ECLI:NL:RBMNE:2018:1164

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
30 maart 2018
Zaaknummer
C/16/455057 / KG ZA 18-84
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.J. van Binsbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot teruggave van persoonlijke goederen na conservatoir beslag

In deze zaak heeft eiseres, die van oktober 2015 tot december 2017 in een woning heeft gewoond die eigendom is van gedaagde sub 1 senior, een kort geding aangespannen om toegang te krijgen tot haar eigendommen. Na opname in het ziekenhuis hebben haar ouders en vrienden geprobeerd haar spullen op te halen, maar de sloten waren vervangen, waardoor zij geen toegang meer had. Eiseres vordert dat gedaagde sub 1 senior haar toegang verleent tot het pand om haar spullen op te halen, waaronder kleding, beddengoed, voedsel en medicatie. Gedaagde sub 1 senior voert aan dat hij nog geld van eiseres tegoed heeft en dat hij daarom niet kan voldoen aan de vordering.

De voorzieningenrechter oordeelt dat eiseres voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering, omdat zij niet in staat is nieuwe spullen aan te schaffen. De rechter wijst de vordering toe voor de meest noodzakelijke zaken, zoals bed, beddengoed, voedsel en medicatie, op grond van artikel 447 Rv, dat een beslagverbod bevat voor deze goederen. De overige vorderingen van eiseres worden afgewezen, omdat gedaagde sub 1 senior niet voldoende onderbouwd heeft dat het pand verhuurd is aan een derde partij en omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij de leningen aan gedaagde sub 1 senior volledig heeft terugbetaald. In reconventie wordt de vordering van gedaagde sub 1 senior tot betaling van openstaande leningen afgewezen, omdat er onvoldoende spoedeisend belang is aangetoond. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/455057 / KG ZA 18-84
Vonnis in kort geding van 4 april 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. Krabben-Tmim te Rhenen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] (senior),

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
2.
[gedaagde sub 2](junior),
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. W.R. Beukhof te Veenendaal.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde sub 1] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 februari 2018 met 9 producties;
  • de eis in reconventie van [gedaagde sub 1] senior met 4 producties;
  • de nadere productie van [gedaagde sub 1] senior (het beslagverlof);
  • de mondelinge behandeling op 20 maart 2018;
  • de vermeerdering van eis in reconventie;
  • de pleitnota van [gedaagde sub 1] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft vanaf oktober 2015 tot december 2017 in de woonruimte in het pand gelegen aan de [adres] te [woonplaats] gewoond. Dit pand is eigendom van [gedaagde sub 1] senior.
2.2.
Nadat [eiseres] was opgenomen in het ziekenhuis wilden haar ouders en vrienden wat kledingstukken voor haar ophalen uit de woning, waarna bleek dat de sloten van de woning waren vervangen, zodat zij geen toegang meer had. Alle eigendommen van [eiseres] bevonden zich in de woning.
2.3.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brieven van 30 januari 2018 aan [gedaagde sub 1] c.s. verzocht om [eiseres] binnen 5 dagen toegang te verschaffen tot de woning, bij gebreke waarvan een kort gedingprocedure zal worden gestart. [gedaagde sub 1] c.s. heeft niet aan dit verzoek voldaan.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk veroordeelt om haar onmiddellijk, althans binnen een te bepalen termijn, toe te laten tot het pand om papieren en bescheiden en roerende zaken op te (doen) halen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat [gedaagde sub 1] c.s. in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen;
subsidiair:
II. een zodanige voorziening treft als de voorzieningenrechter geraden acht;
meer subsidiair:
III. voor het geval de eigendommen van [eiseres] zijn vernietigd, [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 10.000,- aan voorschot op de vervangende schadevergoeding, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag dat [gedaagde sub 1] c.s. in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen;
voor alle gevallen:
I. [gedaagde sub 1] c.s. veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde sub 1] c.s. onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld door haar de toegang tot het pand onmogelijk te maken en haar eigendommen niet terug te geven. Het pand werd door [gedaagde sub 1] senior verhuurd aan [gedaagde sub 2] junior. Zij weet niet wie de sloten heeft vervangen, maar zij meent dat zowel de eigenaar van het pand (senior) als de huurder (junior) aansprakelijk zijn. Zij heeft een spoedeisend belang bij haar vordering, omdat zij geen geld heeft om nieuwe spullen te kopen. Het gaat - kort gezegd - om de volgende zaken |(:
  • hal: schoenenkast met minimaal 16 paar schoenen, mat, kleed, kapstok met jassen (waaronder 2 leren jasjes), sjaals, hoeden, paraplu;
  • werkplaats: fiets, gereedschap (schroevendraaiers, hamers, handboormachine), diepvries, koelkast, gezelschapsspellen, conserven, stofzuiger, dweil met emmer, stoffer en blik, schoonmaakartikelen, stellingkasten, elleboogkrukken, koelbox, rieten tassen, nutridrink;
  • trap: 3 lijsten met afbeeldingen, lichtspotje, fotoplankjes met foto’s;
  • woonkamer: grijze hoekbank, salontafel, schapenvacht, dienblad met accessoires, kleed, boekenkast met (foto)boeken, bloempotten, eettafel met 4 stoelen, lampenkap, fruitschaal, bloemstuk, houten wereldkaart, tv meubel, tv, kantoorartikelen, cd-rom met foto’s, cd’s, accessoires, staande lamp, glazen kerstballen;
  • keuken: voorraadpotten, koffiemachine, wok, pepermolens, broodtrommel, potjes met keukengarnituur, bestek, keukenmessen, borden, schalen, pannen, glazen, kruiden, trolley met accessoires, keukenmachine, staafmixer, contactgrill, tosti-ijzer;
  • slaapkamer: foto’s, kastje met linnengoed, kastje met ondergoed, 3 bikini’s, 3 lampjes, grijze boxpring met matrassen, 5 kussens en dekbed met geruite overtrek, kledingkast, kleding, sieraden, rieten mand met accessoires, schapenvel, passpiegel, spotjes, IPad Air, laptop, leren tas, medicatie;
  • badkamer: elektrische tandenborstel, scheerspiegel, rolkoffertje, wasmachine, droger, twee bakken met handdoeken, cosmetica, parfum, shampoo, wasapparaat, föhn, wasmand, droogrekje, badmat, strijkijzer en –plank;
  • Buiten: twee steigerhouten bloembakken.
3.3.
[gedaagde sub 1] c.s. voert verweer. Hij voert aan dat de woonruimte wordt gehuurd door [bedrijfsnaam 1] B.V., zodat de vordering dient te worden afgewezen, omdat [gedaagde sub 1] c.s. geen toegang kan geven tot de woning. [gedaagde sub 1] senior heeft zijn verplichting om de eigendommen van [eiseres] terug te geven bovendien opgeschort tot zij aan haar betalingsverplichting jegens hem heeft voldaan, ten aanzien van openstaande geldleningen die in 2013 en 2016 zijn verstrekt.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde sub 1] senior vordert, na vermeerdering van eis, samengevat - veroordeling van [eiseres] tot betaling van € 7.983,95 (bestaande uit € 6.660,- aan hoofdsom, € 282,95 aan wettelijke rente berekend tot 20 maart 2018 en € 1.041,- aan beslagkosten.
4.2.
[gedaagde sub 1] senior legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij in 2013
€ 5.500,- aan [eiseres] heeft geleend, hetgeen uiterlijk 31 december 2014 terugbetaald had moeten zijn. Desondanks staat er nog € 1.560,- open. In 2016 heeft hij nog eens € 4.800,- aan [eiseres] geleend, hetgeen uiterlijk 31 december 2016 terugbetaald had moeten zijn. Dit bedrag staat nog geheel open. Op 19 maart 2018 heeft hij een verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag op de inboedel van [eiseres] ingediend. Het verlof is verleend op 20 maart 2018.
4.3.
[eiseres] voert verweer. Kort gezegd voert zij aan dat de vordering moet worden afgewezen, omdat beide leningen volledig contant zijn terugbetaald.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
De vorderingen van [eiseres] zijn in kort geding alleen toewijsbaar, indien voldoende aannemelijk is dat deze ook in een eventuele bodemprocedure zullen worden toegewezen en zij bij een voorlopige voorziening een voldoende spoedeisend belang heeft.
5.2.
Ten aanzien van het spoedeisend belang overweegt de voorzieningenrechter dat [eiseres] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet de financiële middelen heeft om nieuwe kleding en huisraad te kopen, zodat het spoedeisend belang bij haar vordering is gegeven.
5.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat [gedaagde sub 2] junior huurder is van het pand waarin zij woonde, zodat de vorderingen jegens hem zullen worden afgewezen omdat niet aannemelijk is dat een vordering tegen hem in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
5.4.
[gedaagde sub 1] senior heeft op zijn beurt niet zijn stelling onderbouwd dat het pand, waarvan hij eigenaar is, is verhuurd aan [bedrijfsnaam 1] B.V. Hij heeft ter zitting bovendien gesteld dat hij de spullen van [eiseres] heeft opgeslagen, zodat hij hier kennelijk toegang toe heeft. Dit betekent dat de voorzieningenrechter ervan uitgaat dat hij de toegang tot het pand kan verschaffen, althans toegang tot de eigendommen van [eiseres] .
5.5.
De vraag is of [gedaagde sub 1] senior [eiseres] toegang dient te verschaffen tot de woning/zijn pand om haar spullen op te halen. Volgens [gedaagde sub 1] senior is dit niet het geval, omdat hij zich kan beroepen op een opschortingsrecht, omdat hij nog geld van [eiseres] tegoed heeft, hetgeen ook de reden is waarom de spullen niet reeds zijn teruggegeven. Er is ook reeds verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag op de goederen en de gerechtelijke bewaring is bevolen.
5.6.
[eiseres] heeft erkend dat zij en haar moeder in 2013 € 5.500,- van [gedaagde sub 1] senior hebben geleend, hetgeen was bedoeld voor de huurachterstand van haar moeder. Ook heeft zij erkend dat zij in 2016 nog eens € 4.800,- heeft geleend, om haar schuld aan Menzis te betalen, zodat ze niet langer de bestuursrechtelijke premie (die hoger was dan de gebruikelijke premie) hoefde te voldoen via het CJIB. De lening uit 2013 diende uiterlijk in december 2014 te zijn afgelost en de lening uit 2016 zodra zij geld terug zou krijgen van Menzis. Volgens [eiseres] zijn beide leningen volledig – contant – voldaan. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rust op [eiseres] de bewijslast van haar bevrijdende verweer dat zij de leningen volledig heeft afbetaald. Zij heeft dit verweer echter niet onderbouwd. De verklaring van haar kennis ter zitting legt ook onvoldoende gewicht in de schaal, nu hij heeft verklaard de betalingen niet gezien te hebben, maar slechts van [eiseres] zelf te hebben gehoord dat de leningen zouden zijn terugbetaald. Dit vormt onvoldoende onderbouwing van haar stelling.
5.7.
De voorzieningenrechter begrijpt dat [gedaagde sub 1] senior beslag heeft laten leggen of zal laten leggen op de zaken die [eiseres] heeft beschreven in productie 6, vanwege de omstandigheid dat de geldleningen nog niet volledig zijn terugbetaald. De vraag is of op alle beschreven goederen beslag kan worden gelegd.
5.8.
In artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een schuldeiser zijn vordering in beginsel op alle goederen van zijn schuldenaar kan verhalen. Een uitzondering hiervoor is opgenomen in artikel 447 Rv. In feite is daarin een ‘verhaalsverbod’ opgenomen, want op de goederen die in dit artikel zijn genoemd mag geen beslag worden gelegd, en daarom geen verhaal worden genomen. Geen beslag mag worden gelegd op bed, beddengoed, voedsel voor één maand en kleding (niet alleen dat wat ten tijde van het beslag op het lichaam werd gedragen, maar alle kleding die gewoonlijk wordt gedragen). Het belang van [eiseres] om te kunnen (blijven) beschikken over het meest noodzakelijke voor haar levensonderhoud dient ten aanzien van de genoemde zaken zwaarder te wegen dan het belang van [gedaagde sub 1] senior om zijn vordering voldaan te krijgen.
5.9.
Dit betekent dat [gedaagde sub 1] senior het bed, beddengoed, kleding en voedsel dat hij van [eiseres] in bewaring heeft gegeven bij [bedrijfsnaam 2] dient terug te geven aan [eiseres] . De voorzieningenrechter acht het ook aannemelijk dat een bodemrechter zal beslissen dat de medicatie en eventuele papieren administratie van [eiseres] moeten worden teruggegeven, nu dit strikt persoonlijk is en verhaal hierop niet mogelijk is, zodat [gedaagde sub 1] senior er geen belang bij heeft om dit onder zich te (doen) houden. De primaire vordering van [eiseres] op dit punt zal in zoverre worden toegewezen.
5.10.
De overige zaken zal [eiseres] niet op mogen halen, omdat [gedaagde sub 1] senior hier vooralsnog wel terecht beslag op heeft laten leggen. In een bodemprocedure dient de eventuele betalingsverplichting van [eiseres] jegens [gedaagde sub 1] senior nader aan de orde te komen. Dit betekent in deze procedure dat [gedaagde sub 1] senior [eiseres] , binnen een redelijke termijn van 5 dagen na betekening van dit vonnis, toe dient te laten tot dat deel van het pand waar de hiervoor genoemde kleding, bed, beddengoed, voedsel, medicijnen en papieren administratie zijn opgeslagen, zodat [eiseres] dit kan op (doen) halen. De overige eigendommen van [eiseres] mag hij onder zich houden.
5.11.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
5.12.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
[gedaagde sub 1] senior heeft betaling gevorderd van € 1.860,- plus € 4.800,- aan openstaande leningen. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
6.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn in dit geval onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld of gebleken om te kunnen concluderen dat [gedaagde sub 1] senior bij zijn vorderingen (thans) een spoedeisend belang heeft in de hiervoor bedoelde zin. Reeds gelet hierop zullen de vorderingen tot betaling door [eiseres] worden afgewezen.
6.3.
Gelet op de samenhang van deze vordering met de vordering in conventie, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om ook in deze procedure de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vordering jegens [gedaagde sub 2] junior af;
7.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] senior om [eiseres] binnen een termijn van 5 dagen na betekening van dit vonnis, toe te laten tot dat deel van het pand gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , waar de kleding, bed, beddengoed, voedsel, medicijnen en papieren administratie van [eiseres] zijn opgeslagen, zodat [eiseres] dit kan op (doen) halen,
7.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] senior om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 200,- voor iedere dag dat hij niet aan de in 7.2. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,- is bereikt,
7.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.7.
wijst het gevorderde af,
7.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. van Binsbergen en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2018. [1]

Voetnoten

1.type: SW 4247