ECLI:NL:RBMNE:2018:1316

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
5 april 2018
Zaaknummer
6381898 / MC EXPL 17-9822
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een energieleverancier voor onjuiste tarieven en schadevergoeding bij wanprestatie

In deze zaak vordert eiser, een particulier, schadevergoeding van gedaagde, een energieleverancier, wegens wanprestatie. Eiser heeft gedaagde gemachtigd om een nieuwe leveringsovereenkomst voor elektriciteit en gas te sluiten met als doel een besparing van 5% ten opzichte van zijn huidige leverancier. Gedaagde sluit echter een overeenkomst met Essent, waarbij achteraf blijkt dat de tarieven voor de levering en teruglevering van energie niet gelijk zijn, zoals eerder afgesproken. Eiser zegt de volmacht en de overeenkomst op, waarna Essent een hoge opzegvergoeding in rekening brengt op basis van een gecontracteerd verbruik dat veel hoger is dan het werkelijke verbruik. Eiser vordert nu betaling van gedaagde ter hoogte van de opzegvergoeding op grond van wanprestatie. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde tekort is geschoten in haar zorgplicht jegens eiser door niet te controleren of het gecontracteerde verbruik overeenkwam met het werkelijke verbruik. De vordering van eiser wordt gedeeltelijk toegewezen, waarbij gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een deel van de opzegvergoeding, omdat de kantonrechter oordeelt dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade die eiser heeft geleden door de onjuiste tarieven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 4 april 2018
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 6381898 / MC EXPL 17-9822 van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser, hierna ook te noemen: [eiser] ,
gemachtigde mr. C.M.H. Cohen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
(mede) h.o.d.n. [handelsnaam] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde mr. L. Schwalp.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek
  • akte uitlating producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 30 maart 2015 een inschrijvingsformulier ondertekend, waarbij [eiser] [gedaagde] heeft gemachtigd tot het aangaan en ondertekenen van een overeenkomst voor de levering van elektriciteit en gas voor een periode van vijf jaar met een zorgvuldig geselecteerde leverancier. [eiser] was op het moment van ondertekenen van het inschrijvingsformulier klant van Energie Direct voor de levering van elektriciteit en gas.
Op het inschrijvingsformulier staat vermeld dat inschrijving in het [handelsnaam] alléén geschiedt indien voor de afnemer een besparing van minimaal 5% ten opzichte van het huidige energiecontract wordt gerealiseerd. [eiser] heeft conform het inschrijvingsformulier een kopie van de meest recente jaar- of maandrekening van zijn toenmalige leverancier Energie Direct verstrekt aan [gedaagde] , namelijk die van de jaarafrekening 2013-2014.
2.2.
[gedaagde] heeft op basis van de door [eiser] aan [gedaagde] verstrekte jaarafrekening 2013-2014 twee energieleveringsovereenkomsten gesloten met Essent, te weten EAN [EAN 2] (elektriciteit) in april 2015 en EAN [EAN 3] (gas) in augustus 2015. [eiser] verbruikt ongeveer 55.000 tot 60.000 Kwh op jaarbasis. De inkoopbevestigingen zijn op 20 mei 2015, en 21 augustus 2015 aan [eiser] verzonden. De levering voor EAN - [EAN 2] is gestart op 1 juni 2015 en voor EAN - [EAN 3] op 1 oktober 2015. De tarieven zijn toen als volgt vastgesteld: Elektriciteit: piek € 0,0608 / dal € 0,0473 / vastrecht € 10,00 per aansluiting per maand en Gas: € 0,328 / vastrecht € 5,00 per aansluiting per maand.
2.3.
Op 30 november 2015 heeft [eiser] aan [gedaagde] laten weten dat hij een netwerkverzwaring zou krijgen. De elektriciteitsaansluiting is geen kleinverbruikaansluiting meer, maar een grootverbruikaansluiting. [eiser] heeft daarvoor de juiste EAN [EAN 1] (EAN - [EAN 1] ) doorgegeven met de opdracht deze te contracteren bij Essent. [gedaagde] heeft op 31 maart 2016 een nieuwe energieleveringsovereenkomst bij Essent afgesloten tegen dezelfde tarieven, namelijk piek € 0,0608 / dal € 0,0473 / vastrecht € 10,00 per aansluiting per maand. Het gecontracteerde verbruik is door Essent vastgesteld op
191.399 Kwh.
2.4.
In verband met de aanschaf en plaatsing van zonnepanelen heeft [eiser] op of omstreeks 14 maart 2016 opdracht gegeven aan [gedaagde] zorg te dragen voor een terugleveringsovereenkomst met Essent. [gedaagde] heeft op 31 maart 2016 met Essent een overeenkomst gesloten tot teruglevering ‘Addendum Teruglevering Elektriciteit Vast en Zeker’. De teruglevertarieven zijn als volgt vastgesteld: piek € 0,026075, dal € 0,015982.
2.5.
Bij e-mail van 6 april 2016 verzoekt [eiser] aan de heer [A] van [gedaagde] opheldering over de tarieven van de terugleveringsovereenkomst:
Zojuist een brief gekregen van Essent.
In die brief wordt gesproken over de volgende tarieven van terug leveren 0,026075 piek en 0,015982 dal. Ook staat er in dat het piek tarief 0,0608 en dal tarief 0,0473 voor ontvangen stroom is.
In het telefonisch gesprek van 30-3-2016 hadden wij duidelijk afgesproken dat de stroom geleverd en ontvangen gelijk is in prijs.
2.6.
De heer [A] antwoordt bij e-mail van 12 april 2016 als volgt:
Ik heb uw vraag uitgezet bij de juiste afdeling. Als ik meer weet laat ik het u z.s.m. weten.
In mijn beleving klopt het wel wat u zegt en wat wij hebben afgesproken.
Bij e-mail van 28 april 2016 van de heer [A] wordt bevestigd dat de veronderstelling van [eiser] juist is dat verkeerde tarieven zijn gehanteerd en dat gewacht wordt op een correctie van Essent.
2.7.
Bij e-mail van 12 mei 2016 deelt de heer [A] het volgende ten aanzien van de teruglevertarieven mede:
Wij hebben elkaar zojuist gesproken inzake de teruglever-tarieven.
Het is zo dat bij grootverbruiks-installaties veel lagere tarieven worden betaald dan bij kleinverbruiks-installaties.
Dit geldt voor alle leveranciers dus niet alleen bij Essent. Het is voor deze partijen niet rendabel en dat is de reden dat de tarieven een stuk lager liggen.
De tarieven die wij laatst hebben besproken en die in het addendum zijn opgenomen (0,026075 piek en 0,015982
dal) zijn dus de correcte tarieven.
Verder wilde u graag weten wat het kost om uw overeenkomst op te zeggen bij het [handelsnaam] .
opzegvergoeding die u dient te volden is €1089,00. De boete die Essent bij u in rekening zal brengen is stukken
hoger en voor de hoogte hiervan verwijs ik u naar Essent Zakelijk.
2.8.
[eiser] heeft de relatie met [gedaagde] verbroken en de contracten met Essent opgezegd per 1 juni 2016. Essent heeft bij factuur van 16 juni 2016 aan [eiser] een opzegvergoeding in rekening gebracht van € 13.017,38 voor de periode 1 juni 2016 tot 7 april 2021 voor het niet nakomen van de overeenkomst op grond van de Algemene Voorwaarden van Essent onder artikel 17.4.. [gedaagde] heeft haar opzegvergoeding van € 1.089,00 kwijtgescholden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 15.760,58 (hoofdsom 13.017,38 en kosten rechtsbijstand € 2.743,20), vermeerderd met handelsrente vanaf 20 september 2016 en kosten (waaronder reis- en verblijfkosten en verletkosten).
Standpunt [eiser]
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vordering stelt [eiser] dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en daarom verplicht is de schade die [eiser] daardoor lijdt te vergoeden op grond van art. 6:74 BW. Op grond van het inschrijvingsformulier had [gedaagde] de op dat moment geldende tarieven als uitgangspunt
moeten nemen voor het berekenen van de minimale besparing van 5% bij een nieuwe energie leverancier. Dit heeft [gedaagde] niet gedaan, maar zij heeft ten onrechte de meest recente jaarafrekening daarvoor gebruikt. Deze tarieven waren niet actueel en [gedaagde] mocht daarom niet zonder meer ervan uitgaan dat deze tarieven gelijk waren aan de tarieven die golden op 30 maart 2015. Nu het [gedaagde] de tarieven uit de meest recente jaarafrekening wilde gebruiken als referentiekader, had zij dit kenbaar moeten maken aan [eiser] . Dat is niet gebeurd. Daarbij had het [gedaagde] ook kenbaar moeten maken dat ze niet de meest recente jaarafrekening nodig heeft voor het berekenen van de besparing, maar de huidige tarieven op dat moment. De minimale besparing van 5% is daardoor niet gerealiseerd. [gedaagde] heeft buiten de grenzen van haar volmacht een rechtshandeling verricht; de volmachtgever, [eiser] , kan niet worden gebonden aan die rechtshandeling(en). [gedaagde] is jegens [eiser] tekortgeschoten.
3.3.
[gedaagde] heeft de in het voorjaar 2016 bij de wijziging van de leveringsovereenkomst in combinatie met de terugleveringsovereenkomst gemaakte afspraken over gelijke tarieven voor het leveren en afnemen van stroom niet waargemaakt. Dit levert eveneens een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht op. Voor [eiser] was dit de directe aanleiding om de overeenkomst(en) met [gedaagde] en Essent op te zeggen. Vervolgens werd [eiser] nadien geconfronteerd met een onredelijk hoge opzegvergoeding van € 13.017,38 van Essent, omdat [gedaagde] een contract met Essent gesloten had voor een veel hoger verbruik dan het daadwerkelijke verbruik. De opzegvergoeding is gebaseerd op het door [gedaagde] namens [eiser] (onjuist) gecontracteerde verbruik van ongeveer 191.399 Kwh. [gedaagde] is verplicht de door Essent in rekening gebrachte opzegvergoeding als schadevergoeding aan [eiser] te vergoeden.
3.4.
[eiser] heeft op 30 maart 2015 een papieren inschrijfformulier van [gedaagde] ingevuld en ondertekend. [eiser] heeft alléén een doordrukformulier ontvangen. Op het
doordrukformulier dat [eiser] heeft ontvangen zijn geen algemene voorwaarden op de
achterzijde gedrukt. Ook wordt er op de voorzijde van het doordrukformulier niet verwezen naar de algemene voorwaarden. De algemene voorwaarden zijn dan ook niet ter hand gesteld. Op geen enkele wijze zijn de algemene voorwaarden van toepassing verklaard op de overeenkomst. [gedaagde] kan daarom geen beroep doen op de algemene voorwaarden.
3.5.
[eiser] heeft daarnaast een juridisch adviseur moeten inschakelen om hem bij te staan in dit geschil. De kosten hiervoor bedragen tot heden € 2.743,20 en dienen voor rekening van [gedaagde] te komen.
Standpunt [gedaagde]
3.6.
voert verweer. De inschrijfformulieren zijn altijd al afgedrukt met zowel de algemene voorwaarden op het origineel als op het doordrukvel. Dat de algemene voorwaarden ter hand zijn gesteld staat daarmee voor [gedaagde] vast. De bevestiging inschrijving die op 30 maart 2015 naar [eiser] is gestuurd, direct na het ondertekenen van het inschrijfformulier, vermeldt dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de inschrijving. Ook in deze betreffende e-mail zijn de algemene voorwaarden als bijlage toegevoegd. De algemene voorwaarden zijn van toepassing.
3.7.
[gedaagde] betwist dat zij jegens [eiser] toerekenbaar is te kort geschoten. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de besparing van 5%, zoals bij de inschrijving is overeengekomen, wel gerealiseerd is. De besparing komt voor gas en elektriciteit samen uit op 7,4% ten opzichte van de door [eiser] verstrekte jaarafrekening. [eiser] is zelf verantwoordelijk voor de aanlevering van de juiste documenten. Dit volgt uit artikel 9 lid 2 van de algemene voorwaarden, die van toepassing zijn op de overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] . De algemene voorwaarden zijn op de achterzijde van het inschrijfformulier afgedrukt waarvan [eiser] een doordrukformulier heeft gekregen. De algemene voorwaarden zijn tevens per e-mail van 30 maart 2015 aan [eiser] toegezonden. Als de tarieven die [eiser] in 2014 betaalde bij Energiedirect anders waren dan op het moment dat [eiser] zich inschreef bij [gedaagde] had [eiser] [gedaagde] daarover moeten informeren. [gedaagde] heeft de besparing van 5% voor EAN - [EAN 2] en EAN - [EAN 3] gerealiseerd conform de inschrijving. Voor EAN - [EAN 1] is geen besparingsgarantie overeengekomen, maar als de besparingsgarantie ook geldt voor deze EAN, is die besparing ook gerealiseerd, omdat de leveringstarieven gelijk zijn gebleven ten opzichte van EAN - [EAN 2] . Mocht [gedaagde] wel aansprakelijk zijn, dan is deze aansprakelijkheid conform artikel 9 lid 3 van de algemene voorwaarden van [gedaagde] beperkt tot tweemaal de factuurwaarde van de order. De factuurwaarde van de order is € 1.089,00 (€ 10,00 kosten collectief+ €5,00 kosten collectief per maand * 60 maanden * 21% BTW). Dit bedrag is door [gedaagde] kwijtgescholden.
3.8.
Ten aanzien van de terugleveringsovereenkomst stelt [gedaagde] het volgende. Omdat de EAN - [EAN 1] een grootverbruikaansluiting betreft die bij Essent gecontracteerd is voor de levering, is [gedaagde] gebonden aan de tarieven die Essent voor teruglevering aanbiedt. Het is niet mogelijk om de teruglevering bij een andere energieleverancier onder te brengen dan de energieleverancier die de elektriciteit levert. Het is bij een grootverbruikaansluiting bij de meeste (zo niet alle) energieleveranciers niet mogelijk te salderen. Het klopt dat [gedaagde] bij monde van de heer [A] in eerste instantie aan [eiser] heeft gecommuniceerd dat de
tarieven voor levering gelijk zouden zijn aan de tarieven voor teruglevering. Het feit dat [eiser] uitging van andere teruglevertarieven dan dat [gedaagde] bij Essent voor [eiser]
had gecontracteerd, maakt niet dat hij gerechtigd is contractbreuk te plegen door de
energieleveringsovereenkomst te beëindigen. [gedaagde] heeft immers de afgesproken leveringstarieven die met [eiser] zijn overeengekomen voor EAN - [EAN 1] gerealiseerd dan wel de afgesproken besparing van 5% gerealiseerd. Nog voordat [gedaagde] met [eiser] in gesprek kon gaan over een eventuele oplossing of compensatie, had [eiser] al contractbreuk gepleegd voor alle aansluitingen (EAN - [EAN 1] en EAN - [EAN 3] ) door over te stappen naar een andere energieleverancier. Hiermee heeft [eiser] de deur dicht
gedaan voor een oplossing. De daadwerkelijke schade van [eiser] die zou kunnen worden toegerekend aan [gedaagde] , als [gedaagde] al aansprakelijk is, zou dan zijn het verschil tussen het leveringstarief en het daadwerkelijke terugleveringstarief over het aantal kWh dat [eiser] daadwerkelijk heeft teruggeleverd in de periode 7 april 2016 tot en met 1 juni 2016. Het verschil tussen deze tarieven is als volgt:
- Piek € 0,0608 - € 0,026075 = € 0,034725; - Dal € 0,0473 - € 0,015982 = € 0,031318.
Aangezien [eiser] ook als [gedaagde] de juiste tarieven direct gecommuniceerd had
gebonden zou zijn aan deze tarieven, betwist [gedaagde] tekort te zijn geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht om namens [eiser] een terugleveringsovereenkomst aan te gaan bij Essent. [eiser] had de keus tussen terugleveren aan Essent tegen de door Essent vastgestelde tarieven of voortijdige beëindiging van de leveringsovereenkomst met de verplichting een opzegvergoeding te moeten betalen aan Essent. Als er al sprake is van
een tekortkoming aan de kant van [gedaagde] en deze tekortkoming ziet op de teruglevertarieven, dan bestaat er geen causaal verband tussen de schade in de vorm van de opzegvergoeding van Essent en de tekortkoming van [gedaagde] .
3.9.
Essent heeft de opzegvergoeding gebaseerd op de restwaarde van de
energieleveringsovereenkomst op het moment van beëindigen van de levering. Zij berekende de restwaarde op basis van het gecontracteerde verbruik. Dit verbruik is door Essent zelf vastgesteld door het CAR (Centraal Aansluitingenregister) te controleren. De netbeheerder registreert het verbruik in het CAR op basis van het historische verbruik van de aansluiting over de afgelopen 3 jaar. In dit geval betreft het een nieuwe aansluiting omdat de oude aansluiting EAN - [EAN 2] van [eiser] is gesloopt. De netbeheerder schat dan het verbruik in op basis van de historie van EAN - [EAN 2] en vermeerderd dat met een bepaald percentage aangezien het verbruik toeneemt met een grootverbruikaansluiting. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat als het daadwerkelijke verbruik van [eiser] lager is dan hetgeen de netbeheer invult in het CAR, het allerminst redelijk is de opzegvergoeding te berekenen op basis van het gecontracteerd verbruik. [eiser] heeft, voor zover [gedaagde] weet, geen inhoudelijk verweer gevoerd richting Essent over de hoogte van de opzegvergoeding. Mocht [gedaagde] al aansprakelijk zijn voor de opzegvergoeding die door Essent in rekening is gebracht, dan stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat deze schade niet volledig valt toe te rekenen aan [gedaagde] aangezien de hoogte daarvan niet redelijk is en [eiser] , ondanks aangeven van [gedaagde] , daar niet inhoudelijk verweer tegen heeft gevoerd.
3.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Algemene voorwaarden

4.1.
[eiser] heeft een overeenkomst gesloten met Essent voor levering van gas en elektriciteit op zijn adres. De overeenkomst is gesloten via [gedaagde] , een bedrijf dat collectieve contracten (met lagere prijzen) regelt voor individuele partijen. [eiser] heeft op 30 maart 2015 een inschrijfformulier getekend voor het adres [adres] te [woonplaats] met een contractduur van vijf jaar.
4.2.
Voor de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden heeft te gelden dat die uiterlijk bij het sluiten van de overeenkomst van toepassing zijn verklaard en aan [eiser] ter hand zijn gesteld. Op het inschrijfformulier zelf, zoals in kopie is overgelegd, worden de algemene voorwaarden van [gedaagde] niet genoemd of van toepassing verklaard. Partijen gaan er kennelijk van uit dat tussen hen een rechtsverhouding is ontstaan op het moment van tekening van het inschrijfformulier door [eiser] . In dat geval is het ondertekenen van dat aanmeldformulier het laatste moment om de algemene voorwaarden aan de klant ter hand te stellen. De kantonrechter kan niet vaststellen of dit is gebeurd. Weliswaar stelt [gedaagde] dat op de achterkant van het inschrijfformulier en het afdrukformulier de algemene voorwaarden staan vermeld, maar dat wordt door [eiser] betwist. [gedaagde] heeft het origineel van het inschrijfformulier niet overgelegd noch een voorbeeld van een afdrukformulier waarop die voorwaarden staan vermeld. Derhalve is niet komen vast te staan dat de algemene voorwaarden ten tijde van het sluiten van de overeenkomst zijn overhandigd en overeengekomen. Dat (direct) na ondertekening op 30 maart 2015 een bevestiging van de inschrijving is toegestuurd met als bijlage de algemene voorwaarden van [gedaagde] is dan ook te laat en maakt dat dus niet anders. De algemene voorwaarden kunnen niet achteraf door het alsnog ter hand stellen van toepassing worden verklaard, tenzij met toestemming van de wederpartij. Daarvan is niet gebleken. De kantonrechter oordeelt dan ook dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn op de rechtsverhouding tussen partijen.
Tekortkoming
4.3.
Tussen partijen is verder in geschil wie het risico moet dragen voor de door Essent op 16 juni 2016 aan [eiser] in rekening gebrachte opzegvergoeding van € 13.017,38, nadat [eiser] de overeenkomst(en) tot levering en teruglevering van energie door Essent heeft opgezegd.
4.4.
Kort samengevat voert [eiser] daartoe aan dat [gedaagde] jegens hem tekort is geschoten in haar verplichting(en) uit hoofde van de tussen partijen ontstane rechtsverhouding op basis van het door [eiser] ondertekende inschrijvingsfomulier en de daaruit voortvloeiende opdrachten tot het aangaan van overeenkomsten tot levering van energie en later ook tot teruglevering van energie. Het verwijt dat [eiser] aan [gedaagde] maakt komt er kort samengevat op neer dat: i) [gedaagde] niet heeft zorggedragen voor een leveringsovereenkomst met een minimale besparing van 5% ten opzichte van het huidige energiecontract (Energie Direct); ii) bij de wijziging van de leveringsovereenkomst in combinatie met de terugleveringsovereenkomst gemaakte afspraken over gelijke tarieven voor het leveren en afnemen van stroom niet zijn nagekomen; en iii) [gedaagde] een contract met Essent heeft gesloten voor de aansluiting EAN - [EAN 1] voor een veel hoger (norm) verbruik dan het daadwerkelijke verbruik. De kantonrechter neemt bij de beoordeling of sprake is van enige tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] het volgende in aanmerking.
Minimale besparing van 5%
4.5.
De inschrijving geldt volgens het inschrijvingsformulier indien voor de afnemer een besparing van minimaal 5% ten opzichte van het huidige contract wordt gerealiseerd. Het inschrijfformulier vermeldt verder dat ‘voor een spoedige en correcte verwerking van de inschrijving [gedaagde] van afnemer een kopie ontvangt van de meest recente jaar- of maandafrekening van het aansluitadres’. Vast staat dat [eiser] aan [gedaagde] de jaarafrekening 2013-2014 heeft verstrekt. Op basis van die jaarafrekening heeft [gedaagde] ten behoeve van [eiser] leveringscontracten voor elektriciteit (april 2015) en gas (augustus 2015) gesloten met Essent. De tarieven zijn toen als volgt vastgesteld: Elektriciteit: piek € 0,0608 / dal € 0,0473 / vastrecht € 10,00 per aansluiting per maand en Gas: € 0,328 / vastrecht € 5,00 per aansluiting per maand. Onvoldoende weersproken is door [gedaagde] gesteld dat de besparing voor gas en elektriciteit uitgaande van de door [eiser] aan [gedaagde] verstrekte jaarafrekening een besparing oplevert van 7,4%. Die besparing staat daarmee in voldoende mate vast. [eiser] meent evenwel dat [gedaagde] ten onrechte de jaarrekening van 2013/2014 als referentiekader heeft gehanteerd. De tarieven van Energie Direct waren op het moment van het sluiten van de overeenkomst met Essent aanzienlijk lager dan die van het gehanteerde referentiejaar, hetgeen volgt uit de door [eiser] overgelegde jaarafrekening 2014/2015 van 15 april 2015 (stroom hoog 0,06179 en stroom laag 0,04635). De overeengekomen tarieven met Essent zijn nagenoeg gelijk, zodat de in het vooruitzicht gestelde besparing van 5% niet is gehaald. [eiser] verwijt [gedaagde] dat zij niet naar de meest recente tarieven heeft geïnformeerd en (ten onrechte) slechts is afgegaan op de door [eiser] verstrekte jaarafrekening. De kantonrechter volgt [eiser] daarin niet. Uit het inschrijvingsformulier volgt dat [eiser] gehouden is de noodzakelijk informatie te verschaffen middels de meest recente jaarafrekening of maandafrekening. Bij e-mail van 30 maart 2015 is aan [eiser] de inschrijving bevestigd en nogmaals verzocht ‘een maand-
en/ofjaarafrekening’ te verstrekken. Dat [eiser] ervoor heeft gekozen uitsluitend de jaarrekening van 2013/2014 te verstrekken, terwijl de inschrijving op 30 maart 2015 is overeengekomen, en niet ook een maandafrekening, dient voor rekening en risico van [eiser] te blijven. Het had op de weg gelegen van [eiser] ook een maandoverzicht ter hand te stellen. Daarnaast heeft [eiser] op of omstreeks 15 april 2015 een (recent) jaaroverzicht 2014/2015 van Energie Direct ontvangen, maar kennelijk geen aanleiding gezien dit naar [gedaagde] door te sturen, temeer de overeenkomst met Essent nog niet was gesloten. Dat het wellicht wenselijk is dat ook vanuit [gedaagde] expliciet naar de meest recente maandrekening wordt gevraagd, maakt de verantwoordelijkheid van [eiser] voor verstrekking van de noodzakelijke en juiste informatie niet minder. Dit betekent dat [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter ten aanzien van de te realiseren besparing van 5% niet jegens [eiser] tekort is geschoten.
4.6.
Dit geldt overigens ook voor de in opdracht van [eiser] door [gedaagde] nieuw gesloten overeenkomst ten aanzien van EAN - [EAN 1] . Met [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat voor die wijziging geen besparingsgarantie is gegeven. Nu de tarieven voor de nieuwe aansluiting EAN - [EAN 1] gelijk zijn gebleven ten opzichte van EAN – [EAN 2] valt niet in te zien op grond waarvan [gedaagde] ten aanzien van die overeenkomst tekort is geschoten.
Terugleveringsovereenkomst: gelijke tarieven voor het leveren en afnemen van stroom
4.7.
[eiser] heeft [gedaagde] op 14 maart 2016 opdracht gegeven om met Essent een terugleveringsovereenkomst te sluiten in verband met de plaatsing van zonnepanelen op het adres van [eiser] . [eiser] stelt dat met [gedaagde] is overeengekomen dat de terugleveringstarieven gelijk zouden zijn aan de tarieven die volgen uit de leveringsovereenkomst met Essent, derhalve piek € 0,0608 / dal € 0,0473. De overeenkomst tot teruglevering die [gedaagde] voor [eiser] heeft gesloten vermeldt evenwel lagere tarieven, namelijk piek 0,026075 en dal 0,015982. Dit standpunt van [eiser] treft doel. Uit de door partijen overgelegde correspondentie blijkt zonder meer dat [gedaagde] zich heeft verbonden zorg te dragen voor gelijke tarieven. Een en ander volgt uit de e-mail van 23 maart 2016, 30 maart 2016 en 12 april 2016 van [gedaagde] bij monde van de heer [A] , waarin hij bevestigt dat de stroom die wordt geleverd en terugontvangen een zelfde tarifering kent. Dit betekent dat [gedaagde] jegens [eiser] tekort is geschoten in de uitvoering van de door [eiser] aan haar verstrekte opdracht. Hieruit volgt dat [gedaagde] in beginsel aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade. Daar doet niet aan af dat kennelijk nagenoeg alle energie leveranciers geen gelijke tarieven hanteren voor levering en teruglevering, zoals door [gedaagde] gesteld. [gedaagde] had zich daarvan rekenschap moeten geven en [eiser] daarover juist moeten informeren. De schade is in beginsel gelijk aan het verschil tussen de tarieven voor levering en teruglevering, maar die schade wordt niet gevorderd, omdat [eiser] de levering en teruglevering door en met Essent heeft opgezegd.
Hoger (norm) verbruik dan het daadwerkelijke verbruik
4.8.
[eiser] heeft bij dagvaarding gesteld dat de tarifering reden is geweest voor hem om de overeenkomst(en) met Essent op te zeggen. Bij dagvaarding heeft [eiser] gesteld na de opzegging geconfronteerd te zijn met een hoge opzeggingsboete van Essent gebaseerd op een hoog gecontracteerd verbruik in afwijking van het werkelijk gebruik. Eerst bij conclusie van repliek heeft [eiser] zich op het standpunt gesteld dat hij zich daarover jegens [gedaagde] heeft beklaagd en dat hem toen is medegedeeld dat dit geen negatieve gevolgen zou hebben. [gedaagde] bestrijdt dat [eiser] over de hoogte van de gecontracteerde verbruik heeft geklaagd. Gelet op het feit dat dit nader standpunt eerst bij conclusie van repliek is aangevoerd en uit de door partijen overgelegde stukken van enige klacht ter zake niet blijkt, houdt de kantonrechter het ervoor dat [eiser] eerst van het (hoge) gecontracteerd verbruik op de hoogte is geraakt door de claim van Essent tot betaling van de opzegboete. Dit neemt overigens niet weg dat tussen het gecontracteerd gebruik (EAN - [EAN 1] piekuren 116183 kWh en daluren 75211 kWh) en het werkelijk verbruik (uit het verleden EAN - [EAN 2] jaar 2014/2015 piekuren 27188 kWh en daluren 30270 kWh) een groot verschil bestaat. Het moge zo zijn dat het gecontracteerd verbruik op basis van het Centraal Aansluitingen Register door Essent wordt vastgesteld op basis van het door de netbeheerder ingeschatte verbruik naar het type aansluiting en de historische verbruiken, maar dat laat onverlet dat [gedaagde] in de rechtsverhouding met [eiser] jegens [eiser] een zorgplicht heeft ten aanzien van de inhoud van de met Essent te sluiten overeenkomst. [gedaagde] dient onder meer te controleren of de door haar ten behoeve van [eiser] gesloten overeenkomst wel overeenstemt met een reële situatie. Van [gedaagde] had in de gegeven omstandigheden mogen worden verwacht, gelet op het aanmerkelijk verschil in gecontracteerd verbruik en werkelijk verbruik, zich tot Essent te wenden om opheldering te vragen over de vaststelling van het gecontracteerd verbruik en zo nodig aanpassing c.q. correctie te verlangen en [eiser] daarover te informeren. Door dat niet te doen heeft [gedaagde] haar zorgplicht jegens [eiser] geschonden en [gedaagde] is uit hoofde van de met [eiser] gesloten overeenkomst van opdracht tekort geschoten. Dit geldt temeer nu ook [gedaagde] zelf van mening is dat het gecontracteerd verbruik door Essent (veel) te hoog is ingeschat. [gedaagde] stelt namelijk bij conclusie van antwoord dat zij heeft aangegeven aan de gemachtigde van [eiser] dat als het daadwerkelijk verbruik lager is dan de netbeheerder heeft ingevuld in het Centraal Aansluitingen Register het allerminst redelijk is de opzegvergoeding daarop te baseren.
Schade
4.9.
De vraag die vervolgens voorligt is of [eiser] gelet op hetgeen hierboven onder overweging 4.7 en 4.8 is overwogen aanspraak kan maken op vergoeding van het bedrag dat door Essent als opzegvergoeding in rekening is gebracht.
4.10.
[eiser] heeft gesteld dat hij de volmacht aan [gedaagde] heeft ingetrokken en de overeenkomst met Essent heeft opgezegd vanwege het feit dat [gedaagde] de afspraak, dat de tarieven voor levering en teruglevering gelijk zouden blijven, niet is nagekomen. In overweging 4.7 is vastgesteld dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten. [eiser] had als gevolg daarvan aanspraak kunnen maken op vergoeding van zijn schade, het verschil in de tarifering van levering en teruglevering, maar heeft ervoor gekozen de overeenkomst op te zeggen. De kantonrechter is van oordeel dat die opzegging voor rekening en risico van [eiser] dient te blijven nu het causaal verband tussen het handelen van [gedaagde] , de tekortkoming, en de schade ontbreekt.
4.11.
Dit ligt anders met betrekking tot hetgeen onder 4.8 is overwogen. [gedaagde] heeft haar zorgplicht jegens [eiser] geschonden, waardoor het gecontracteerd verbruik, vastgesteld door Essent, veel te hoog is ingeschat ten opzichte van het werkelijk gebruik. De door Essent in rekening gebrachte opzegboete is gebaseerd op dat te hoge gecontracteerd verbruik. Indien een juist verbruik was overeengekomen, in lijn met het werkelijk verbruik, dan zou de boete van Essent veel lager zijn uitgevallen. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] aansprakelijk is voor een deel van de opzegboete, te weten het bedrag dat uitstijgt boven de opzegboete op basis van het werkelijk gebruik. De kantonrechter ziet aanleiding de hoogte daarvan te begroten aan de hand van de jaarafrekening 2014/2015 (piek 27.188 en dal 30.270). De kantonrechter begroot het veronderstelde gecontracteerde gebruik verder op het werkelijk gebruik verhoogd met een (onzekerheids)marge van 10%. Op basis van die jaarafrekening is de restwaarde berekend naar het werkelijk gebruik €15.491,92 en de opzegvergoeding berekend op (25%) € 3.872,92 volgens onderstaand tabel, te vermeerderen met een marge van 10%, derhalve totaal € 4.260,21. Dit is het bedrag dat voor rekening en risico van [eiser] blijft. Het restant bedrag van de opzegvergoeding van € 8.757,16 komt voor rekening en risico van [gedaagde] .
Tabel
jaar
restvolume
periode
contractprijs
restwaarde
2016 normaal
15.896 kWh
7 mnd
€ 0,060800
€ 966,52
2016 laag
17.657
7 mnd
€ 0,047300
€ 835,18
2017 normaal
27.188
12 mnd
€ 0,060800
€ 1.653,03
2017 laag
30.27
12 mnd
€ 0,047300
€ 1.431,77
2018 normaal
27.188
12 mnd
€ 0,060800
€ 1.653,03
2018 laag
30.27
12 mnd
€ 0,047300
€ 1.431,77
2019 normaal
27.188
12 mnd
€ 0,060800
€ 1.653,03
2019 laag
30.27
12 mnd
€ 0,047300
€ 1.431,77
2020 normaal
27.188
12 mnd
€ 0,060800
€ 1.653,03
2020 laag
30.27
12 mnd
€ 0,047300
€ 1.431,77
2021 normaal
6.796
3 mnd
€ 0,060800
€ 413,20
2021 laag
7.567
3 mnd
€ 0,047300
€ 357,58
vastrecht
€ 580,00
totaal
€ 15.491,68
opzegvergoeding
25% restwaarde
€ 3.872,92
4.12.
Het beroep van [gedaagde] op de uitsluiting c.q. de beperking van haar aansprakelijkheid op grond van de algemene voorwaarden wordt, gelet op het geen onder overweging 4.2 is overwogen afgewezen. Ook het verweer dat [eiser] onvoldoende heeft gedaan richting Essent om de opzegboete gematigd te krijgen, faalt. Als onweersproken is komen vast te staan dat [eiser] de opzegboete aan Essent heeft voldaan. Uit de door [eiser] overgelegde correspondentie volgt dat [eiser] wel bezwaar heeft gemaakt tegen de boete, maar dat Essent daar afwijzend op heeft gereageerd. Ook is niet gesteld noch gebleken dat [gedaagde] zelf aanleiding heeft gezien zich tot Essent te wenden, nadat [eiser] zijn beklag had gedaan over de hoogte van de opzegboete.
Rente
4.13.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] eerst bij brief van 26 mei 2017 aanspraak heeft gemaakt op vergoeding van de wettelijke handelsrente. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke handelsrente, zodat de rente als onweersproken voor toewijzing in aanmerking komt met ingang van 26 mei 2017.
Kosten rechtsbijstand/proceskosten
4.14.
De vordering tot betaling van een bedrag van € 2.743,20 aan kosten van een juridisch adviseur is door [eiser] niet onderbouwd, zodat die vordering dient te worden afgewezen.
4.15.
[gedaagde] zal als de meest in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 8.757,16 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 26 mei 2017 tot de voldoening;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.319,21, waarin begrepen € 750,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2018.