In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 februari 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord, ingediend door verzoeker, die een schuldregeling had aangeboden aan zijn schuldeisers, waaronder F. van Lanschot Bankiers N.V. Het verzoeker heeft een totale schuldenlast van € 1.159.964,13, verdeeld over meerdere schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat het aanbod van verzoeker niet het uiterste is waartoe hij financieel in staat moet worden geacht, en dat het schikkingsvoorstel niet goed en betrouwbaar gedocumenteerd is. De rechtbank oordeelt dat Van Lanschot in redelijkheid heeft kunnen weigeren in te stemmen met de aangeboden regeling, omdat het voorstel niet door een onafhankelijke en deskundige partij is getoetst en er onvoldoende duidelijkheid is over de financiële situatie van verzoeker. De rechtbank wijst het verzoek tot vaststelling van het dwangakkoord af en geeft aan dat verzoeker het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling kan handhaven, waarover bij afzonderlijk vonnis zal worden beslist.