ECLI:NL:RBMNE:2018:1018

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
C/16/452854 / HL ZA 18-4
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming parkeer- en botenopslagterrein van gemeente Almere door Haddock Watersport

Op 21 maart 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Haddock Watersport en de gemeente Almere. De rechtbank heeft beslist dat de gemeente het parkeer- en botenopslagterrein van Haddock niet mag ontruimen of daar werkzaamheden mag verrichten tijdens een lopende gerechtelijke procedure. Haddock Watersport, gevestigd aan het Weerwater te Almere, heeft de rechtbank gevraagd om deze voorlopige voorziening, omdat er een geschil bestaat over de huurovereenkomst van het terrein. De rechtbank oordeelde dat het nog niet vaststaat dat de huurovereenkomst tussen partijen is geëindigd, aangezien deze in het verleden stilzwijgend is verlengd. De gemeente had in 2017 een nieuwe huurovereenkomst aangeboden die enkel het perceel water betrof, maar niet het parkeer- en botenopslagterrein. Hierdoor is het onduidelijk of de huurovereenkomst voor het terrein daadwerkelijk is beëindigd.

Daarnaast is er een geschil over een perceel grond dat door Haddock als surfstrandje wordt gebruikt. De gemeente heeft recent werkzaamheden uitgevoerd waardoor dit strandje niet meer bruikbaar is. De rechtbank oordeelde dat de gemeente voorlopig geen werkzaamheden mag verrichten op het parkeer- en botenopslagterrein, maar wees de vordering van Haddock met betrekking tot het surfstrandje af, omdat dit strandje feitelijk al verwoest was en er geen voldoende belang was aangetoond voor de gevorderde voorlopige voorziening. De rechtbank heeft een comparitie bevolen om verdere inlichtingen te vragen en te onderzoeken of partijen tot een minnelijke regeling kunnen komen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/452854 / HL ZA 18-4
Vonnis van 21 maart 2018
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZEILSCHOOL HADDOCK B.V.,
gevestigd te Almere,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CASTAFIORE B.V.,
gevestigd te Almere,
eiseressen in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
hierna gezamenlijk Haddock Watersport en waar nodig afzonderlijk Zeilschool Haddock en Castafiore te noemen,
advocaat mr. E.P.W. Korevaar te Eindhoven,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ALMERE,
zetelende te Almere,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna de Gemeente te noemen,
advocaten mr. J.F. de Groot en mr. J.W.A. Meesters te Amsterdam.
1.
De procedure
1.1. Bij vonnis van 10 januari 2018 heeft de kantonrechter van deze rechtbank geoordeeld dat de hoofdzaak en het incident ongeschikt zijn voor behandeling en beoordeling door één rechter. De zaken (destijds geadministreerd onder de nummers 6499019 MC EXPL 17-11361 en 6504295 MC EXPL 17-11404) zijn om die reden verwezen naar de meervoudige handelskamer van de afdeling Civiel recht van deze rechtbank (waar de hoofdzaak en het incident onder één nummer zijn geadministreerd).
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in de hoofdzaak en in het incident.
2.
De vorderingen in de hoofdzaak
2.1. Castafiore heeft gevorderd dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I inzake de huurovereenkomst
voor recht wordt verklaard dat:
a. de huurovereenkomst, getekend op 29 en 30 september 2004, tussen Castafiore en de Gemeente nog steeds van kracht is;
b. de overlegperiode van vier maanden als genoemd in artikel 2.2 jo 2.3 van de huurovereenkomst pas aanvangt wanneer Haddock Watersport een concept van de herziene huurovereenkomst wordt aangeboden waarin de huur van een concreet perceel grond voor een parkeerterrein en botenstalling is opgenomen, als deugdelijke vervanging voor het perceel grond dat thans als parkeerterrein en botenopslag van de Gemeente wordt gehuurd;
II inzake de koopoptie
primair voor recht wordt verklaard dat:
a. Castafiore een geldig beroep op de koopoptie heeft gedaan; en
b. er een perfecte koopovereenkomst tot stand is gekomen, omdat de opschortende voorwaarde van artikel 8 lid 1 sub d van de huurovereenkomst, als op grond van artikel
6:83 lid 1 BW, als vervuld moet worden beschouwd;
c. de Gemeente aansprakelijk is voor de schade die Castafiore lijdt en zal lijden indien de gemeente de koopovereenkomst niet nakomt;
d. de Gemeente wordt veroordeeld tot vergoeding van alle schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, die Castafiore lijdt en/of zal lijden indien de Gemeente de verkoopovereenkomst niet nakomt;
subsidiair voor recht wordt verklaard dat:
a. Castafiore een geldig beroep op de koopoptie heeft gedaan; en
b. er op de Gemeente een inspanningsverplichting rust om de voorwaarden als gesteld in artikel 8 lid 1 sub a en sub d van de huurovereenkomst in vervulling te doen gaan;
III inzake het afbreken van de onderhandelingen
a. voor recht wordt verklaard dat het, gezien het gerechtvaardigd vertrouwen van Castafiore in het tot stand komen van de samenwerkingsovereenkomst inzake het ontwikkelplan van Haddock Watersport, alsmede de omstandigheden van het geval, onaanvaardbaar c.q. onrechtmatig is dat de Gemeente de onderhandelingen over de samenwerkingsovereenkomst inzake het ontwikkelplan van Haddock Watersport heeft afgebroken en dat de Gemeente daardoor aansprakelijk is geworden voor de schade die Castafiore daardoor heeft geleden en zal lijden en dat die schade bestaat uit de kosten die Castafiore heeft gemaakt voor het opstellen van het ontwikkelplan en de onderhandelingen over de samenwerkingsovereenkomst inzake het ontwikkelplan van Haddock Watersport;
b. de Gemeente, in verband met bovenstaande, wordt veroordeeld om aan Castafiore te betalen een bedrag van € 189.975,05 (als vergoeding van de schade geleden door de factuur van [ontwerpbureau] d.d. 25 oktober 2015 voor het opstellen van het ontwikkelplan van Haddock Watersport), althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 24 november 2017 tot de dag der algehele voldoening;
c. wordt bepaald dat de overige schade die Castafiore heeft geleden of zal lijden (in de vorm van kosten die zijn gemaakt voor het ontwikkelplan van Haddock Watersport en de onderhandelingen over de samenwerkingsovereenkomst inzake het ontwikkelplan van Haddock Watersport) wordt opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet;
IV inzake de eigendom van het surfstrandje
voor recht wordt verklaard dat Haddock Holding B.V. op grond van artikel 3:314 BW lid 2 eigenaar is geworden van het perceel kadastraal bekend Almere sectie 4K nummer 7275 (het surfstrandje);
V inzake de kosten
de Gemeente wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, alsmede de nakosten van € 131,00 (zonder betekening) althans € 199,00 (met betekening), één en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en - voor het geval voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.
De vordering in het incident tot verwijzing en voeging ex artikel 220 Rv en de beoordelingdaarvan
3.1. Castafiore heeft in de dagvaarding uiteengezet dat de vorderingen genoemd onder
I en II tot de competentie van de kantonrechter behoren. Op grond van artikel
94 lid 2 Rv heeft Castafiore haar vordering genoemd onder III ook aan de kantonrechter voorgelegd. De vorderingen hebben betrekking op één en hetzelfde feitencomplex en zijn alle zodanig met elkaar vervlochten dat een afzonderlijke behandeling niet gewenst is, aldus Castafiore. Voorts is gesteld dat hetzelfde geldt voor de vordering van Haddock Holding B.V. inzake de eigendom van het surfstrandje, genoemd onder IV. Castafiore en Haddock Holding B.V. zijn bovendien nauw met elkaar verbonden en kunnen in feite worden beschouwd als een en dezelfde partij. Om voormelde redenen vordert Haddock Holding B.V. dat haar vordering inzake de eigendom van het surfstrandje wordt verwezen naar de kantonrechter die kennisneemt van de vorderingen van Castafiore en deze samen te voegen met de zaak van Castafiore. Volgens Haddock Holding B.V. vraagt een goede rechtsbedeling om gelijktijdige behandeling en berechting.
3.2. De Gemeente heeft zich verzet tegen verwijzing. Zij heeft geconcludeerd tot onbevoegdheid van de kantonrechter ten aanzien van de onder III en IV genoemde vorderingen. Volgens de Gemeente berust de vordering onder III niet op hetzelfde feitencomplex als de vorderingen onder I en II. De Gemeente voert aan dat het gaat om op zichzelf staande juridische kwesties die zien op feiten die zich op verschillende momenten in de tijd hebben afgespeeld ten aanzien van verschillende objecten. De Gemeente betwist voorts dat de vordering onder IV verknocht is aan de andere vorderingen. Volgens de Gemeente houden de vorderingen geen verband met elkaar.
3.3. De rechtbank oordeelt als volgt.
3.4. Vooropgesteld wordt dat de dagvaarding door Haddock Watersport is uitgebracht en niet (mede) door Haddock Holding B.V. - de vennootschap die alle aandelen houdt in Castafiore en Zeilschool Haddock - en dat Haddock Holding B.V. derhalve geen partij is in deze procedure. Niet gebleken is van een eventuele andere procedure bij de rechtbank Midden-Nederland tussen Haddock Holding B.V. en de Gemeente. De incidentele vordering tot voeging en verwijzing is om die reden niet goed te begrijpen en daar komt nog het volgende bij.
3.5. Op grond van het bepaalde in artikel 220 Rv kan in zaken die reeds eerder bij een andere rechter van gelijke rang aanhangig zijn gemaakt tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp, of in geval de zaak verknocht is aan een zaak die reeds bij een andere gewone rechter van gelijke rang aanhangig is, de verwijzing naar die andere rechter worden gevorderd.
3.6. De vorderingen genoemd onder 2.1. zijn via één dagvaarding (bij de kantonrechter) aanhangig gemaakt waardoor deze vorderingen reeds vanaf het moment dat de procedure is aangevangen in één zaak zijn begrepen. Van afzonderlijke zaken is nimmer sprake geweest. Het ontgaat de rechtbank dan ook waarom een incidentele vordering tot voeging en verwijzing is ingesteld. De vordering zal derhalve worden afgewezen.
3.7. Hetgeen de Gemeente heeft gesteld omtrent de onbevoegdheid van de door Castafiore aangezochte (kanton)rechter ten aanzien van de vorderingen III en IV kan naar het oordeel van de rechtbank buiten beschouwing worden gelaten nu de zaak reeds is verwezen naar de meervoudige handelskamer van de rechtbank.
3.8. Opgemerkt wordt dat de Gemeente op 22 november 2017 (twee dagen voordat Haddock Watersport de dagvaarding uitbracht) Castafiore heeft gedagvaard en (bij de kantonrechter van deze rechtbank) een verklaring voor recht heeft gevorderd dat de huurovereenkomst tussen de Gemeente en Castafiore is geëindigd en dat Castafiore evenmin enig recht op het voormalig gehuurde kan doen gelden uit hoofde van de koopoptie, zodat zij thans zonder recht of titel gebruik maakt van het gehuurde. Die zaak is eveneens verwezen naar de meervoudige handelskamer van de afdeling Civiel recht van deze rechtbank (en is thans geadministreerd onder nummer C/16/452853 / HL ZA 18-3). Vastgesteld wordt dat door Haddock Watersport niet is gevorderd dat die zaak wordt gevoegd met de onderhavige zaak. Haddock Holding B.V. is overigens ook geen partij bij die zaak.
3.9. Haddock Watersport zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident aan de zijde van de Gemeente worden veroordeeld.
4.
De vordering in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv en de beoordelingdaarvan
4.1. Castafiore heeft, bij wijze van voorlopige voorziening, gevorderd dat de Gemeente bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld:
I inzake het parkeerterrein en de botenopslag
om voor de duur van de onderhavige procedure niet tot ontruiming over te gaan van en geen werkzaamheden te verrichten op het perceel grond dat door Castafiore van de Gemeente wordt gehuurd op basis van de huurovereenkomst van 30 september 2004, welk perceel in artikel 1 sub b van deze huurovereenkomst is omschreven als “een perceel grond ter grootte van ± 0.54.56 ha, bestemd als parkeerterrein voor auto’s ten behoeve van bezoekers van de jachthaven en (winter)stalling voor boten, gelegen in gebied 2.N.2 (Zuidoever Weerwater) te Almere, sectie K, nummer 4385 (gedeeltelijk), plaatselijk bekend “Archerplaats”, zoals met een kruisarcering staat aangegeven op bijlage 1.”, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
II inzake het strandje
om de werkzaamheden op het perceel grond, in het lichaam van de dagvaarding aangeduid als het “surfstrandje” kadastraal bekend Almere sectie 4K nummer 7275 direct te staken en voor de duur van de onderhavige procedure gestaakt te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
III inzake de kosten
de Gemeente wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.
4.2. Aan voormelde vorderingen is het navolgende ten grondslag gelegd. Vanaf 1994
heeft Haddock Watersport B.V. een perceel water en een perceel grond gehuurd van de Gemeente. De huurovereenkomst is in 2004 verlengd via een overeenkomst tussen Castafiore en de Gemeente. Die overeenkomst had een looptijd tot 2009 en is nadien stilzwijgend verlengd. Het perceel grond is bestemd als parkeerterrein voor auto's ten behoeve van bezoekers van de jachthaven en als (winter)stalling voor boten, welke beide worden geëxploiteerd door Haddock Watersport. Volgens Castafiore is de huurovereenkomst nimmer beëindigd. Voorts stelt Castafiore zich op het standpunt dat zij de in de huurovereenkomst neergelegde koopoptie heeft ingeroepen en dat er (uiterlijk) op 15 maart 2017 een koopovereenkomst tot stand is gekomen. De gemeente stelt echter dat Castafiore het perceel sinds 21 augustus 2017 zonder recht of titel gebruikt en dat zij het perceel nodig heeft voor de wereldtuinbouwtentoonstelling Floriade. Indien de Gemeente overgaat tot ontruiming van het perceel verliest de jachthaven van Haddock Watersport haar parkeerterrein en de botenstalling, waarvan het voorbestaan van de jachthaven afhankelijk is. Haddock Watersport kan op haar beurt niet voortbestaan zonder jachthaven.
Ten aanzien van het surfstrandje wordt betoogd dat Haddock Holding B.V. hiervan eigenaar is geworden door extinctieve verjaring. Vanaf 1987 worden er vanaf dit strandje surf- en zeillessen gegeven onder de naam Haddock Watersport en is er een zeecontainer geplaatst die als opslagruimte, kleedkamer en bar wordt gebruikt. In 1990 zijn er nog 3 containers bijgeplaatst. De surf- en zeillessen werden aanvankelijk gegeven door een (via een eenmanszaak gedreven) onderneming, welke bij de oprichting van Haddock Holding B.V. is ingebracht in Haddock Holding B.V. Zij heeft de activiteiten van de onderneming voortgezet en derhalve ook het gebruik van het surfstrandje. Tevens wordt het surfstrandje gebruikt voor de door Haddock Watersport georganiseerde sportevenementen voor scholen en bedrijven. Haddock Watersport betoogt dat het surfstrandje essentieel is voor de zeilschool omdat cursisten alleen op die plaats kunnen opstappen en het de enige plek is in de omgeving die deze mogelijkheid biedt. Door de voorbereidende bouwwerkzaamheden waarmee de Gemeente ten behoeve van de Floriade is gestart, is het surfstrandje verwoest en nog amper bruikbaar voor de surf- en zeillessen voor het seizoen 2018. Haddock Watersport heeft de gemeente verzocht om geen onomkeerbare werkzaamheden op het surfstrandje uit te voeren. Desondanks heeft de Gemeente zodanige werkzaamheden uitgevoerd dat het surfstrandje nu feitelijk is verdwenen, aldus Haddock Watersport.
4.3. De Gemeente heeft verweer gevoerd. Volgens de Gemeente liggen de vorderingen in de hoofdzaak in verband waarmee Castafiore de voorlopige maatregel genoemd onder I vraagt voor afwijzing gereed. De Gemeente stelt zich op het standpunt dat de huurovereenkomst met Castafiore per 21 augustus 2017 is geëindigd. De Gemeente heeft op 21 april 2017 een concept voor een herziene huurovereenkomst aan Castafiore doen toekomen waarna een termijn van vier maanden is gaan lopen waarbinnen partijen overeenstemming konden bereiken over de nieuw te sluiten huurovereenkomst. Dat er geen overeenstemming is bereikt, is te wijten aan Castafiore, die geen enkele bereidheid heeft getoond, laat staan zich heeft ingespannen, om overeenstemming te bereiken over een nieuw te sluiten huurovereenkomst. Vervolgens is de huurovereenkomst na ommekomst van de vier maanden termijn per 21 augustus 2017 van rechtswege geëindigd, zonder dat een nadere opzegging nodig was. Als al wordt geconcludeerd dat Castafiore de koopoptie vóór 2017 heeft ingeroepen, hetgeen de Gemeente betwist, was dat volgens de Gemeente niet rechtsgeldig. Voorts geldt volgens de Gemeente dat de voorwaarden die aan de koop waren verbonden (te weten: voorafgaande verwerving in eigendom door de Gemeente van de Staat en de voorwaarde dat het beoogde gebruik van de gronden mogelijk zou zijn op basis van een onherroepelijk vastgesteld bestemmingsplan) nooit vervuld zijn geraakt. Door de vaststelling van het bestemmingsplan is bovendien de grondslag voor de koopoptie - de aanname dat Castafiore de te verwerven percelen zou aanwenden voor activiteiten die verband houden met de exploitatie van haar jachthaven en zeilschool - vervallen. Tot slot concludeert de Gemeente dat de huurovereenkomst inmiddels is geëindigd, zodat de koopoptie, die bij het eindigen van de huurovereenkomst niet was geëffectueerd, definitief is vervallen.
De Gemeente ziet voorts niet in dat er een spoedeisend belang bestaat bij de gevorderde maatregel ter zake van het perceel grond, omdat de Gemeente er al blijk van heeft gegeven dat zij niet op korte termijn tot ontruiming zal overgaan en in beginsel de uitkomst van de bodemprocedure zal afwachten. Vanaf 1 november 2018 moet de Gemeente over het perceel kunnen beschikken. Het belang om er tijdig de noodzakelijke werkzaamheden uit te kunnen voeren dient te prevaleren boven het belang van Haddock Watersport bij behoud van het perceel. Dit geldt temeer nu Haddock Watersport de botenopslag en het parkeren op andere wijze kan organiseren, aldus de Gemeente.
Volgens de Gemeente ligt ook de vordering in de hoofdzaak in verband waarmee de voorlopige maatregel genoemd onder II wordt gevorderd, voor afwijzing gereed. Het surfstrandje is eigendom van de Gemeente en publiek toegankelijk. Haddock Watersport heeft het niet in bezit genomen en zich nimmer zodanig gedragen dat de Gemeente daaruit enige eigendomspretentie kon afleiden, zodat van verkrijging van het eigendom door extinctieve verjaring geen sprake kan zijn. De Gemeente heeft enige tijd gedoogd dat het werd gebruikt voor surflessen. Ook ontbreekt volgens de Gemeente ieder belang van Haddock Watersport bij toewijzing van de vordering inzake het surfstrandje. De werkzaamheden ter voorbereiding op de Floriade en de aanleg van de brugverbinding op en bij het surfstrandje zijn nagenoeg volledig uitgevoerd. Ook als de incidentele vordering wordt toegewezen, zal Haddock Watersport voor haar activiteiten een alternatieve locatie moeten aanwenden. Volgens de Gemeente zijn er in de nabijheid van het surfstrandje diverse alternatieve locaties die geschikt zijn als strand c.q. opstapplek voor surflessen. De Gemeente heeft een groot belang bij de afronding van de werkzaamheden en het opstarten van vervolgwerkzaamheden met het oog op de aanleg van het Rondje Weerwater waar het surfstrandje deel van zal uitmaken.
Subsidiair verzoekt de Gemeente de gevorderde dwangsommen af te wijzen, dan wel te matigen.
4.4. De rechtbank oordeelt als volgt.
4.5. Ingevolge artikel 223 Rv kan de rechter bij wie de hoofdzaak aanhangig is een maatregel van voorlopige aard treffen voor de duur van het geding. De beslissing op een provisionele vordering is niet bindend voor de rechter in de hoofdzaak.
4.6. Voor een provisionele maatregel als bedoeld in artikel 223 Rv is - naast samenhang met de vordering in de hoofdzaak - vereist dat de eisende partij voldoende belang bij de vordering heeft, hetgeen het geval is indien niet van haar kan worden gevergd dat zij de afloop van de bodemprocedure afwacht. Daarnaast dient de rechter de wederzijdse belangen af te wegen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de hoofdprocedure en van de proceskansen van partijen daarin.
4.7. Overwogen wordt dat aan de processuele vereisten wordt voldaan. De gevraagde voorlopige voorzieningen hangen samen met de hoofdvorderingen en zijn gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Beoordeeld dient te worden of een afweging van de materiële belangen van partijen, tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de hoofdprocedure en van de proceskansen van partijen daarin, de gevorderde ordemaatregelen rechtvaardigt.
4.8. Gelet op hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, is het naar het oordeel van de rechtbank vooralsnog niet evident dat aan het gebruiksrecht van Castafiore ten aanzien van het perceel grond dat is bestemd als parkeerterrein voor auto's ten behoeve van bezoekers van de jachthaven en (winter)stalling voor boten, dat zij (althans haar rechtsvoorgangster) vanaf 1994 is gaan huren, een einde is gekomen. Tussen Castafiore en de Gemeente staat vast dat de met betrekking tot dit perceel laatstelijk gesloten huurovereenkomst van 30 september 2004 na afloop van de overeengekomen looptijd (van vijf jaar) stilzwijgend is verlengd. Gebleken is dat er in de loop der jaren, met het oog op de Floriade, contact is geweest over de ontwikkeling van het gebied waarin het perceel is gelegen en de rol van Haddock Watersport daarin. Pas in 2017 heeft de Gemeente het gebruik van het perceel grond door Castafiore ter discussie gesteld. Zij heeft vervolgens een herziene huurovereenkomst aan Castafiore doen toekomen, maar deze zag slechts op het perceel water bestemd voor de steigers en ligplaatsen en niet op het perceel grond dat wordt gebruikt als parkeerterrein en botenstalling. Gelet op hetgeen Castafiore en de Gemeente omtrent dit alles naar voren hebben gebracht valt binnen de beperkte reikwijdte van dit incident niet zonder meer vast te stellen dat Castafiore geen titel meer heeft voor het gebruik van het perceel grond.
4.9. Haddock Watersport heeft een aanzienlijk belang naar voren gebracht bij handhaving van de huidige situatie in afwachting van de in de hoofzaak te beantwoorden vragen. Zij heeft onbetwist gesteld dat de jachthaven alleen met behulp van het perceel grond kan worden geëxploiteerd. De Gemeente heeft naar voren heeft gebracht dat het bestemmingsplan ervan uitgaat dat de jachthaven volledig gehandhaafd blijft en zowel tijdens en na de Floriade een rol vervult in het plangebied. Op welke andere wijze de botenopslag en het parkeren bij die stand van zaken kan worden georganiseerd, heeft de Gemeente niet toegelicht. De Gemeente heeft enkel aangevoerd dat zij het perceel vanaf eind 2018 nodig heeft voor voorbereidingen ten behoeve van de Floriade. Zij heeft geen bijzondere belangen aangevoerd die maken dat zij op korte termijn over het perceel dient te beschikken. Sterker nog: zij geeft aan in beginsel de uitkomst van de bodemprocedure te zullen afwachten en in de andere procedure die tussen de Gemeente en Castafiore aanhangig is (zie rechtsoverweging 3.8.) heeft zij ook geen ontruiming gevorderd.
4.10. Die belangenafweging, bezien tegen de achtergrond van hetgeen in rechtsoverweging 4.8. is overwogen, brengt de rechtbank tot het oordeel dat van de Gemeente gevergd kan worden dat zij zich voor de duur van de procedure van ontruiming onthoudt en ter plaatse geen werkzaamheden verricht. Indien de Gemeente zou overgaan tot ontruiming van het perceel grond, zijn de gevolgen daarvan onomkeerbaar. De incidentele vordering tot het treffen van voorlopige voorziening voor de duur van het geding met betrekking tot het perceel grond zal daarom worden toegewezen. Nu de Gemeente zelf aangeeft dat zij (in ieder geval tot eind 2018) niet van zins is om zulke activiteiten te ontplooien ziet de rechtbank vooralsnog geen aanleiding voor het opleggen van een dwangsom.
4.11. De door Castafiore gevorderde voorlopige voorziening ter zake van het surfstrandje zal worden afgewezen. Het gestelde belang bij toewijzing van de voorlopige voorziening is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Daargelaten de omstandigheid dat de dagvaarding niet eenduidig is over wie gebruik zou maken van het surfstrandje - Haddock Watersport of Haddock Holding B.V. - overweegt de rechtbank dat in de dagvaarding is gesteld dat het surfstrandje ‘volledig op de schop is gegaan’, ‘is veranderd in een bouwplaats’ en ‘feitelijk is verdwenen’. Dit is ook met foto’s bevestigd. Uit die foto’s komt inderdaad naar voren dat het surfstrandje reeds teloor is gegaan, althans als opstaplaats voor watersporters of locatie voor sportevenementen onbruikbaar is geworden. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat bij toewijzing van de onderhavige voorlopige voorziening de surf- en zeillessen alsnog kunnen worden voortgezet. Het provisioneel gevorderde stuit reeds daarop af.
4.12. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten te compenseren op de wijze als in het dictum vermeld.
5.
In de hoofdzaak
5.1. De rechtbank zal in de hoofdzaak een comparitie bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
5.2. De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
5.3. De behandeling van de zaak ter comparitie zal in beginsel de volgende onderwerpen bevatten. De rechter zal beginnen met een aantal formaliteiten. Vervolgens zal de rechter zo nodig vragen stellen over de feiten en over de standpunten van partijen waarin inzicht moet bestaan om tot een oordeel te kunnen komen.
5.4. In beginsel wordt ter comparitie aan de raadslieden van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Daarbij mag gebruik worden gemaakt van beknopte spreekaantekeningen. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zullen echter niet worden toegestaan.
5.5. Op de comparitie zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook de mogelijkheid van een schikking of inschakeling van een mediator aan de orde komen. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.
5.6. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
6.
De beslissing
De rechtbank
in het incident tot verwijzing en voeging
6.1. wijst het gevorderde af,
6.2. veroordeelt Haddock Watersport in de kosten van het incident, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 452,00,
in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening
6.3. veroordeelt de Gemeente voor de duur van het geding niet tot ontruiming over te gaan van en geen werkzaamheden te verrichten op het perceel dat in artikel 1 sub b van de tussen Castafiore en de Gemeente gesloten huurovereenkomst d.d. 30 september 2004 is omschreven als “een perceel grond ter grootte van ± 0.54.56 ha, bestemd als parkeerterrein voor auto’s ten behoeve van bezoekers van de jachthaven en (winter)stalling voor boten, gelegen in gebied 2.N.2 (Zuidoever Weerwater) te Almere, sectie K, nummer 4385 (gedeeltelijk), plaatselijk bekend “Archerplaats”, zoals met een kruisarcering staat aangegeven op bijlage 1.”,
6.4. compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.5. verklaart de veroordeling onder 6.3. uitvoerbaar bij voorraad,
6.6. wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak
6.7. beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van nog aan te wijzen rechters van deze rechtbank in het gerechtsgebouw te Lelystad aan het Stationsplein 15 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
6.8. bepaalt dat partijen dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens, hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is hen te vertegenwoordigen,
6.9. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 4 april 2018 voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei tot en met december 2018, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
6.10. bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van comparitie zelfstandig zal bepalen,
6.11. bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
6.12. wijst partijen er op, dat voor de zitting drie uur zal worden uitgetrokken.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C. van Haren, mr. M.J.C.M. Manders en mr. A.M. Koene
en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2018.