ECLI:NL:RBMNE:2018:1094

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
26 maart 2018
Zaaknummer
6183107 / LC EXPL 17-2640
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij de verkoop van een woning en de redelijke kans tot herstel

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de kantonrechter op 4 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde sub 1] c.s. over de non-conformiteit van een woning die door [eiser sub 1] c.s. was gekocht. De procedure volgde op een eerdere akte van 15 november 2017 en een comparitie van partijen op 6 maart 2018. De eisers, vertegenwoordigd door mr. F. Nieuwenhuis, stelden dat de woning gebreken vertoonde, waaronder een niet-levering van een parketvloer, loszittend stucwerk en een niet goed functionerend ventilatiesysteem. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. S.A. Lala-Bhagwandien, betwistten de gebreken en stelden dat zij niet in verzuim waren omdat zij geen redelijke kans hadden gekregen om de gebreken te verhelpen.

De kantonrechter beoordeelde de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. en oordeelde dat de vordering met betrekking tot de parketvloer werd afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat de vloer niet voldeed aan de verwachtingen. Wat betreft het stucwerk werd geoordeeld dat [eiser sub 1] c.s. geen redelijke termijn had gegeven om het gebrek te verhelpen, en dat er geen mededelingsplicht was geschonden door [gedaagde sub 1] c.s. Ten aanzien van het ventilatiesysteem werd vastgesteld dat [eiser sub 1] c.s. niet had aangetoond dat het systeem niet naar behoren functioneerde. Uiteindelijk werden alle vorderingen van [eiser sub 1] c.s. afgewezen, en werd hij veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde sub 1] c.s. tot een bedrag van € 600,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Vonnis van 4 april 2018
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 6183107 / LC EXPL 17-2640 van

1.[eiser sub 1] ,wonende te [woonplaats] ,hierna te noemen: [eiser sub 1] ,2. [eiseres sub 2] ,wonende te [woonplaats] ,hierna te noemen: [eiseres sub 2] ,eisers, hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud te noemen: [eiser sub 1] c.s.,gemachtigde: mr. F. Nieuwenhuis,

tegen

1.[gedaagde sub 1] ,wonende te [woonplaats] ,hierna te noemen: [gedaagde sub 1] ,2. [gedaagde sub 2] ,wonende te [woonplaats] ,hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,gedaagden, hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud te noemen: [gedaagde sub 1] c.s.,gemachtigde: mr. S.A. Lala-Bhagwandien.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 november 2017,
  • de akte overlegging producties tevens akte vermindering van eis van [eiser sub 1] c.s.,
  • de akte overlegging producties van [gedaagde sub 1] c.s.,
  • de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen, gehouden op 6 maart 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 1] c.s. is vanaf 2003 eigenaar geweest van de woning aan [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning).
2.2.
In de periode van 2010 tot mei 2015 heeft de heer [A] (hierna: [A] ) de woning van [gedaagde sub 1] c.s. gehuurd.
2.3.
Omstreeks mei 2015 heeft [gedaagde sub 1] c.s. de woning te koop gezet. In de verkoopbrochure van de woning is – voor zover van belang – opgenomen dat de gehele begane grond van een
“(Robijn hout) parketvloer”is voorzien.
2.4.
In juni 2015 heeft [bedrijfsnaam 1] (hierna: [bedrijfsnaam 1] ) op verzoek van [gedaagde sub 1] c.s. het stucwerk in de woning gecontroleerd en als ‘goed’ beoordeeld.
2.5.
Bij koopovereenkomst van 12 juni 2015 (hierna: de koopovereenkomst) heeft [eiser sub 1] c.s. de woning van [gedaagde sub 1] c.s. gekocht. In de koopovereenkomst is – voor zover van belang – opgenomen:

Artikel 6 Staat van de onroerende zaak. Gebruik.
6.1.
De onroerende zaak zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze koopovereenkomst bevindt met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, zichtbare en onzichtbare gebreken (…)
6.3.
De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als:woning(…)
Verkoper staat niet in voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn. Verkoper staat ook niet in voor de afwezigheid van gebreken die dat normale gebruik belemmeren en die aan koper bekend zijn of kenbaar zijn op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst”.
Artikel 20 Nadere afspraken.
Verkoper zal er voor zorgen dat de mechanische ventilatie naar behoren functioneert. Deze reparatie zal door een erkend bedrijf worden uitgevoerd en een bewijs hier van, zal aan koper worden overhandigd. (…)”.
2.6.
Voorafgaand aan de levering van de woning heeft op initiatief van (de hypotheekverstrekker van) [eiser sub 1] c.s. een bouwkundige keuring plaatsgevonden. Uit het keuringsrapport is (onder andere) gebleken dat een zettingsscheur in het stucwerk eenvoudig kon worden hersteld.
2.7.
Bij akte van levering van 5 augustus 2015 is de woning aan [eiser sub 1] c.s. geleverd. Op of omstreeks de leveringsdatum heeft (de makelaar van) [gedaagde sub 1] c.s. een factuur van [bedrijfsnaam 2] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 2] ) aan [eiser sub 1] c.s. overhandigd waaruit blijkt dat een onderdeel van het ventilatiesysteem is vervangen.
2.8.
Bij brief van 13 november 2015 heeft [eiser sub 1] c.s. aan [gedaagde sub 1] c.s. geschreven dat (i) geen parketvloer is geleverd, maar een drager van plaatmateriaal met een dunne toplaag van hout, (ii) stucwerk in de woning los zit, en (iii) het ventilatiesysteem niet naar behoren functioneert. [eiser sub 1] c.s. heeft [gedaagde sub 1] c.s. verzocht om deze klachten binnen acht dagen te herstellen, bij gebreke waarvan [eiser sub 1] c.s. zelf de klachten zal (laten) herstellen.
2.9.
Bij brief van 19 november 2015 heeft [gedaagde sub 1] c.s. aan [eiser sub 1] c.s. geschreven de woning te willen bezoeken om de gestelde klachten te bekijken. [eiser sub 1] c.s. heeft per e-mail op dit verzoek gereageerd en voorgesteld dat [gedaagde sub 1] c.s. op 25 november 2015 zou langskomen.
2.10.
Op 25 november 2015 heeft [gedaagde sub 1] de woning bezocht, maar hij heeft de gestelde gebreken niet kunnen bekijken omdat de vloer was verwijderd, de muren van een nieuwe stuclaag waren voorzien en het ventilatiesysteem was uitgeschakeld.
2.11.
Bij brief van 26 februari 2016 heeft (de gemachtigde van) [eiser sub 1] c.s. [gedaagde sub 1] c.s. gesommeerd om een schadevergoeding van € 15.557,50 te betalen. [gedaagde sub 1] c.s. heeft geen gehoor gegeven aan deze sommatie.

3.Het geschil

3.1.
[eiser sub 1] c.s. vordert na eisvermindering thans om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
primair[gedaagde sub 1] c.s. te veroordelen om aan [eiser sub 1] c.s. een bedrag te betalen van € 15.200,15, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, en
subsidiairde overeenkomst gedeeltelijk te ontbinden, en [gedaagde sub 1] c.s. te veroordelen om aan [eiser sub 1] c.s. een bedrag te betalen van € 15.200,15, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser sub 1] c.s. legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. Ten aanzien van de vloer is primair sprake van non-conformiteit, omdat in de verkoopbrochure is opgenomen dat een parketvloer zou worden geleverd, terwijl geen parketvloer is geleverd. Subsidiair stelt [eiser sub 1] c.s. te hebben gedwaald en dat als gevolg daarvan de koopovereenkomst gedeeltelijk moet worden vernietigd en moet worden gewijzigd zodat het nadeel van [eiser sub 1] c.s. wordt opgeheven. Ten aanzien van het loszittende stucwerk stelt [eiser sub 1] c.s. primair dat het gebrek normaal gebruik van de woning in de weg staat. Subsidiair stelt [eiser sub 1] c.s. dat het gebrek leidt tot non-conformiteit omdat de woning daardoor niet de eigenschappen bezit die [eiser sub 1] c.s. op basis van de koopovereenkomst mocht verwachten. Daarbij komt dat [A] de gebreken aan de vloer en het stucwerk al in 2011 aan [gedaagde sub 1] c.s. had gemeld, zodat [gedaagde sub 1] c.s. ter zake van deze gebreken een mededelingsplicht had die hij heeft geschonden. Ten aanzien van het ventilatiesysteem stelt [eiser sub 1] c.s. dat het systeem niet naar behoren functioneert en geluid maakt zodat [gedaagde sub 1] c.s. tekortschoten is in de nakoming van de garantie uit de koopovereenkomst dat het ventilatiesysteem naar behoren zou functioneren. [eiser sub 1] c.s. heeft de drie gebreken door derden laten herstellen en vordert van [gedaagde sub 1] c.s. vervangende schadevergoeding.
3.3.
[gedaagde sub 1] c.s. betwist de door [eiser sub 1] c.s. gestelde gebreken. Daarnaast betwist [gedaagde sub 1] c.s. dat indien de gebreken wel aanwezig zouden zijn, hij daarvan op de hoogte was en/of dat deze gebreken normaal gebruik van de woning in de weg zouden staan. Verder betwist [gedaagde sub 1] c.s. in verzuim te zijn: hij heeft geen redelijke kans gekregen om de gebreken te bekijken of te verhelpen omdat [eiser sub 1] c.s. al tot herstel was overgegaan voordat [gedaagde sub 1] c.s. de kans kreeg om de gestelde gebreken te bekijken of te laten onderzoeken. Tot slot voert [gedaagde sub 1] c.s. aan dat [eiser sub 1] c.s. de klachtplicht heeft geschonden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
De kantonrechter zal hierna afzonderlijk de drie door [eiser sub 1] c.s. gestelde gebreken aan de woning beoordelen.
Parketvloer
4.2.
[eiser sub 1] c.s. heeft gesteld dat [gedaagde sub 1] c.s. hem geen “Robijn houten parketvloer” heeft geleverd. Ter comparitie heeft [eiser sub 1] echter niet betwist dat de vloer die in de woning lag uit een Robijn houten toplaag van 6 millimeter bestond en hij heeft evenmin, althans niet onderbouwd, het verweer van [gedaagde sub 1] c.s. weersproken dat sprake is van een ‘parketvloer’ indien een vloer bestaat uit een houten toplaag van minimaal 3 millimeter. Dat betekent dan ook dat [eiser sub 1] c.s. onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit blijkt of kan worden afgeleid dat [gedaagde sub 1] c.s. geen Robijn houten parketvloer heeft geleverd.
4.3.
[eiser sub 1] heeft ter comparitie nog verklaard dat hij voorafgaand aan de koop en levering van de woning had gezien dat vlekken en krassen op de vloer aanwezig waren, maar dat hij in de veronderstelling verkeerde dat sprake was van een massief houten vloer die opgeschuurd en gelakt kon worden. Voor zover [eiser sub 1] daarmee heeft beoogd te stellen dat hij gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat hem een massief houten vloer zou worden geleverd, heeft hij echter geen feiten of omstandigheden gesteld waaraan hij een dergelijk gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen. [eiser sub 1] heeft immers erkend dat over dit onderwerp niet is gesproken en dat in geen van de verkoopdocumenten is opgenomen dat een massief houten vloer zou worden geleverd. Dat [eiser sub 1] c.s. in de (onjuiste) veronderstelling verkeerde dat de vloer een massief houten vloer betrof, kan onder deze omstandigheden dan ook niet aan [gedaagde sub 1] c.s. worden tegengeworpen. Het beroep op dwaling gaat om dezelfde reden evenmin op, nog daargelaten dat [eiser sub 1] c.s. geen rechtsgevolgen aan dat beroep heeft verbonden.
4.4.
Gelet op het voorgaande wijst de kantonrechter de vordering af voor zover deze ziet op de parketvloer.
Stucwerk
4.5.
Voor een succesvol beroep op (vervangende) schadevergoeding is in beginsel vereist dat [eiser sub 1] c.s. een redelijke termijn aan [gedaagde sub 1] c.s. heeft gegeven om het gebrek te verhelpen (artikel 6:74 lid 2 in samenhang met artikel 6:82 lid 1 BW). Ter comparitie heeft [eiser sub 1] echter erkend dat de oude stuclaag al van de muren was verwijderd en door een stukadoor van een nieuwe stuclaag was voorzien voorafgaand aan het moment dat [gedaagde sub 1] c.s. voor het eerst in de gelegenheid is gesteld om het gestelde gebrek te verhelpen. De kantonrechter oordeelt dan ook dat [eiser sub 1] c.s. heeft nagelaten om [gedaagde sub 1] c.s. een redelijke termijn te geven om het gestelde gebrek te verhelpen.
4.6.
[eiser sub 1] c.s. heeft nog gesteld dat [gedaagde sub 1] c.s. van rechtswege in verzuim zou verkeren omdat hij diens mededelingsplicht zou hebben geschonden. Onbetwist is echter dat het stucwerk – op een zettingsscheur na – geen gebreken vertoonde ten tijde van de verkoop van de woning en dat [bedrijfsnaam 1] voorafgaand aan de verkoop het stucwerk nog als ‘goed’ had beoordeeld. Zelfs indien [A] [gedaagde sub 1] c.s. erop zou hebben gewezen dat het stucwerk los zou zitten, valt zonder nadere onderbouwing – die ontbreekt – niet in te zien waarom [gedaagde sub 1] c.s. meer waarde had moeten hechten aan de mededeling van [A] dan aan de conclusie van [bedrijfsnaam 1] . De kantonrechter oordeelt dan ook dat onvoldoende feiten en omstandigheden zijn gesteld waaruit afgeleid kan worden dat [gedaagde sub 1] c.s. een mededelingsplicht had.
4.7.
Deze vordering wordt dan ook afgewezen. Gelet op het voorgaande kan in het midden blijven of het stucwerk met een gebrek was behept en zo ja, of daardoor normaal gebruik van de woning werd belemmerd.
Ventilatiesysteem
4.8.
In artikel 20 van de koopovereenkomst is opgenomen dat [gedaagde sub 1] c.s. ervoor zal zorgen dat het mechanische ventilatiesysteem naar behoren zal functioneren en hij zal bewijzen dat de reparatie door een erkend bedrijf is uitgevoerd. Tussen partijen is niet in geschil dat een onderdeel van het ventilatiesysteem door een erkend bedrijf is vervangen en dat het ventilatiesysteem na de levering heeft gewerkt. Ook is niet in geschil dat [gedaagde sub 1] c.s. voorafgaand aan de levering een monteur naar het systeem heeft laten kijken die op de factuur heeft geschreven “
Alles goed aangesloten. Alles ok”.Verder heeft [eiser sub 1] ter comparitie erkend dat het ventilatiesysteem al was ontkoppeld voorafgaand aan de afspraak van 25 november 2015, zodat [gedaagde sub 1] destijds geen kans heeft gekregen om de gestelde gebreken te constateren.
4.9.
[eiser sub 1] c.s. heeft gesteld dat het ventilatiesysteem weliswaar heeft gewerkt, maar dat het niet
naar behorenheeft gefunctioneerd. [eiser sub 1] c.s. heeft echter geen bewijs overgelegd om deze stelling te onderbouwen en hij heeft wisselende standpunten ingenomen ter zake van de mate waarin het ventilatiesysteem functioneerde: in de dagvaarding is opgenomen dat het systeem lucht naar de badkamer verplaatste, terwijl [eiser sub 1] ter comparitie heeft verklaard dat hij in het geheel niet heeft kunnen constateren dat het systeem ventileerde. Verder heeft [eiser sub 1] verklaard dat de buren hetzelfde ventilatiesysteem hadden en dat ook zij hinder ondervonden van het geluid dat hun eigen ventilatiesysteem maakt(e), waaruit kan worden afgeleid dat dit betreffende systeem nou eenmaal geluid produceert. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde sub 1] c.s. dat het ventilatiesysteem niet goed heeft gefunctioneerd, had het dus op de weg van [eiser sub 1] c.s. gelegen om zijn stelling nader te onderbouwen met bijvoorbeeld een verklaring van een deskundige (zoals de monteur die het ventilatiesysteem heeft vervangen). Aangezien [eiser sub 1] c.s. dat heeft nagelaten, oordeelt de kantonrechter dat [eiser sub 1] c.s. onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit blijkt of kan worden afgeleid dat het ventilatiesysteem niet naar behoren heeft gefunctioneerd. Dat betekent dat ook dit onderdeel van zijn vordering wordt afgewezen.
Conclusie
4.10.
De vorderingen van [eiser sub 1] c.s. worden afgewezen en daarom kunnen de overige verweren van [gedaagde sub 1] c.s. onbesproken blijven.
4.11.
[eiser sub 1] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van [gedaagde sub 1] c.s. begroot op:
- salaris gemachtigde €
600,00(2 punt x tarief € 300,00)
Totaal € 600,00

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. af;
5.2.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. begroot op € 600,00;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Leijten en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2018.