In deze zaak vorderde de eiseres, een besloten vennootschap, schadevergoeding van de gedaagde partijen, waaronder een andere vennootschap en ABN AMRO Bank N.V., wegens vermeende schending van de zorgplicht. De eiseres had een woning gekocht van de heer [A] en mevrouw [B], die in betalingsproblemen verkeerden. De bank had de gedaagde partij opdracht gegeven om de achterstallige betalingen te innen en had uiteindelijk de woning executoriaal willen verkopen. De eiseres stelde dat de gedaagde partij haar belangen niet had behartigd en dat zij hierdoor schade had geleden. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde partij niet onrechtmatig had gehandeld, omdat zij een zorgplicht had jegens de schuldeisers van [A] en [B]. De rechtbank wees de vorderingen van de eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter mr. A.F. Hermans op 17 januari 2018.