Op 2 januari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een herstelvonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1992 en gedetineerd. Dit herstelvonnis volgt op een eerdere uitspraak van 22 december 2017, waarin een onvoorwaardelijke gevangenisstraf was opgelegd. Na de uitspraak bleek dat er een misslag was in het dictum van het vonnis, specifiek met betrekking tot de aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat het verzuim onwenselijk was, omdat het zou kunnen leiden tot een langere detentie voor de verdachte dan rechtvaardig was.
In het herstelvonnis werd de kennelijke misslag gecorrigeerd, waarbij de rechtbank bevestigde dat de eerdere beslissing van 22 december 2017 voor het overige ongewijzigd bleef. De rechtbank bepaalde dat de griffier het herstelvonnis zou hechten aan het originele vonnis en dit per brief ter kennis zou brengen van de verdachte en de officier van justitie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden niet ten uitvoer zouden worden gelegd, afhankelijk van de naleving van bepaalde voorwaarden. Tevens werd een proeftijd van 3 jaren vastgesteld en werd bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf.
Dit herstelvonnis is van belang voor de rechtszekerheid van de verdachte en benadrukt de noodzaak voor zorgvuldigheid in de rechtspraak, vooral met betrekking tot de berekening van straffen en de rechten van verdachten.