreeks 25 april 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een mobiele telefoon (Samsung) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
Primair
parketnr 16/660014-17
hij op of omstreeks 1 mei 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een televisie, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als een bonafide koper en/of
- voorgedaan geld via internetbankieren overgemaakt te hebben naar de rekening van die [slachtoffer 4] , waarbij door verdachte gebruik is gemaakt van een niet bestaande en/of valse (Rabobank)app en/of (vervolgens)
- een valse overschrijving op een telefoon getoond aan die [slachtoffer 4] ,
waardoor die [slachtoffer 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Subsidiair
hij op of omstreeks 1 mei 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een televisie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 juli 2017, genummerd 2017123341, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd p. 1 t/m 27, 100 t/m 128, 200 t/m 226, 300 t/m 326, 400 t/m 432, 1000 t/m 1008, 2000 t/m 2035, 3000 t/m 3004, 4000 t/m 4012, 5000 t/m 5022, 6000 t/m 6023, 7000 t/m 7016. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 4001 en de bijlage goederen, p. 4003.
3.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 4005 t/m 4006.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4004.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4007 t/m 4008.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 5012.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 5015.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 5017.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 5019.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 5022.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4010 t/m 4012.
12.Proces-verbaal van aangifte, p. 6001, 6003.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 6015.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 6016.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 325.
16.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 juni 2017, genummerd PL0900-2017129865, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 t/m 147. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
17.Proces-verbaal van aangifte, p. 6 t/m 7.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 14, 15, 16, 17.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 28.