ECLI:NL:RBMNE:2018:1030

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
C/16/454191 / KG ZA 18-56
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van BKR-registratie in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, wonende te [woonplaats], een kort geding aangespannen tegen Vesting Finance, een besloten vennootschap gevestigd te Amersfoort, met als doel de verwijdering van een negatieve BKR-registratie. Deze registratie was het gevolg van een betalingsachterstand op een kredietovereenkomst die eiseres in 2006 had afgesloten met Neckermann. Vesting Finance had deze overeenkomst overgenomen en weigerde het verzoek van eiseres om de registratie te verwijderen. Eiseres stelde dat de registratie haar belemmert in het verkrijgen van een hypothecaire lening voor de aankoop van een woning, en dat zij op 8 februari 2018 de koopovereenkomst zou moeten ontbinden als de registratie niet werd verwijderd.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de spoedeisendheid van de zaak voldoende was aangetoond, gezien de gevolgen voor eiseres. De rechter volgde niet het betoog van Vesting Finance dat een kort geding niet de juiste procedure was voor deze vordering. De rechter overwoog dat de belangen van eiseres bij verwijdering van de registratie zwaarder wogen dan de belangen van Vesting Finance bij handhaving van de registratie. Eiseres had een succesvol WSNP-traject doorlopen en was financieel stabiel, wat haar rechtvaardigde om de registratie te laten verwijderen. De rechter oordeelde dat de negatieve registratie niet meer in verhouding stond tot de risico's van overkreditering, en dat de registratie niet langer nodig was om de financiële risico's bij kredietverlening aan eiseres te beperken.

Uiteindelijk werd de vordering van eiseres toegewezen, met de verplichting voor Vesting Finance om de registratie te verwijderen en een dwangsom op te leggen voor het geval zij hier niet aan voldeed. Vesting Finance werd ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/454191 / KG ZA 18-56
Vonnis in kort geding van 6 februari 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M. de Boorder te ’s-Gravenhage,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VESTING FINANCE SERVICING B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
gedaagde,
advocaat mr. D.J. Posthuma te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Vesting Finance genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties van 2 februari 2018;
  • de producties van [eiseres] van 1 februari 2018;
  • de producties van Vesting Finance van 5 februari 2018;
  • de vrijwillige verschijning van partijen;
  • de pleitnota van [eiseres] ;
  • de pleitnota van Vesting Finance;
  • de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 6 februari 2018.
1.2.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 6 februari 2018 vonnis uitgesproken. Het onderstaande vormt hiervan de nadere schriftelijke uitwerking en is op 20 februari 2018 vastgesteld.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft in verband met de aankoop van allerhande artikelen in maart 2006 een kredietovereenkomst gesloten met Neckermann, contractnummer [nummer] . [eiseres] heeft een betalingsachterstand laten ontstaan op dit krediet. Neckermann heeft deze betalingsachterstand met ingang van 1 oktober 2009 laten registreren in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van Stichting Bureau Kredietregistratie (BKR), met de codering A2. De codering A houdt in dat er een betalingsachterstand is op het krediet en de codering 2 houdt in dat de restantvordering in één keer is opgeëist door de kredietverstrekker. De betalingsachterstand bedroeg € 317,63.
2.2.
Vesting Finance heeft de kredietovereenkomst vervolgens overgenomen van Neckermann.
2.3.
[eiseres] heeft met haar partner een woning gekocht in Rotterdam. Zij kan uiterlijk op 8 februari 2018 de koopovereenkomst ontbinden, indien zij de financiering voor de aankoop van deze woning niet rondkrijgt. Dit financieringsvoorbehoud liep aanvankelijk tot 29 december 2017, maar [eiseres] heeft van de verkopers van de woning op dit punt tweemaal uitstel gekregen.
2.4.
[eiseres] heeft Vesting Finance verzocht de negatieve BKR-registratie te verwijderen. Vesting Finance heeft dit verzoek afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Vesting Finance wordt veroordeeld om de registratie van de kredietovereenkomst met contractnummer [nummer] in het CKI van het BKR onverwijld, maar uiterlijk binnen drie dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, te (doen) verwijderen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag met een maximum van € 100.000,00, met veroordeling van Vesting Finance in de proceskosten.
3.2.
Vestiging Finance concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] in haar vordering, althans tot afwijzing hiervan, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.3.
Hierna zal voor zover nodig worden ingegaan op de stellingen van partijen.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid en spoedeisendheid

4.1.
Vesting Finance heeft betoogd dat een kort geding niet de aangewezen route is voor de vordering van [eiseres] , omdat een verwijdering van een BKR-registratie een verstrekkende, constitutieve beslissing is, waarop alleen in een bodemprocedure kan worden beslist.
4.2.
De voorzieningenrechter volgt Vesting Finance niet in dit betoog. Weliswaar is een eventuele verwijdering van een BKR-registratie een verstrekkende beslissing, maar dat staat niet aan een beslissing in kort geding in de weg. Indien een partij wordt veroordeeld tot verwijdering van een BKR-registratie kan dit in een bodemprocedure opnieuw beoordeeld worden en kan de verwijdering eventueel worden teruggedraaid. Bovendien geldt dat de enkele omstandigheid dat toewijzing van een vordering in kort geding tot een onomkeerbare schade of andere onomkeerbare gevolgen leidt, geen beletsel behoeft te zijn voor toewijzing van de vordering (zie Hoge Raad 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:1036).
4.3.
De spoedeisendheid van de zaak is uit het gestelde en gevorderde voldoende aannemelijk geworden. Immers, [eiseres] heeft gesteld dat zij als gevolg van de
BKR-registratie geen hypothecaire lening kan krijgen en dat zij op 8 februari 2018 de koopovereenkomst zal moeten ontbinden als Vesting Finance de BKR-registratie op dat moment niet heeft verwijderd. Het betoog van Vesting Finance dat er geen spoedeisend belang is, omdat [eiseres] – door ondertekening van de koopovereenkomst – zelf de omstandigheden in het leven heeft geroepen die haar in deze situatie hebben gebracht, slaagt niet. [eiseres] heeft aannemelijk gemaakt dat zij op het moment van ondertekenen niet op de hoogte was van de BKR-registratie.
Inhoudelijke beoordeling
4.4.
Neckermann is een aanbieder van krediet in de zin van artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft). Op grond van artikel 4:32 lid 1 Wft is Neckermann verplicht deel te nemen aan een stelsel van kredietregistratie. Het CKI is een stelsel van kredietregistratie, dat door BKR wordt bijgehouden. Neckermann is deelnemer aan het CKI en als deelnemer gebonden aan het door BKR vastgestelde Algemeen Reglement CKI. Het CKI bevat een geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens waarop de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) van toepassing is (artikel 2 lid 1 Wbp). Vesting Finance is, na overname van de kredietovereenkomst van Neckermann, de verantwoordelijke voor de verwerking van de over [eiseres] aan BKR verstrekte gegevens met betrekking tot haar betalingsachterstand op de kredietovereenkomst in de zin van artikel 1 sub d Wbp. [eiseres] is een betrokkene, degene op wie de verwerking van persoonsgegevens betrekking heeft in de zin van artikel 1 sub f Wbp.
4.5.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 september 2011 (ECLI:NL:HR:2011:
BQ8097) overwogen dat de Wbp in overeenstemming met het bepaalde in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) moet worden uitgelegd en dat uit de wetsgeschiedenis van de Wbp volgt dat bij elke gegevensverwerking moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit brengt naar het oordeel van de Hoge Raad mee dat de inbreuk op de belangen van betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel, en dat dit doel in redelijkheid niet op een andere, voor de betrokkene minder nadelige, wijze kan worden verwezenlijkt.
4.6.
Volgens Vesting Finance is dit arrest in dit geval niet van toepassing, omdat in die zaak – anders dan in deze zaak – de initiële registratie onterecht werd bevonden. Dit betoog slaagt echter niet, omdat de in het Santander-arrest gehanteerde beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit ook van toepassing zijn op de situatie waarbij een in het verleden gedane registratie opnieuw wordt beoordeeld.
4.7.
Het doel van BKR is het bevorderen van een maatschappelijk verantwoorde financiële dienstverlening. BKR wil consumenten behoeden voor overkreditering en andere financiële problemen (problematische schuldsituaties). Daarnaast levert BKR voor haar zakelijke klanten een bijdrage aan het beperken van de financiële risico’s bij kredietverlening en aan het voorkomen en bestrijden van misbruik en fraude.
Verder heeft te gelden dat een A2 codering nog vijf jaar nadat bij BKR een herstelmelding of melding van de aflossing van de schuld is gedaan, zichtbaar is op door BKR verstrekte overzichten.
4.8.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.5 is overwogen, gaat het bij beantwoording van de vraag of Vesting Finance de A2 codering moet verwijderen niet zozeer om een afweging van de belangen tussen [eiseres] en Vesting Finance, maar om een toetsing van het doel van de registratie van de A2 codering aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Aldus wordt het belang van [eiseres] bij verwijdering van de A2 codering afgewogen tegen het achterliggende belang van (de handhaving van) registratie van A2 coderingen (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 28 juni 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6060).
4.9.
[eiseres] heeft aanvankelijk gesteld dat zij de vereiste vooraankondigingsbrief
– waarin een betrokkene moet worden gewaarschuwd voor een dreigende melding in het BKR vanwege een betalingsachterstand en waarin een betrokkene in de gelegenheid moet worden gesteld om de registratie te voorkomen door alsnog binnen een bepaalde termijn te betalen – niet heeft ontvangen, dat ook niet aannemelijk is dat deze brief is verstuurd en dat reeds gelet hierop de negatieve BKR-registratie moet worden verwijderd. Daarnaast heeft [eiseres] aanvankelijk gesteld dat zij een contractuele boete van € 21.250,00 verbeurt indien zij op 8 februari 2018 de financiering van de aangekochte woning niet rond heeft.
Ter zitting heeft [eiseres] deze stellingen niet gehandhaafd, zodat deze geen bespreking behoeven.
4.10.
[eiseres] heeft in het kader van de belangenafwezing het volgende gesteld. Zij is in 2014 toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit traject heeft zij succesvol doorlopen en op 21 augustus 2017 heeft de rechtbank haar een zogenoemde “schone lei” verleend. Zij heeft haar financiële zaken nu goed op orde. Zij was lange tijd niet op de hoogte van haar negatieve BKR-registratie. Zij is hier achter gekomen bij het aanvragen van de hypothecaire geldlening voor de woning die zij onlangs heeft gekocht. Op dat moment heeft zij direct contact opgenomen met Vesting Finance om zo haar schuld
– die overigens betrekkelijk laag was – alsnog te betalen. Dit werd bemoeilijkt door de houding van Vesting Finance, maar uiteindelijk is de betaling gelukt. [eiseres] heeft naar voren gebracht dat zij nu een baan heeft en dat zij graag samen met haar nieuwe partner, de heer [A] , een woning wil kopen. Zij wil met hem een nieuwe fase in haar leven beginnen in een nieuwe woning, zonder pijnlijke herinneringen uit het verleden. Daarnaast bouwen zij in dat geval vermogen op, wat zij met hun huidige huurwoning niet doen. Verder heeft [eiseres] gesteld dat de enige reden dat zij geen hypothecaire geldlening krijgt de negatieve BKR-registratie is. Dit blijkt volgens haar uit de e-mail van haar hypotheekadviseur van 20 december 2017 (productie 10 bij de dagvaarding). Hierin schrijft hij immers het volgende:
“Helaas heeft Rabobank vanwege de BKR codering alsnog afgewezen.”
4.11.
Vesting Finance heeft betoogd dat de belangenafweging in het nadeel van [eiseres] dient uit te vallen en hiertoe heeft zij het volgende aangevoerd. De einddatum van de kredietovereenkomst is 21 augustus 2017, het moment waarop aan [eiseres] een schone lei is verleend. Op grond van artikel 28 van het Algemeen Reglement CKI wordt de registratie tot vijf jaar na de einddatum gehandhaafd, dus tot 21 augustus 2022. In deze periode dient [eiseres] te laten zien dat zij financieel stabiel is geworden. Deze periode van vijf jaar is noodzakelijk, omdat [eiseres] in de WSNP heeft gezeten en er dus sprake was van een problematische schuldensituatie. In deze periode dienen aanbieders in het financieel systeem te worden gewaarschuwd voor de problemen die [eiseres] heeft gehad en [eiseres] moet in die periode beschermd worden tegen overkreditering. [eiseres] stelt de vordering tot verwijdering slechts heel kort na de einddatum in. Indien deze vordering zou worden toegewezen wordt aan voornoemd doel van de BKR-registratie voorbij gegaan. Daarnaast is de koop van een woning om vermogen op te bouwen geen belang dat moet wijken voor een terechte BKR-registratie. Het maatschappelijk belang van kredietregistratie weegt in dit verband zwaarder. De omstandigheid dat de partner van [eiseres] een goed inkomen heeft betekent ook niet dat de financiële situatie van [eiseres] stabiel is. Deze relatie kan immers voorbij gaan. Verder is er geen noodzaak voor [eiseres] en haar partner om een woning te kopen. [eiseres] heeft immers een huurwoning en haar partner heeft er zelf voor gekozen om zijn eigen woning te verkopen. De koop van een woning is geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan de BKR-registratie verwijderd zou moeten worden. Ook is niet gebleken van andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan het algemeen belang van handhaving van de BKR-registratie zou moeten wijken voor het belang van [eiseres] . [eiseres] heeft bovendien niet aangetoond dat zij wel een hypothecaire geldlening zou krijgen indien de BKR-registratie zou worden verwijderd. In de e-mail van 20 december 2017 (productie 2 bij de dagvaarding) deelt Rabobank immers het volgende mee:
“Op basis van het gehele dossier incl. de verklaringen zien wij geen mogelijkheid voor het verstrekken van een financiering, omdat het niet voldoet aan de norm- en regelgeving van de Rabobank.”Hieruit blijkt dat er ook andere oorzaken dan de BKR-registratie kunnen zijn voor het niet verlenen van de hypothecaire geldlening. Bovendien is het ook met een
BKR-registratie mogelijk om een hypothecaire geldlening te krijgen.
4.12.
De voorzieningenrechter zal de vordering tot verwijdering van de negatieve
BKR-registratie toewijzen en overweegt hiertoe als volgt. Vast staat dat [eiseres] in het verleden een problematische schuldensituatie had en dat de negatieve BKR-registratie destijds terecht is gedaan. Daar staat tegenover dat [eiseres] een succesvol WSNP-traject heeft doorlopen en dat aan haar een schone lei is verleend, hetgeen betekent dat [eiseres] aantoonbaar financieel haar verantwoordelijkheid kan nemen. Daar komt bij dat zij nu een baan heeft, net als haar partner. Verder heeft [eiseres] onweersproken gesteld dat zij op het moment dat zij op de hoogte raakte van de BKR-registratie direct contact heeft opgenomen met Vesting Finance en de schuld heeft betaald, ook al was zij hiertoe niet verplicht vanwege voornoemde schone lei. Uit het voorgaande blijkt voldoende dat sprake is van een stabiele financiële situatie aan de zijde van [eiseres] . Daarnaast weegt mee dat de schuld die aan de registratie ten grondslag ligt slechts een bedrag betreft van € 317,63. Gelet op de brief van de hypotheekadviseur van [eiseres] van 20 december 2017 is het voorshands aannemelijk dat [eiseres] en haar partner op basis van hun gezamenlijke inkomen de voor de aangekochte woning benodigde hypothecaire geldlening kunnen krijgen en dat alleen de negatieve BKR-registratie hieraan in de weg staat. Hierbij neemt de voorzieningenrechter tevens in aanmerking de onweersproken stelling van [eiseres] dat hun gezamenlijke inkomen € 66.000,00 bedraagt en dat dat ruime voldoende is voor een hypothecaire geldlening van € 212.500,00. Vesting Finance wordt niet gevolgd in haar stelling dat ook met een BKR-registratie een hypothecaire geldlening kan worden verkregen, omdat het algemeen bekend is dat een negatieve BKR-registratie meebrengt dat niet of slechts zeer moeilijk bij banken een hypothecaire geldlening kan worden verkregen, althans dat dit alleen kan tegen zeer ongunstige voorwaarden.
4.13.
Gelet op het vorenstaande schiet de onderhavige negatieve BKR-registratie het doel van kredietregistratie naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voorbij. In de omstandigheden van het geval kan niet met succes worden betoogd dat deze BKR-registratie nodig is ter beperking van financiële risico’s bij kredietverlening aan [eiseres] en evenmin dat dit nodig is om overkreditering en andere problematische schuldsituaties voor [eiseres] te voorkomen. Anders dan Vesting Finance heeft betoogd is het niet zo dat verwijdering van de negatieve BKR-registratie slechts mogelijk is indien sprake is van bijzondere omstandigheden of uitzonderlijke gevallen. De belangenafweging moet worden gemaakt aan de hand van alle omstandigheden van het concrete geval. Vast staat dat [eiseres] groot belang heeft bij verwijdering van de registratie, omdat het voldoende aannemelijk is dat het anders voor haar niet mogelijk is om een hypothecaire geldlening te krijgen voor de door haar gekochte woning. Gelet hierop zal de vordering van [eiseres] worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden beperkt.
4.14.
Vesting Finance zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding: € 103,81
  • griffierecht: € 895,00
  • salaris advocaat:

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt Vesting Finance om onverwijld (dit houdt in dat Vesting Finance vandaag of uiterlijk op 7 februari 2018 een daartoe strekkende opdracht aan het BKR geeft) de A2 codering bij de registratie van de kredietovereenkomst met contractnummer [nummer] in het CKI van het BKR te (doen) verwijderen;
5.2.
veroordeelt Vesting Finance om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;
5.3.
veroordeelt Vesting Finance in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.525,81, waaronder begrepen salaris advocaat € 527,00;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: GLK (4356)