4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van de feiten 3, 4 (primair en subsidiair) en 5
Feit 3 (poging inbraak [straatnaam] )
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 3 ten laste gelegde poging tot woninginbraak aan het [straatnaam] heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen met een beschrijving van de camerabeelden van 2 april 2017 tussen 21.00 en 23.30 uur van de [naam winkel] aan het [straatnaam] te [vestigingsplaats] , die op een afstand van zo’n 130 meter van de woning van aangeefster is gelegen. Drie van de vier personen op deze beelden zijn weliswaar rondom het tijdstip van de handelingen in kwestie door verschillende verbalisanten herkend als verdachte [verdachte] en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , maar deze enkele herkenningen zijn niet toereikend voor het bewijs van feit 3. Immers, uit de beschrijving van wat op die beelden is vastgelegd noch anderszins uit het dossier blijkt dat zij, althans één van hen, het zijn/is geweest die op de avond van 2 april 2017 een steen door de ruit van de woning van aangeefster heeft/hebben gegooid.
Feit 4 (inbraak [straatnaam] /heling SD-kaart)
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de onder 4 primair ten laste gelegde woninginbraak aan de [straatnaam] niet voor bewezenverklaring in aanmerking komt, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken. Dat verdachte feitelijk of juridisch betrokken is geweest bij de diefstal van de laptop, telefoon en spelcomputer blijkt onvoldoende uit het dossier.
Met betrekking tot de van diefstal afkomstige SD-kaart stelt de rechtbank vast dat verdachte deze ruim een maand nadat die kaart aan de rechthebbende is ontstolen in zijn bezit heeft gehad. Verdachte heeft gesteld dat hij deze kaart op straat heeft gevonden. Wat daarvan zij, het enkele bezit van de SD-kaart brengt, gelet op het feit dat het een alledaags voorwerp betreft, niet mee dat daarmee is gegeven dat hij deze kaart verwijtbaar onvoorzichtig of opzettelijk heeft geheeld. De rechtbank zal verdachte daarom ook van feit 4 subsidiair vrijspreken.
Feit 5 (heling laptop)
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier volgt dat door medeverdachte [medeverdachte 3] en verdachte aan het bedrijf [bedrijfsnaam 2] een van misdrijf afkomstige laptop is verkocht. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij door een voor hem onbekende jongen – de rechtbank begrijpt: verdachte – werd benaderd met de vraag of hij voor hem iets wilde verkopen omdat die jongen zelf nog geen 18 jaar oud was. Verdachte heeft daarentegen verklaard dat hij die dag met [medeverdachte 3] was en dat [medeverdachte 3] een laptop had die hij wilde verkopen, waarna hij met hem is meegegaan naar [bedrijfsnaam 2] , niet meer en niet minder.
Dat verdachte wetenschap had van de misdadige herkomst van de laptop kan op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet worden vastgesteld. Evenmin kan worden vastgesteld dat wat is komen vast te staan omtrent verdachtes gedragingen toereikend is voor zijn strafbare betrokkenheid in de vorm van het ten laste gelegde medeplegen van de heling van de laptop. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van het onder 5 ten laste gelegde feit.
Bewijsmiddelen voor feit 1 (inbraak [straatnaam] )
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 25 april 2017 omstreeks 05.30 uur vanuit zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] is vertrokken naar zijn werk. Zijn zoon is rond 10.30 uur uit de woning vertrokken. Toen aangever die dag om 18.15 uur terug kwam bij de woning, zag hij daar politiemensen staan. Hij probeerde met zijn sleutel de voordeur van zijn woning te openen, maar dit lukte niet. Hij heeft vervolgens de achterdeur van de woning geopend. Toen hij weer naar de voorzijde van de woning liep, zag hij dat twee jongens die uit zijn woning kwamen door de politie werden aangehouden. Op de eerste verdieping, in de slaapkamer van zijn dochter [voornaam van B] , waren kasten en lades overhoop gehaald. In de badkamer trof hij naast het toilet een aantal sieradendoosjes aan met daarin sieraden die daar niet horen te liggen. Op de tweede verdieping waren in de slaapkamer van aangever en zijn vrouw ook kasten en lades overhoop gehaald. Heel veel spullen waren op het bed gegooid.Zijn Samsung telefoon, die in een zwart hoesje zat, is weggenomen.
Getuige [getuige 1] , woonachtig aan de [adres] , heeft verklaard dat zij, toen zij rond 16.45 uur aan het eten was, aan de overkant van de [straatnaam] een onbekende jongen zag staan. Hij liep langs de woningen en kwam halverwege weer terug lopen. Iets later zag zij hem met een andere onbekende jongen voorbij lopen. Daarna zag zij dat deze twee jongens weer aan de overzijde stonden en kennelijk aan het observeren waren. Toen zij omstreeks 17.20 uur de deur uitstapte om naar haar auto te lopen, zag zij rechts meteen de twee jongens staan ter hoogte van [adres] . Op het moment dat de jongens haar zagen, liepen zij direct weg van die woning. Toen zij in haar auto wegreed, zag zij deze twee jongens en nog een derde jongen op het schoolplein van de school de [naam school 1] staan.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 25 april 2017 omstreeks 17.00 uur een jongen zag lopen die aan het telefoneren was. Ongeveer vijf minuten later kwam er een andere jongen bij hem staan. Toen hij omstreeks 17.40 uur naar de achtertuin liep om de container naar voren te brengen, zag hij dat de poortdeur van de woning van [adres] open stond. Hij liep bij het passeren hiervan de twee jongens tegemoet. Het viel hem op dat jongen 1 een bos met sleutels in zijn hand hield. De jongens liepen in de richting van basisschool de [naam school 1] . Omstreeks 18.20 uur zag hij de twee jongens weer voorbijlopen richting nummer [nummeraanduiding] .
Getuige [getuige 3] , woonachtig aan de [adres] , zag op enig moment dat de jongen met de gladde haren aanbelde bij de woning aan de [adres] . De jongen met het bobline-kapsel stond ervoor en keek duidelijk in de richting van de straat. De jongen met het gladde haar deed ook iets bij de brievenbus. Zij zag dat beide jongens weer wegliepen. Vanuit haar slaapkamer zag zij dat de twee jongens via de voordeur van de woning [adres] binnen gingen.
Toen de politie bij de woning van aangever kwam, zag één van de verbalisanten dat de voordeur van de woning open ging en er twee jongens bij de deur stonden. Zij waren in het zwart gekleed en droegen zwarte handschoentjes.Bij verdachte werden onder meer drie sleutels aangetroffen, waarvan er één paste op de voordeur van de woning van de [adres] .Bij medeverdachte [medeverdachte 5] werd een zwarte Samsung telefoon aangetroffen die in een zwart hoesje zat.In deze telefoon bleken onder contacten twee namen te staan, namelijk [voornaam van A] en [voornaam van B] , naar is gebleken de namen van de vrouw en dochter van aangever. Toen verbalisant belde naar het nummer van de bij aangever weggenomen telefoon, kwam er een oproep binnen op de telefoon die onder [medeverdachte 5] in beslag was genomen.
Bewijsoverweging voor feit 1
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen in hun onderling verband en samenhang bezien acht de rechtbank de onder 1 ten laste gelegde diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij op verzoek van [voornaam van B] , de stiefdochter van aangever, in de woning aanwezig was om een naaktfoto van haar uit het huis weg te halen. Zij had hem daartoe de sleutel van de woning gegeven en aan hem dat weghalen van die foto toevertrouwd. [B] is zowel door de politie als ter terechtzitting als getuige gehoord. Zij heeft stellig verklaard verdachte niet te kennen en hem dit verzoek niet te hebben gedaan. De verklaring van verdachte wordt dus niet door deze getuige bevestigd, ook niet door enig ander gegeven in het dossier. Daarmee is de valsheid van de door de verdachte en zijn mededader gebruikte sleutel gegeven.
De uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte en [medeverdachte 5] , namelijk dat verdachten door middel van een valse sleutel zich de toegang tot de woning hebben verschaft, met handschoenen aan samen in de woning aanwezig waren, het huis hebben doorzocht, sieradendoosjes hebben verplaatst en kennelijk klaargelegd om mee te nemen, en niet in de laatste plaats een aan aangever toebehorende telefoon hebben weggenomen, wijst erop dat verdachten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in de woning aanwezig en doende waren om een diefstal te plegen, en wat de telefoon betreft die diefstal ook hebben voltooid.
Bewijsmiddelen voor feit 2 (inbraak [straatnaam] )
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 26 maart 2017 omstreeks 18.00 uur zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] heeft verlaten, nadat hij deze volledig had afgesloten. Op 27 maart 2017 rond 16.30 uur kwam hij thuis. Hij zag dat de woning overhoop was gehaald en dat het raam aan de achterzijde open stond. Met een breekvoorwerp was het kozijn vernield en op deze manier waren de sloten verbogen en geopend. Een laptop en een geldbedrag van € 1.000,- zijn weggenomen.
Uit het proces-verbaal van sporenonderzoek volgt dat in de sluitnaad van het woonkamerraam aan de achterzijde van de woning wriksporen zichtbaar waren die zijn veroorzaakt door breekvoorwerpen met een verschillende maatvoering. Verbalisant herkende de werktuigsporen als waarschijnlijk afkomstig van een breekijzer en een schroevendraaier. Als gevolg van het wrikken was de raamvergrendeling aan de binnenzijde verbogen waarna men door het geforceerde raam naar binnen kon klimmen en zich zo de toegang tot de woning kon verschaffen. In de woning was de inhoud van kasten en lades over de vloer en het bed verspreid.
Door de bewoners van de [adres] is verklaard dat zij op 26 maart 2017 omstreeks 22.30 uur hun hond uitlieten. Zij zagen op de hoek van de [straatnaam] , nabij de [naam winkel] , een drietal jongens staan. Deze jongens waren donker gekleed en kwamen hen niet bekend voor. Toen zij terugkwamen, waren de jongens weg. Rond 22.45 uur hoorde de bewoner een harde knal toen hij een sigaret rookte in de tuin. Hij heeft hierbij verder niemand gezien. Toen hij op 27 maart 2017 van de buurman hoorde dat er bij hem was ingebroken heeft hij de beelden van de beveiligingscamera, die hij aan de voorzijde van zijn woning heeft hangen, bekeken. Hij zag de jongens die hij bij het uitlaten van de hond had gezien, meerdere keren rondom de woningen lopen. De jongens zijn aan hun kleding goed te herkennen. Hij zag op de beelden om 22.49 uur twee van de drie jongens over straat lopen, waarbij één van de jongens, naar het lijkt, een laptop in zijn hand heeft.
Ook de bewoners van de [adres] hebben tussen 22.30 en 22.45 uur een knal gehoord.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden van 26 maart 2017 die waren aangeleverd door de bewoners van de [adres] op 11 april 2017 bekeken. Hij zag daarop dat om 22.19.20 uur drie personen aan de overzijde van de straat liepen, komende van de linkerzijde. Om 22.24.00 uur zag hij dat drie personen achter elkaar op de stoep liepen aan de zijde van de straat waar de camera gevestigd was. Zij liepen vanaf de rechterzijde het beeld in. Persoon 1 liep voorop, gevolgd door persoon 2 en 3. Persoon 3 schermde met zijn rechterhand zijn gezicht af voor de camera. Persoon 1 liep midden op straat en had een capuchon over zijn hoofd gedaan. Ook persoon 2 droeg een capuchon. Hij hield in zijn rechterhand een dichtgeklapte laptop vast. De vermoedelijke bovenzijde van de laptop reflecteerde in het licht. Persoon 3 kwam tien seconden later in beeld. Hij liep over de stoep aan de zijde waar de camera hing.
De camerabeelden van de [naam winkel] aan het [straatnaam] te [vestigingsplaats] van 2 april 2017 zijn in verband met de onder 3 ten laste gelegde poging tot inbraak bekeken. Daarop zijn vier jonge mannen te zien die zich ophouden bij de ingang van de betreffende [naam winkel] . Verbalisant [verbalisant 2] heeft [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op deze beelden herkend. Hij komt [medeverdachte 1] veel tegen op straat en hij is als jeugdagent [medeverdachte 2] veel tegen gekomen op het [naam school 2] te [vestigingsplaats] .Verbalisant [verbalisant 3] herkende eveneens [medeverdachte 2] op de beelden. Hij kent [medeverdachte 2] van verschillende huisbezoeken.Verbalisant [verbalisant 4] herkende [verdachte] op de beelden. Hij heeft hem meerdere malen staande gehouden in verband met overlast in de [naam wijk] te [woonplaats] .Ook verbalisant [verbalisant 5] herkende [verdachte] , die hem ambtshalve bekend is.Ten slotte heeft verbalisant [verbalisant 6] [verdachte] en [medeverdachte 2] op de beelden herkend. Zij is bij beide verdachten op huisbezoek geweest.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de bedoelde camerabeelden van de [naam winkel] van 2 april 2017 op 14 april 2018 ook bekeken en vergeleken met die van de [adres] . Hij zag dat de personen op de camerabeelden van de [naam winkel] een sterke gelijkenis vertoonden met de personen op de beelden van de [straatnaam] . Hij zag bij [medeverdachte 1] de volgende gelijkenissen: dezelfde scheuren in de broek, de dunne baard die vanaf de bakkenbaarden onder de kin loopt, de drie strepen op zijn schoenen van het merk Adidas, de vorm van zijn neus, een slank postuur en krullend donker haar. Bij [medeverdachte 2] constateerde hij als gelijkenissen de rechte neus, het krullende donkere haar tot boven de oren, de stand van de ogen en wenkbrauwen, namelijk licht naar beneden gekanteld, een dun postuur en zijn volgend gedrag. Bij [verdachte] zag hij als gelijkenissen de smalle neus, de afstand tussen de haarlijn en de ogen, de haardracht met de haren in het midden van zijn hoofd gescheiden, zijn lange, slanke postuur en zijn steile halflange donkere haar.
Bewijsoverwegingen voor feit 2
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de onder 2 ten laste gelegde diefstal in vereniging met braak wettig en overtuigend dient te worden bewezen verklaard.
Uit de verklaringen van buurtbewoners volgt dat zij rond 22.45 uur een harde knal hebben gehoord, hetgeen past bij de waargenomen braaksporen waaruit blijkt dat het raam waardoor men naar binnen kon klimmen, ontzet is. Op de camerabeelden van de bewoners van de [adres] zijn korte tijd later, namelijk om 22.49 uur, drie personen, herkend als verdachte en zijn medeverdachten, te zien waarvan er één een dichtgeklapte laptop vasthad, zo is door verbalisant [verbalisant 1] geconstateerd. Kort daarvoor, namelijk om 22.19 en 22.24 uur, zijn dezelfde drie personen in de buurt van de woningen gezien, maar dan zonder laptop. Onder deze omstandigheden moet het er voor gehouden worden dat de laptop die op de beelden te zien is de laptop betreft die uit de woning van aangever is weggenomen. Gelet op het gezamenlijke optreden van de drie verdachten, zoals daarvan uit de diverse camerabeelden blijkt, is ook bewezen dat de diefstal in vereniging is gepleegd. De rechtbank weegt hierin ook mee dat de verdachte (evenmin als zijn twee medeverdachten) een verklaring heeft willen geven over zijn aanwezigheid aldaar op het betreffende tijdstip met en zonder laptop, maar zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen, terwijl voornoemde de verdachte bezwarende en voor het bewijs redengevende feiten en omstandigheden wel om een die redengevendheid ontzenuwende verklaring vragen.
De verdediging heeft nog gesteld dat verdachte niet kan worden herkend op de diverse
stillsin het dossier omdat die voor het kunnen bijdragen aan een herkenning te vaag zijn. Dit verweer snijdt geen hout, reeds omdat de herkenningen niet zijn gevolgd op het bekijken van deze
stillsmaar van de bewegende beelden waarvan deze
stillszijn afgeleid.
Bewijsmiddelen voor feit 6 primair en 7
Door [D] is namens de onderneming [bedrijfsnaam 1] aangifte gedaan. Op 15 augustus 2017 omstreeks 14.40 uur liep hij door het magazijn van [bedrijfsnaam 1] gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Hij zag daar veel lege dozen van rekenmachines op de grond liggen. De dozen lagen op een andere plek dan waar de rekenmachines normaal liggen. Verderop in het gangpad, op de plaats waar de rekenmachines normaal opgeslagen liggen, zag hij nog veel meer lege dozen van dezelfde rekenmachines liggen. In totaal zijn er 125 rekenmachines weggenomen.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij net een bus instapte om naar huis te worden gebracht toen hij achter zich een hoop commotie hoorde. Hij zag een groep van naar hij dacht zes donker getinte jongens met dozen in hun handen weglopen. Hij hoorde de jongens tegen elkaar zeggen: ‘ga, ga, ga, snel, snel, snel’. Hij zag de jongens in de richting van de [straatnaam] lopen en hoorde iemand roepen: ‘ze hebben rekenmachines’. Hij is daarop achter de jongens aangerend. Vermoedelijk zagen de jongens zijn shirt, met een opdruk van [bedrijfsnaam 1] , want hij hoorde één van de jongens zeggen: ‘go, go, go’. De jongens renden naar een kleine grijze personenauto die op de [straatnaam] direct buiten de hekken van [bedrijfsnaam 1] geparkeerd stond. Alle portieren en de achterklep stonden open. De jongens gooiden alle dozen snel in de auto. De meeste jongens sprongen ook in de auto, waarna deze met piepende banden wegreed. De jongens die niet meer in de auto pasten, renden gelijk weg, verder het industrieterrein op, weg van het centrum.
[slachtoffer 5] , werkzaam als manager bij [bedrijfsnaam 1] , heeft verklaard dat hij van zijn leidinggevende hoorde dat er een diefstal had plaatsgevonden. Hij kreeg van een groepsleidster die in de bus zat een telefoontje dat zij twee personen met een tas bij de [naam eetgelegenheid] had gezien. Een andere groepsleider had een foto van de betreffende personen gemaakt en als bestand verzonden. Hij heeft deze foto ook ontvangen. Hij is met [voornaam van getuige 5] (de rechtbank begrijpt: [getuige 5] ) naar die [naam eetgelegenheid] gereden maar heeft de betreffende personen daar niet zien lopen. Daarna zijn zij naar station Kampen-Zuid gereden. Zij zagen de personen daar ook niet. Toen zij bij het station vandaan reden, zagen zij dat [voornaam van C] (de rechtbank begrijpt: [C] ), een medewerker bij [bedrijfsnaam 1] , aan kwam rijden. Daarop zijn zij toch weer omgekeerd. Toen zij bij het station aankwamen, zag hij twee personen zitten, te weten een jongen met lang zwart haar tot op zijn schouders en een klein rugtasje (persoon 1), en een jongen met een donkere huidskleur en kort gemillimeterd haar (persoon 2). Tussen beide personen stond een grote zwarte sporttas. [slachtoffer 5] heeft de foto bekeken die hem eerder was toegestuurd en hij zag dat de personen op de foto overeenkwamen met de personen die bij het station zaten. Toen hij langs hen liep, zag hij heel duidelijk dat uit de rugzak die naast persoon 1 stond, een rekenmachine stak. Hij herkende de verpakking. [voornaam van C] vroeg aan de jongens of zij hun tassen wilden openmaken. Hij zag dat persoon 1 met een armbeweging naar zijn tas greep, deze snel op zijn rug deed en wegrende. [voornaam van getuige 5] pakte hem vast. [slachtoffer 5] wilde hem ook vastpakken, maar hij zag dat de jongen met zijn rechterarm in zijn richting zwaaide. Hij werd door die beweging in zijn gezicht geraakt. Op dat moment zei de jongen: ‘Mijn neef schiet jou neer’. [slachtoffer 5] schrok en heeft op dat moment afstand genomen. De jongen was behoorlijk agressief, sloeg wild om zich heen en probeerde te ontkomen. [voornaam van C] heeft die grote zwarte sporttas veiliggesteld en de rekenmachines in zijn auto gelegd. Kort daarop kwam de politie aanrijden.
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij bij het station twee jongens zag die voldeden aan het signalement van de foto die [voornaam van slachtoffer 5] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 5] ) op zijn telefoon had ontvangen. Toen [voornaam van slachtoffer 5] aan de jongen vroeg of hij in de tas mocht kijken, werd de jongen met het langere haar gelijk agressief. Hij sloeg [voornaam van slachtoffer 5] in het gezicht. Collega [voornaam van C] heeft de tas open gemaakt en zij zagen dat er allemaal rekenmachines in zaten. [voornaam van C] heeft de rekenmachines geteld en hij hoorde dat het om 25 rekenmachines ging.
De twee personen die door de politie op station Kampen Zuid om 16.17 uur zijn aangehouden, betreffen verdachteen zijn medeverdachte [medeverdachte 4] .
Verdachte heeft ter zitting van 27 maart 2018 verklaard dat hij bij de eerder bedoelde vestiging van [naam eetgelegenheid] heeft gelopen.
Bewijsoverwegingen voor feit 6 primair en 7
Op grond van de samenhangende inhoud van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder feit 6 primair ten laste gelegde bewezen. Verdachte is, kort na de diefstal, in de buurt van [bedrijfsnaam 1] , namelijk bij de [naam eetgelegenheid] , gezien en heeft ook zelf verklaard dat hij toen en daar heeft gelopen. Een medewerker van [bedrijfsnaam 1] heeft een foto gemaakt van de twee personen die met een tas bij de [naam eetgelegenheid] liepen en de getuigen [slachtoffer 5] en [getuige 5] hebben verklaard dat zij deze personen – naar later bleek: verdachte en [medeverdachte 4] – bij station Kampen Zuid aantroffen. Zij waren in het bezit van 25 rekenmachines die afkomstig waren van [bedrijfsnaam 1] . Nu verdachte zo korte tijd na de diefstal in de buurt van [bedrijfsnaam 1] heeft gelopen en korte tijd daarna op station Kampen-Zuid is aangetroffen in het bezit van 25 (van de 125) bij die diefstal buitgemaakte rekenmachines, acht de rechtbank bewezen dat hij, samen met anderen, de diefstal heeft gepleegd. Dat het door getuige [getuige 4] opgegeven signalement van de twee personen die niet in de auto stapten niet overeenkomt met dat van verdachte, dwingt niet tot een andere conclusie, reeds omdat de signalementen van de overige personen onbekend zijn. Verdachte heeft onder meer jegens [slachtoffer 5] geweld en bedreiging met geweld gebruikt, kennelijk om zijn vlucht mogelijk te maken dan wel het bezit van de rekenmachines veilig te stellen. Ook de onder feit 7 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 5] acht de rechtbank op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.