ECLI:NL:RBMNE:2018:1137

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2018
Publicatiedatum
28 maart 2018
Zaaknummer
C/16/453712 / KG ZA 18-35
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid van weg en verwijdering van belemmeringen op buurweg

Op 22 maart 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en verweerder over de toegang tot een buurweg. Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.E. Breukers, vorderde dat verweerder, vertegenwoordigd door mr. G.A.E.M. van Zinnicq Bergmann, alle belemmeringen op de buurweg zou verwijderen. Eiseres stelde dat er een erfdienstbaarheid van weg ten gunste van haar percelen is gevestigd, waardoor zij recht heeft op toegang tot de buurweg die over de percelen van verweerder loopt. Verweerder had recent een hek en een container geplaatst, waardoor de toegang tot de buurweg werd belemmerd.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aanwijzingen zijn voor het bestaan van een recht van erfdienstbaarheid. De rechter veroordeelde verweerder om uiterlijk 29 maart 2018 alle belemmeringen te verwijderen, en machtigde eiseres om dit zelf te doen indien verweerder hier niet aan voldeed. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 250,00 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 10.000,00. De proceskosten aan de zijde van eiseres werden begroot op € 1.206,91. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is op 28 maart 2018 verzonden.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Handelskamer
locatie Utrecht
C/16/453712 / KG ZA 18/35
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 maart 2018
in de zaak van
[eiseres]
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.E. Breukers,
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
advocaat mr. G.A.E.M. van Zinnicq Bergmann.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [verweerder] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 februari 2018;
  • de conclusie van antwoord van 23 februari 2018;
  • de nader bepaalde mondelinge behandeling op 22 maart 2018. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar advocaat. [verweerder] is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Van het verhandelende ter zitting is afzonderlijk aantekening gehouden.
1.2.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mondeling uitspraak gedaan.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
veroordeelt [verweerder] om uiterlijk 29 maart 2018 alle belemmeringen, waaronder het hek en de container, op het pad dat is gelegen op de percelen van [verweerder] , kadastraal bekend Gemeente [woonplaats] , sectie A nummers [perceelnummer] en [perceelnummer] , verwijderd te hebben en verwijderd te houden, zodanig dat [eiseres] zonder problemen met haar vervoermiddelen kan komen en gaan over de (buur)weg;
2.2.
machtigt [eiseres] , indien [verweerder] de veroordeling onder sub 2.1. niet naleeft, de verwijdering van belemmeringen zelf te bewerkstelligen, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie zulks met veroordeling van [verweerder] tot betaling aan [eiseres] van de kosten die aan de uitvoering van deze machtiging zijn verbonden;
2.3.
veroordeelt [verweerder] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij na betekening van dit vonnis niet aan de in 2.1 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt;
2.4.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.206,91, waaronder € 816,00 aan salaris gemachtigde;
2.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
2.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.

3.De beoordeling

3.1.
De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
3.2.
Het spoedeisend belang volgt in voldoende mate uit de stellingen van [eiseres] . Daarbij wordt meegewogen dat [eiseres] zich beroept op schending van haar toekomende zakelijke rechten door [verweerder] .
3.3.
Partijen zijn elkaars buren. [eiseres] woont aan de [adres] en [verweerder] woont aan de [adres] . De (meest recente) kadastrale kaart ziet er als volgt uit:
3.4.
Het perceel dat in eigendom is van [eiseres] ( [adres] ) is kadastraal bekend als gemeente [woonplaats] , sectie A nummer [perceelnummer] . Daarnaast heeft [eiseres] de percelen met nummers [perceelnummer] en [perceelnummer] (het schuin gearceerde gedeelte in bovenstaande kadastrale tekening) in eigendom. [verweerder] heeft de percelen met nummers [perceelnummer] en [perceelnummer] in eigendom.
3.5.
De percelen van [eiseres] worden omsloten door andere percelen, onder meer door de percelen van [verweerder] . De percelen van [eiseres] grenzen niet aan de [adres] . Om van de [adres] naar haar percelen (met daarop haar garage en woning), en vice versa, te komen maakt [eiseres] gebruik van een (buur)weg die loopt over de percelen van [verweerder] met nummers [perceelnummer] en [perceelnummer] (hierna: het pad).
3.6.
[verweerder] heeft recent een hek geplaatst aan de straatzijde ( [adres] ) om zijn percelen met nummers [perceelnummer] en [perceelnummer] af te (kunnen) sluiten. Aan dit hek heeft [verweerder] een kettingslot gehangen. Bijgevolg is dat de (buur)weg niet langer toegankelijk is voor [eiseres] . Voorts heeft [verweerder] op zijn perceel met nummer [perceelnummer] en tegen de perceelgrens van het perceel van [eiseres] met nummer [perceelnummer] een grondcontainer geplaatst. Daardoor is het voor [eiseres] onmogelijk geworden om met haar motoren en auto, vanaf de [adres] , haar percelen te bereiken via de percelen van [verweerder] .
3.7.
[eiseres] heeft [verweerder] verzocht het hek en de container te verwijderen en haar weer in de gelegenheid te stellen om de (buur)weg te kunnen gebruiken. [eiseres] heeft daartoe aangevoerd dat er ten gunste van haar (percelen) en ten laste van (de percelen van) [verweerder] een erfdienstbaarheid van weg en buurweg is gevestigd. [eiseres] heeft zich daarbij (onder meer) beroepen op notariële akten waarin voornoemde erfdienstbaarheid is opgenomen en waarin tevens wordt verwezen naar een vonnis van 20 oktober 1976 van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht, waarin – samengevat – voor recht is verklaard dat er ten gunste van de percelen die thans in eigendom zijn van [eiseres] een erfdienstbaarheid is gevestigd.
3.8.
[verweerder] heeft zich tegen de stellingen van [eiseres] verweerd en zich op het standpunt gesteld dat er geen erfdienstbaarheid is gevestigd om vanaf de percelen van [eiseres] via de percelen van [verweerder] te komen en te gaan van en naar de [adres] . Eventueel in het verleden gevestigde erfdienstbaarheden (ten gunste van de percelen van [eiseres] ) zijn door het samengaan van percelen, dan wel door verjaring teniet gegaan. Verder volgt uit diverse notariële akten dat er ten laste van het perceel met nummer [perceelnummer] geen erfdienstbaarheid is gevestigd ten gunste van percelen die thans in eigendom zijn van [eiseres] . Ook heeft [verweerder] gesteld dat [eiseres] geen belang heeft bij haar vorderingen nu zij reeds beschikt over een erfdienstbaarheid om over de (buur)weg gelegen naast de [adres] (perceel met kadastraal nummer [perceelnummer] ) te komen en te gaan naar de openbare weg en deze (buur)weg qua breedte gelijk is aan het pad op de percelen van [verweerder] .
3.9.
De voorzieningenrechter stelt vast dat [eiseres] sinds 2002, tot het moment dat [verweerder] tot afsluiting daarvan is overgegaan, de (buur)weg op de percelen van [verweerder] heeft gebruikt om van haar percelen naar en van de [adres] te komen. [verweerder] heeft zonder enig overleg met [eiseres] de toegang tot de (buur)weg afgesloten door een hek en een container te plaatsen en vervolgens het standpunt in te nemen dat [eiseres] geen recht van erfdienstbaarheid zou toekomen. Deze stelling van [verweerder] is niet eenvoudig te verifiëren en behoeft nader getuigen- en/of deskundigenonderzoek. Door [eiseres] de toegang tot het pad te ontzeggen, heeft [verweerder] een voorschot op een mogelijke uitkomst door eigenrichting en zonder enig voorafgaand overleg met [eiseres] genomen. Daarvoor is geen plaats. Voordat [verweerder] tot afsluiting van de (buur)weg over kan en mag gaan, dient eerst de situatie ten aanzien van de al dan niet bestaande erfdienstbaarheden opgehelderd te worden. Nu daarvoor in het beperkte kader van dit kort geding geen plaats is en niet op voorhand geconcludeerd kan worden welk van de beide zienswijzen de juiste is, terwijl er op basis van de overgelegde notariële akten voldoende aanwijzing bestaat dat er ten laste van de percelen van [verweerder] en ten gunste van de percelen van [eiseres] wel een recht van (buur)weg bestaat, dient [verweerder] de oude situatie te herstellen. De voorzieningenrechter constateert voorts dat uit de akten blijkt van de genoemde uitspraak van deze rechtbank uit 1976, waaruit voorshands moet worden afgeleid dat aan die uitspraak (mogelijk) voorafgegane wijzigingen in de erfdienstbaarheid door die uitspraak zijn weerlegd.
[verweerder] dient alle belemmeringen die de doorgang van [eiseres] beletten, waaronder het door [verweerder] geplaatste hek en de container, te verwijderen en verwijderd te houden, zodanig dat [eiseres] zonder problemen met haar vervoermiddelen, waaronder auto en motoren, naar haar perceel kan komen en gaan over het pad dat op de percelen van [verweerder] is aangelegd. Dit geldt zolang er geen uitvoerbaar bij voorraad verklaarde rechterlijke uitspraak is die hem toestemming geeft de (buur)weg af te sluiten, dan wel zolang partijen hierover geen bindende overeenkomst hebben gesloten.
3.10.
Op grond van het vorenstaande is de vordering onder sub 1 van het petitum toegewezen.
3.11.
De door [eiseres] gevorderde machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren (sub 2 van het petitum), zal eveneens worden toegewezen, om zodoende aan [eiseres] zekerheid te verschaffen dat de oude situatie, zo nodig door haarzelf en op kosten van [verweerder] , zal (kunnen) worden hersteld.
3.12.
[verweerder] zal als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding worden veroordeeld, die aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 99,91
- griffierecht € 291,00
- salaris gemachtigde
€ 816,00
Totaal € 1.206,91
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. A.S. Penders rechter, en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van de griffier, waarvan dit proces-verbaal is opgemaakt dat is verzonden op 28 maart 2018.