Op 6 april 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging van een slachtoffer op 2 december 2016 te Hilversum. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden tijdens de terechtzittingen op 12 december 2017 en 23 maart 2018. De officier van justitie, mr. B. Nitrauw, heeft gevorderd om de verdachte vrij te spreken, omdat er twijfels waren gerezen over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever en getuigen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.S. Kat en mr. L.A. Korfker, heeft eveneens vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het primair of subsidiair ten laste gelegde feit had begaan. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij, [slachtoffer], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van het ten laste gelegde werd vrijgesproken. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter indienen. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken en de rechten van de verdachte en benadeelde partij.