Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
hierna: Eemland Wonen.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 maart 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om een moratorium op grond van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw). Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft een verzoek ingediend om een moratorium aan te vragen in het kader van een schuldsaneringsregeling. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 maart 2018, waarbij verzoekster en haar schuldhulpverlener aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verhuurder, Stichting Eemland Wonen.
Verzoekster heeft in het verleden hulp bij haar financiële problemen geweigerd en heeft geen eigen inspanningen geleverd om haar huur tijdig te voldoen. De verhuurder heeft daarom geen vertrouwen in de effectiviteit van de schuldhulpverlening bij een opschorting van de ontruiming. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster een totale schuldenlast heeft van ongeveer € 37.000, met een huurachterstand van ongeveer € 4.000. De ontruiming van de woning was gepland op 27 maart 2018, na een eerder ontruimingsvonnis.
De rechtbank heeft in haar beoordeling de belangen van verzoekster en de verhuurder afgewogen. Hoewel verzoekster belang heeft bij het behoud van haar woning, weegt dit niet op tegen het belang van Eemland Wonen bij beëindiging van de huurovereenkomst, gezien de lange periode van huurachterstand en het gebrek aan medewerking van verzoekster aan eerdere hulpverlening. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek om moratorium moet worden afgewezen, omdat de kans op toelating tot de schuldsaneringsregeling als onaannemelijk wordt beschouwd. De rechtbank heeft het verzoek dan ook afgewezen.