ECLI:NL:RBMNE:2018:1220

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
6386860 / MC EXPL 17-9904
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding na treintje rijden

Op 4 april 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen Q-Park Operations Netherlands II B.V. en een gedaagde. Q-Park vorderde betaling van € 345,00, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente, omdat de gedaagde de parkeergarage had verlaten zonder te betalen, door middel van het zogenaamde 'treintje rijden'. Dit houdt in dat de gedaagde direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, zonder gebruik te maken van een geldig parkeerbewijs. Q-Park stelde dat de gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van de parkeerovereenkomst en dat hij het tarief voor een verloren kaart van € 45,00 en een aanvullende schadevergoeding van € 300,00 verschuldigd was.

De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat een derde, mevrouw [A], op zijn naam geregistreerde auto had gebruikt en dat zij wel had betaald. De rechtbank oordeelde dat Q-Park niet voldoende bewijs had geleverd dat de gedaagde de parkeerovereenkomst was aangegaan en dat de auto door hem was bestuurd. De rechtbank concludeerde dat de bewijslast bij Q-Park lag en dat zij hierin niet was geslaagd. Daarom werd de vordering van Q-Park afgewezen en werd Q-Park veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Dit vonnis benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele zaken, vooral wanneer de gedaagde de totstandkoming van een overeenkomst betwist. De rechtbank wees erop dat de gedaagde voldoende had aangetoond dat een ander de auto had bestuurd, waardoor het vermoeden dat de kentekenhouder ook de bestuurder was, niet meer opging. De beslissing van de rechtbank is een belangrijke uitspraak in het kader van parkeerovereenkomsten en de rechten en plichten van parkeerders.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 4 april 2018
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 6386860 / MC EXPL 17-9904 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS II B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres, hierna ook te noemen: Q-Park,
gemachtigde J.M.H.C. Haenen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde W.U. de Jong, werkzaam bij D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert - onder meer - parkeergarage […] te [vestigingsplaats] .
2.2.
In november 2015 was de Peugeot 307 voorzien van kenteken
[kenteken] op naam gesteld van [gedaagde] .
2.3.
In de door Q-Park gehanteerde algemene voorwaarden staat onder meer opgenomen:
“(…)
5.9
De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
6. Parkeergeld en betaling
6.1
Voor het gebruik van de parkeerfaciliteit is de parkeerder parkeergeld verschuldigd. (…)
6.3
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.
De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.”
2.4.
Q-Park hanteert voor parkeergarage […] een tarief van € 45,00 voor een verloren kaart. Het dagtarief voor parkeergarage […] is € 15,00.
2.5.
Voor de slagboom is een bord geplaatst waarop te lezen is:
“ WELKOM Q-PARK […]
OPENINGSTIJDEN
24 UUR PER DAG – 7 DAGEN PER WEEK
TARIEVEN
Zondag – Vrijdag
25 minuten of een gedeelte hiervan € 1,00
Zaterdag
10 minuten of een gedeelte hiervan € 0,50
Maximaal dagtarief € 15,00
(…)
BETAALMIDDELEN
(…)
SERVICES
(…)
ALGEMENE VOORWAARDEN
(…)”
2.6.
De inritterminal is voorzien van een sticker waarop staat:
“UITRIJDEN ZONDER BETALEN WORDT DIRECT GEMELD BIJ ONZE GERECHTSDEURWAARDER Als gevolg hiervan wordt het dagtarief en alle bijkomende kosten in rekening gebracht”.

3.Het geschil

3.1.
Q-Park heeft gevorderd de veroordeling van [gedaagde] , uitvoerbaar bij voorraad, om aan haar te betalen € 345,00, vermeerderd met € 51,75 aan buitengerechtelijke kosten en met de wettelijke rente over € 345,000 vanaf 5 oktober 2017 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2.
Aan haar vordering heeft Q-Park ten grondslag gelegd dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de parkeerovereenkomst door zonder te betalen de parkeergarage te verlaten. [gedaagde] heeft zich schuldig gemaakt aan het zogenaamde treintje rijden, d.w.z. door vlak achter zijn voorganger onder de slagboom die is geopend voor zijn voorganger, door te rijden. [gedaagde] houdt aldus plekken bezet volgens de “PMS” en “PRIS”-systemen en Q-Park loopt inkomsten mis. Op grond van de op de overeenkomst van kracht zijnde algemene voorwaarden is [gedaagde] het tarief voor een verloren kaart van € 45,00 verschuldigd alsmede een bedrag van € 300,00 ter zake aanvullende schadevergoeding per keer dat hij de parkeergarage heeft verlaten zonder te betalen.
3.3.
Volgens Q-Park wordt [gedaagde] als kentekenhouder vermoed de bestuurder te zijn geweest. Q-Park heeft camerabeelden in het geding gebracht waaruit volgens haar blijkt dat het treintje rijden met de auto op naam van [gedaagde] heeft plaatsgevonden. Door het binnenrijden gaat de parkeerder akkoord met de algemene voorwaarden. Voor het binnenrijden wordt de bestuurder door een informatiebord op de algemene voorwaarden gewezen. Tussen Q-Park en [gedaagde] is een parkeerovereenkomst tot stand gekomen en [gedaagde] is akkoord gegaan met de algemene voorwaarden. [gedaagde] was op de hoogte van de aanvullende schadevergoeding en de gevolgen van het treintje rijden. De aanvullende schadevergoeding is opgebouwd uit kosten voortvloeiende uit investeringen in dure camerasystemen, technische en administratieve aanpassingen om [gedaagde] te kunnen traceren en vervolgen en medewerkers die nodig zijn om aan de hand van meldingen de beelden op te zoeken. Het “treintje rijden” is maatschappelijk ontoelaatbaar gedrag en levert onveilige situaties op. Verder veroorzaakt het kopieergedrag.
3.4.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de vordering. [gedaagde] heeft betwist dat hij de parkeergarage heeft verlaten zonder te betalen. Volgens [gedaagde] heeft mevrouw [A] op 7 november 2015 gebruik gemaakt van zijn auto, heeft [A] wel betaald, maar aangekomen bij de slagboom bleek er sprake te zijn van een storing waardoor deze reeds was geopend. [gedaagde] heeft een verklaring van mevrouw [A] in het geding gebracht.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Q-Park heeft, bij repliek, een dvd in het geding gebracht waaruit kan worden opgemaakt dat de auto met kenteken [kenteken] op 7 november 2015 vlak achter een voorgaande auto de parkeergarage heeft verlaten. Niet blijkt dat de bestuurder een parkeerticket in de uitritterminal heeft gedaan om de slagboom te openen. Nu [gedaagde] de dvd niet heeft betwist en zijn stelling dat er wel betaald is, niet afdoende heeft onderbouwd, kan niet anders worden geoordeeld dan dat de bestuurder van de auto met kenteken [kenteken] op 7 november 2015 de parkeergarage heeft verlaten zonder te betalen en dat de bestuurder zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan ‘treintje rijden’.
4.2.
Nu [gedaagde] voldoende gemotiveerd heeft betwist dat hij de parkeerovereenkomst met Q-Park is aangegaan, ligt het op de weg van Q-Park om, gelet op het bepaalde in artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het bestaan van deze overeenkomst te bewijzen. Q-Park baseert haar vordering immers op de totstandkoming van deze overeenkomst tussen haar en [gedaagde] en de daaruit voortvloeiende toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden. Op basis van de thans ter beschikking staande gegevens is Q-Park daar niet in geslaagd. Uit de overgelegde beelden valt niet vast te stellen dat de auto door [gedaagde] is bestuurd, terwijl hij dit bestrijdt. Q-Park stelt ook niet dat dit uit de beelden kan worden afgeleid. Verder is door Q-Park geen concreet bewijs aangeboden voor de stelling dat de overeenkomst met [gedaagde] is gesloten. Voor zover Q-Park heeft betoogd dat het op de weg van [gedaagde] ligt om te bewijzen dat niet hij, maar een ander de auto heeft gebruikt, wordt Q-Park niet gevolgd in dit betoog. De bewijslast ligt immers bij Q-Park en in de aangedragen feiten en omstandigheden wordt thans geen aanleiding gezien daar in dit geval van af te wijken, temeer nu [gedaagde] voldoende concreet heeft aangegeven dat niet hij maar een ander de overeenkomsten met Q-Park heeft gesloten. Dit vindt zijn bevestiging in de door [gedaagde] overgelegde verklaring van mevrouw [A] . Onder die omstandigheden is niet langer sprake van een vermoeden dat de kentekenhouder ook de bestuurder is. Reeds op deze grond dient de vordering van Q-Park te worden afgewezen. De nevenvorderingen komen derhalve evenmin voor toewijzing in aanmerking.
4.3.
Q-Park wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten verwezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
- wijst de vordering van Q-Park af;
- veroordeelt Q-Park in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 120,00 voor salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2018.