Op 6 april 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 2 december 2016 te Hilversum, waarbij de verdachte zou hebben samengewerkt met anderen om de benadeelde partij, aangeduid als [slachtoffer], te mishandelen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen in twijfel getrokken, wat heeft geleid tot de beslissing om de verdachte vrij te spreken.
Daarnaast heeft de benadeelde partij een vordering ingediend voor schadevergoeding, maar de rechtbank heeft deze niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte van het ten laste gelegde feit is vrijgesproken. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter indienen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in de zittingsplaats Lelystad.