ECLI:NL:RBMNE:2018:127

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
6095570 UT 17-14557
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot berusting in testament en geen beroep op legitieme portie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 januari 2018 uitspraak gedaan op een verzoek van de curator van curanda. Het verzoek was gericht op toestemming om namens curanda te berusten in het testament van haar vader, die haar had uitgesloten als erfgename. De curator stelde dat curanda niet gebaat zou zijn bij een beroep op haar legitieme portie, omdat zij over eigen inkomen beschikt en het niet wenselijk zou zijn dat haar vermogen boven het vrijgestelde bedrag voor box 3 uitkomt. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het verzoek niet in het belang van curanda is. De curator had onvoldoende onderbouwd waarom het verzoek in het belang van curanda zou zijn, vooral gezien het feit dat curanda recht heeft op een bepaald vermogen en dat het algemeen belang zwaarder weegt dan het individuele belang van curanda. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat de vorderingen van de kinderen op hun moeder niet opeisbaar zijn en dat het niet te voorzien is of curanda na het overlijden van haar moeder voldoende middelen zal hebben om in haar levensonderhoud te voorzien. Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek afgewezen, met de overweging dat de omstandigheden van het geval niet in het voordeel van curanda spreken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bewindsbureau
locatie Utrecht
zaaknummer: 6095570 UT 17-14557
CB-nummer: 107508
Beschikking op een verzoek tot machtiging d.d. 18 januari 2018
op verzoek van:
[verzoekster] ,
wonende [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. H.H.J. Vink-van der Klift, werkzaam bij notariskantoor […] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
als curator over:
[curanda] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1962] ,
wonende [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] ,
hierna te noemen: curanda.

1.De procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 20 april 2017;
- een brief van 6 november 2017 van de gemachtigde, als reactie op de brief van de griffier van 31 oktober 2017 namens de kantonrechter.
1.2
Het verzoek is behandeld ter zitting van 4 januari 2018.
Verschenen zijn:
- de curanda
- de curator
- mevrouw [A] , zus van curanda.

2.De feiten

2.1
Bij beschikking van 1 juli 1987 is [curanda] , voornoemd, door de Rechtbank te Arnhem onder curatele gesteld en is haar moeder [verzoekster] , voornoemd, tot curator benoemd.
2.2
Op [2016] is in [woonplaats] overleden [B] , de vader van de curanda (hierna te noemen: erflater). Bij testament van 31 mei 2010 heeft hij zijn dochter [voornaam van curanda] uitgesloten als erfgename in zijn nalatenschap.
2.3
De onverdeelde nalatenschap van erflater bedraagt naar de opgave van de gemachtigde ongeveer € 167.000,00. De legitieme portie waar de curanda een beroep op kan doen bedraagt 1/8 van € 167.000,00, ofwel circa € 20.000,00.
2.4
Het verzoek strekt ertoe toestemming te verlenen om namens de curanda te berusten in voormeld testament van erflater en derhalve namens curanda geen beroep te doen op haar legitieme portie. In haar verzoekschrift heeft de curator aangevoerd dat curanda niet gebaat is bij een beroep op haar legitieme portie. Curanda beschikt over eigen arbeidsinkomen en bouwt daarmee een eigen vermogen op. In het kader van de diverse belastingtoeslagen en eigen bijdragen is het niet wenselijk dat haar vermogen boven het vrijgestelde bedrag voor box 3 uitkomt, aldus de curator.
2.5
Bij brief van 31 oktober 2017 is namens de kantonrechter aan de curator medegedeeld dat de kantonrechter voornemens is het verzoek af te wijzen nu dat niet in het belang van curanda is te achten. De curator is in de gelegenheid gesteld om haar verzoek ter zitting nog nader toe te lichten en heeft daar gebruik van gemaakt.
2.6
Ter zitting heeft de curator haar standpunt herhaald en uitgelegd dat curanda nu in aanmerking komt voor zorgtoeslag en huurtoeslag en dat zij, indien zij aanspraak maakt op haar legitieme portie, daar geen recht meer op heeft. Daarnaast heeft curanda benadrukt dat het de uitdrukkelijke wens van de erflater is geweest dat curanda niets zou ontvangen. Voorts is ter zitting duidelijk geworden dat de vorderingen van de kinderen (waaronder curanda) op hun moeder ten aanzien van de nalatenschap van hun vader niet opeisbaar zijn.

3.De overwegingen van de kantonrechter

3.1
De kantonrechter heeft reeds in de brief van 31 oktober 2017 aangegeven dat het verzoek niet in het belang van curanda is te achten. Dit oordeel is naar aanleiding van de zitting niet anders geworden. De curator voert allereerst aan dat het belang van curanda daar in gelegen is dat zij aanspraak wil kunnen blijven maken op voorzieningen uit de algemene middelen, zoals bijvoorbeeld de huurtoeslag en de zorgtoeslag. Met de legitieme portie zou het vermogen tot boven een bepaalde grens stijgen waardoor zij eerst dat extra vermogen zal moeten opsouperen voordat zij (weer) in aanmerking komt voor deze voorzieningen. toeslagen.
3.2
Naar het oordeel van de kantonrechter komt de curator geen beroep toe op het door haar gestelde belang dat curanda aanspraak wil kunnen blijven maken op voorzieningen uit algemene middelen. Het door de curator gestelde belang dient afgewogen te worden tegen het algemeen belang om gemeenschappelijke voorzieningen in te zetten voor die personen in de samenleving die daar daadwerkelijk behoefte aan hebben en geen andere financiële mogelijkheden hebben. In die belangenafweging dient het algemeen belang zwaarder te wegen dan het individuele belang van curanda. Curanda heeft recht op een bepaald vermogen en mag daar, ten nadele van het algemeen belang, niet van afzien.
3.3
Daarnaast heeft de curator aangevoerd dat curanda het geld niet nodig heeft
om in haar dagelijkse behoeftes te kunnen voorzien juist omdat zij aanspraak kan maken op voorzieningen uit de algemene middelen. Echter als deze algemene middelen om welke redenen zouden wegvallen zou het kunnen zijn dat curanda daar in haar dagelijks leven wel iets van gaat merken als zij niet beschikt over voldoende vermogen. Immers zal dan de vraag zijn of zij voldoende middelen heeft om de huur, verzekeringen en andere vaste lasten te kunnen blijven betalen. Gelet hierop is door de curator onvoldoende onderbouwd waarom het verzoek in het belang van curanda is te achten.
3.4
Daar komt bij dat de vorderingen van de kinderen op hun moeder niet opeisbaar zijn en dat er, zolang de moeder leeft, geen sprake is van besteedbaar vermogen van curanda en slechts sprake van een niet-opeisbare vordering. Het is niet te voorzien of te voorspellen of na het overlijden van de moeder het toeslagen systeem als zodanig nog bestaat of mogelijk anders is ingericht. Mogelijk heeft curanda dan haar legitieme portie aanvullend nodig om in haar levensonderhoud te kunnen blijven voorzien.
3.5
Dat de erflater dit zo zou hebben gewild maakt dat oordeel niet anders. Ook dat namens de zusters van curanda ter zitting is aangevoerd dat zij in het voorkomende geval financieel zouden kunnen bijspringen maakt dat oordeel niet anders.
3.6
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het verzoek, alle omstandigheden in aanmerking genomen, dient te worden afgewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Crouwel, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.