ECLI:NL:RBMNE:2018:113

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
16 januari 2018
Zaaknummer
C/16/442147 / HA RK 17-150
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod en ontbinding van de informele vereniging Catervarius wegens strijd met de openbare orde

Op 17 januari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin het Openbaar Ministerie (OM) verzocht om de informele vereniging Catervarius te verbieden en te ontbinden. De rechtbank oordeelde dat Catervarius, een broederschap voortkomend uit de traditie van motorclubs, in strijd met de openbare orde handelt. De vereniging, opgericht in de tweede helft van 2015 als een chapter van 'Alcatraz Wanted', heeft een ledenbestand, bestuur en clubhuis, maar is geen formele vereniging. Het OM heeft aangetoond dat leden van Catervarius betrokken zijn geweest bij ernstige strafbare feiten, waaronder geweldsdelicten en drugsmisdrijven, die de samenleving ontwrichten. De rechtbank concludeert dat het verbod noodzakelijk is om verdere ernstige delicten te voorkomen. De beschikking houdt in dat Catervarius wordt verboden en ontbonden, en dat een vereffenaar moet worden benoemd om de financiën van de club af te wikkelen. Het OM krijgt de gelegenheid om een voorstel voor de vereffenaar in te dienen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/442147 / HA RK 17-150
Beschikking van 17 januari 2018
in de zaak van
het
OPENBAAR MINISTERIE,
domicilie kiezend te Rotterdam,
verzoeker,
tegen
de informele vereniging
CATERVARIUS NETHERLANDS,
zonder bekende vestigingsplaats,
verweerster,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna het OM en Catervarius genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het OM heeft op grond van artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een verzoekschrift ingediend met vijf producties. Vervolgens heeft het OM nog de producties 6 en 7 ingediend.
1.2.
Van Catervarius zijn geen adresgegevens bekend. Catervarius is opgeroepen door middel van een aangetekende brief en een per gewone post verzonden brief aan het officiële woonadres ( [adres] , [postcode] [woonplaats] ) van [A] , voorzitter van Catervarius, en door middel van een oproep in de Staatscourant. Daarnaast is een e-mailbericht aan het adres [e-mailadres] gestuurd.
1.3.
Het verzoek is op de zitting van 7 november 2017 mondeling behandeld. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt. Catervarius is niet verschenen en er heeft zich namens haar geen advocaat gesteld.
1.4.
De rechtbank heeft bepaald dat zij op 20 december 2017 uitspraak zal doen. Nadien is nader bepaald dat de rechtbank op 17 januari 2018 uitspraak zal doen.

2.Het verzoek

2.1.
Het OM verzoekt de rechtbank op grond van artikel 2:20 BW om bij beschikking,
uitvoerbaar bij voorraad, Catervarius verboden te verklaren en te ontbinden, onder benoeming van een vereffenaar, met bepaling dat een eventueel batig saldo na vereffening wordt uitgekeerd aan de Staat.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank overweegt onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 272 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dat Catervarius op een deugdelijke wijze is opgeroepen. Er is geen officieel adres van Catervarius bekend zodat de diverse onder 1.2. weergegeven oproepen volstaan. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat uit een door het OM overgelegd verslag (productie 6) blijkt dat de wijkagent op 8 augustus 2017 [A] heeft gesproken en dat daarbij naar voren kwam dat hij het verzoekschrift had ontvangen en daarover overleg had gehad met zijn advocaat. Uit de overgelegde stukken blijkt verder dat [A] optreedt als voorzitter van Catervarius.
Dat Catervarius niet in de procedure is verschenen, leidt er daarom niet toe dat het verzoek niet inhoudelijk kan worden behandeld.
3.2.
Artikel 2:20 BW luidt – voor zover hier relevant - als volgt:
1. Een rechtspersoon waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde, wordt door de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie verboden verklaard en ontbonden.
2. Een rechtspersoon waarvan het doel in strijd is met de openbare orde, wordt door de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie ontbonden. Alvorens de ontbinding uit te spreken kan de rechtbank de rechtspersoon in de gelegenheid stellen binnen een door haar te bepalen termijn zijn doel zodanig te wijzigen dat het niet meer in strijd is met de openbare orde.
3.3.
Catervarius, ook wel genaamd Catervarius Brotherhood, is in de tweede helft van 2015 opgericht. Catervarius is begonnen als een ‘chapter’ (lokale afdeling) van de vereni-ging ‘Alcatraz Wanted’ en is na korte tijd onder haar huidige naam voortgezet. Catervarius is een zogenoemd broederschap, voortkomend uit de traditie van motorclubs.
3.4.
Het staat vast dat Catervarius geen formele (bij notariële akte opgerichte) vereniging is. Een vraag die daarom moet worden beantwoord is of Catervarius een informele vereniging, en daarmee rechtspersoon is in de zin van artikel 2:20 BW. De rechtbank is van oordeel dat het OM voldoende heeft aangetoond dat dit het geval is. Hiertoe wordt overwogen dat uit de overgelegde producties blijkt dat Catervarius als entiteit in een gecoördineerde vorm met een onderlinge taakverdeling naar buiten treedt. Er is sprake van een ledenbestand, een bestuur, ledenvergaderingen, regels voor leden, financiële verplichtingen, clubgoederen en -faciliteiten (waaronder
colorsen een clubhuis) en deelname aan het rechtsverkeer. Dat Catervarius zichzelf ook als eenheid ziet, blijkt onder meer uit het feit dat zij zichzelf geregeld omschrijft als “broederschap” en/of als “club”.
3.5.
Het OM stelt ter onderbouwing van haar verzoek dat vrijwel direct na de vestiging van Catervarius leden van deze vereniging onderwerp zijn geworden van verschillende strafrechtelijke onderzoeken, die onder meer zien op afpersing, geweldpleging, diefstal, drugsmisdrijven en wapenmisdrijven. Een aantal van deze misdrijven is gepleegd in het clubhuis van Catervarius te Benschop, waarover zij tot oktober 2016 de beschikking had. Het OM heeft voorts aangevoerd dat een groot deel van het clubbestuur lange gevangenisstraffen uitzit voor ernstige in clubverband gepleegde strafbare feiten. Meer specifiek heeft het OM gewezen op een gijzeling en een mishandeling in het clubhuis op 9 juli 2016 en een woningoverval op 14 september 2015, waarbij drie bewoners, waaronder een kind van 12 jaar, gedurende drie kwartier werden vastgebonden, met een vuurwapen bedreigd, mishandeld en bestolen. Bestuursleden [B] , [C] , [D] , [E] en de leden [F] , [G] en [H] werden op 4 mei 2017 veroordeeld tot gevangenisstraffen tussen twee en zeven jaar. Het hoger beroep van [C] werd op 20 oktober 2017 afgewezen. Gelet op de uit voormelde onderzoeken gebleken informatie, als ook gelet op de overige van de politie afkomstige informatie, is het OM van mening dat de werkzaamheid van Catervarius in strijd is met de openbare orde, dat het de samenleving ontwricht en dreigt nog verder te ontwrichten. Ter zitting heeft het OM voorts verwezen naar artikel 140 lid 2 Wetboek van Strafrecht. In dit artikel is bepaald dat deelneming aan de voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard, strafbaar is. De onderhavige procedure heeft mede ten doel om ook langs strafrechtelijke weg een eventuele voortzetting van de werkzaamheid door leden van Catervarius tegen te kunnen gaan. Hiermee kan een integrale aanpak, zowel strafrechtelijk, bestuursrechtelijk als civielrechtelijk worden bewerkstelligd.
3.6.
Bij de beantwoording van de vraag of de werkzaamheid van Catervarius in strijd is met de openbare orde in de zin van artikel 2:20 BW, geldt als uitgangspunt dat de in artikel 8 van de Grondwet (verder: Gw) en artikel 11 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (verder: EVRM) gewaarborgde vrijheid van vereniging en vergadering een grondbeginsel van de democratische rechtsstaat is. Een verbod van een Nederlandse rechtspersoon op de voet van artikel 2:20 BW betekent dan ook een ernstige inbreuk op dit grondrecht waaraan slechts in het uiterste geval mag worden toegekomen. Voor een verbod zoals hiervoor bedoeld moet het daarom ook gaan om meer dan uit maatschappelijk oogpunt ongewenst gedrag. Een verbod moet een noodzakelijke maatregel zijn om gedragingen te voorkomen die een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormen van als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtstelsel en die onze samenleving ontwrichten of kunnen ontwrichten (zie Hoge Raad, 26 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1124 en Hoge Raad, 18 april 2014, ECLI:NL:HR:
2014:948).
3.7.
Artikel 2:20 lid 1 BW dient te worden uitgelegd in het licht van artikel 8 Gw en artikel 11 EVRM. Op basis van artikel 11 lid 2 EVRM kan de uitoefening van het recht van vereniging slechts worden onderworpen aan beperkingen die (i) bij de wet zijn voorzien en (ii) die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn (iii) in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. De rechter dient bij de beantwoording van de vraag of beperkingen noodzakelijk zijn, terughoudendheid te betrachten, gelet op de grote betekenis van de vrijheid van vereniging in een democratische samenleving, zo blijkt uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM, 14 januari 2014, 47732/06, EHRC 2014/77).
3.8.
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 2:20 BW blijkt dat het begrip “
werkzaamheid” in zijn gewone feitelijke betekenis is gebruikt en dus ziet op de daden van die rechtspersoon en de woorden die hij in het kader van zijn organisatie spreekt of schrijft. Uitgangspunt is dat alleen gedragingen van de rechtspersoon zelf als eigen “
werkzaamheid” gelden. Wanneer de rechtspersoon bij gedragingen van derden zelf niet rechtstreeks betrokken is in die zin, dat het (feitelijk) bestuur daaraan leiding heeft gegeven of daartoe doelbewust gelegenheid heeft gegeven, kunnen die gedragingen aan de rechtspersoon slechts als eigen “werkzaamheid” worden toegerekend als bijzondere feiten en omstandigheden daartoe grond geven (zie Hoge Raad 26 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1124).
3.9.
Op grond van de feiten en omstandigheden die het OM heeft aangevoerd en die niet zijn weersproken is de rechtbank van oordeel dat de “
werkzaamheid” van Catervarius voldoet aan de hiervoor in 3.5 en 3.6 beschreven criteria. De cultuur van Catervarius en de feitelijk daaruit voortvloeiende gedragingen zijn dermate kenmerkend en structureel gebleken dat er een reële kans bestaat dat Catervarius-leden in de nabije toekomst in Nederland (opnieuw) ernstige geweldsdelicten plegen die de lichamelijke integriteit van personen binnen de eigen clubsfeer en/of van personen daarbuiten (ernstig) aantasten en de Nederlandse samenleving ontwrichten of kunnen ontwrichten. Dat soort delicten moet, in het belang van de bescherming van de lichamelijke integriteit van personen, een halt worden toegeroepen. Hoewel een verbod slechts als uiterst middel moet worden toegepast, is het verbod in dit geval gerechtvaardigd. Niet weersproken is immers dat de gestelde feiten zich hebben voorgedaan.
3.10.
Uit het geheel van feiten en omstandigheden zoals die door het OM zijn aangevoerd, blijkt dat de leden van Catervarius zich in het groepsverband van Catervarius aan de onder 3.4 beschreven feiten schuldig hebben gemaakt en zich daarbij ook hebben beroepen op hun lidmaatschap. Op geen enkele wijze is gebleken dat bestuursleden van Catervarius zich hiervan hebben gedistantieerd – in tegendeel: bestuursleden hebben hieraan ook deelgenomen. Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden, zoals bedoeld in 3.8 en dat de beschreven gedragingen aan de rechtspersoon Catervarius als eigen werkzaamheid kunnen worden toegerekend.
3.11.
Het voorgaande brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat het, bij afweging van alle betrokken belangen en rechten, in een democratische samenleving noodzakelijk is dat Catervarius verboden wordt verklaard en wordt ontbonden, in het belang van de rechten en vrijheden van degenen die zich in de Nederlandse samenleving bevinden. Door het verbod worden gedragingen een halt toegeroepen die een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormen van als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtstelsel en die onze samenleving ontwrichten of kunnen ontwrichten.
3.12.
Het verbod houdt in dat het bestaan van Catervarius in Nederland wordt beëindigd. De eveneens uit te spreken ontbinding van Catervarius heeft tot gevolg dat haar vermogen moet worden vereffend. Daarvoor moet door de rechtbank een vereffenaar worden benoemd, zoals door het OM is verzocht. De rechtbank zal het OM in de gelegenheid stellen om bij akte een voorstel te doen over de persoon van de te benoemen vereffenaar.
3.13.
De rechtbank zal de zaak voor wat betreft de benoeming van een vereffenaar aanhouden.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart Catervarius verboden en ontbindt Catervarius,
4.2.
verklaart de beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad,
4.3.
houdt de zaak voor de benoeming van een vereffenaar aan,
4.4.
stelt het OM in de gelegenheid om uiterlijk binnen drie weken na de datum van deze beschikking schriftelijk een voorstel bij de griffie in te dienen over de persoon van de te benoemen vereffenaar van het vermogen van Catervarius.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Dondorp, mr. N.V.M. Gehlen en mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: mc/4071