ECLI:NL:RBMNE:2018:1168
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beslissing op klacht inzake wetenschappelijke integriteit Universiteit Utrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 januari 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden mr. M.H.J.G. Nijssen en mr. J.M.J. van de Pas, had een klacht ingediend tegen het oordeel van de Universiteit Utrecht van 14 november 2016, waarin werd geconcludeerd dat er geen schending van de wetenschappelijke integriteit had plaatsgevonden door twee wetenschappers. De Universiteit had in haar beslissing een nevenadvies opgenomen om een co-auteur te vermelden in een wetenschappelijk artikel.
De eiser was het niet eens met de beslissing van de Universiteit en diende op 15 februari 2017 een klacht in. De Universiteit verklaarde deze klacht op 7 april 2017 ongegrond, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 31 januari 2018 was de eiser aanwezig, terwijl de Universiteit zich liet vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om over de zaak te oordelen. Dit werd gemotiveerd door het feit dat op grond van artikel 9:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit op de behandeling van een klacht. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de Universiteit niet als een besluit in de zin van de Awb kan worden aangemerkt, omdat het geen publiekrechtelijk rechtsgevolg met zich meebracht. De rechtbank concludeerde dat de eiser zijn vordering enkel bij de burgerlijke rechter kan instellen, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.