ECLI:NL:RBMNE:2017:936

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2017
Publicatiedatum
27 februari 2017
Zaaknummer
5639589
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om billijke vergoeding na ontslag op staande voet met bewijsopdracht aan werkgever

In deze zaak verzoekt [verzoeker] de kantonrechter om te verklaren dat het ontslag op staande voet door IB-Trade onregelmatig is gegeven. [verzoeker] was sinds oktober 2012 in dienst bij IB-Trade als office/sales manager en werd op 15 november 2016 op staande voet ontslagen. De werkgever, IB-Trade, stelde dat [verzoeker] tijdens zijn dienstverband een concurrerende onderneming had opgezet en bedrijfsgegevens had verzonden naar zijn privé-account. De kantonrechter heeft de procedure in gang gezet na ontvangst van het verzoekschrift van [verzoeker] op 10 januari 2017, waarin hij onder andere verzoekt om betaling van achterstallig salaris, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De mondelinge behandeling vond plaats op 13 februari 2017, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat IB-Trade de dringende reden voor het ontslag op staande voet moet bewijzen. De zaak is aangehouden voor bewijslevering door IB-Trade, waarbij de werkgever moet aantonen dat [verzoeker] de opdracht had gekregen om een Grader aan te kopen en dat hij deze op eigen titel heeft aangekocht en geprobeerd heeft te verkopen. De beslissing over het tegenverzoek van IB-Trade is eveneens aangehouden, in afwachting van de bewijslevering.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Zaak- en rekestnummer: 5639589 / LE VERZ 17-4
Datum beslissing: 24 februari 2017
Beschikking in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
verweerder in het tegenverzoek,
gemachtigde mr. J.G. Wiebes,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IB-TRADE B.V.,gevestigd te Lelystad,
verweerster,
verzoekster in het tegenverzoek,
gemachtigde mr. J.M.P. Blom.
Partijen worden hierna [verzoeker] en IB-Trade genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met negentien producties, ingekomen op 10 januari 2017;
- het verweerschrift met zelfstandig tegenverzoek van 13 januari 2017 en het gewijzigd
verweerschrift met zelfstandig tegenverzoek van 7 februari 2017 met 28 producties;
- een faxbericht van de zijde van [verzoeker] van 7 februari 2017;
- een faxbericht van de zijde van IB-Trade van 8 februari 2017.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 13 februari 2017. Verschenen zijn namens [verzoeker] : [verzoeker] met mr. Wiebes alsmede twee belangstellenden (de heer [belangstellende 1] en de heer [belangstellende 2] ). Namens IB-Trade zijn verschenen: de heer [A] (middellijk bestuurder), de heer [B] (extern adviseur) en mr. Blom. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Tevens hebben beide partijen een pleitnota overgelegd.
2. De feiten
2.1.
IB-Trade is een groothandel in de (vlees- en visverwerkings)machines- en genotsmiddelenindustrie. De heer [A] is middellijk bestuurder van IB-Trade.
2.2.
[verzoeker] , geboren op [1988] , is medio oktober 2012 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) IB-Trade, in de functie van office/sales manager. Laatstelijk bedroeg zijn bruto maandsalaris € 3.816,00 exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten, op basis van een fulltime dienstverband.
2.3.
Bij indiensttreding was [verzoeker] de enige werknemer van (de rechtsvoorganger van) IB-Trade. Hij werkte nauw samen met de heer [A] .
2.4.
Op 29 september 2016 heeft [verzoeker] zijn eenmanszaak [bedrijfsnaam 1] in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven als groothandel in voedings- en genotmiddelen algemeen assortiment.
2.5.
Op 7 oktober 2016 heeft [verzoeker] de domeinnaam [domeinnaam 4] geregistreerd en is hij gaan bouwen aan een website.
2.6.
Op 31 oktober 2016 vond een gesprek plaats tussen [verzoeker] en [A] over de toekomst van [verzoeker] bij IB-Trade. Op 1 november 2016 heeft [A] aan [verzoeker] een voorstel gedaan voor een andere functie binnen IB-Trade. Dit voorstel heeft [verzoeker] op
2 november 2016 van de hand gewezen, waarna partijen overeenkwamen dat [verzoeker] per
1 januari 2017 uit dienst zou treden bij IB-Trade.
2.7.
Op 2 november 2016 heeft [verzoeker] de handelsnaam van [bedrijfsnaam 1] gewijzigd in [bedrijfsnaam 2] . De activiteitomschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel luidt: groothandel in machines voor de voedings- en genotmiddelenindustrie.
2.8.
Tijdens een gesprek op 9 november 2016 heeft IB-Trade [verzoeker] geschorst voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden. De mobiele telefoon met simkaart en laptop die [verzoeker] bij zich had heeft IB-Trade daarbij ingenomen. Per brief van 10 november 2016 heeft IB-Trade de schorsing bevestigd, waarin zij [verzoeker] onder meer te kennen geeft:
(…)
“Bij ons is woensdag het vermoeden gerezen dat je tijdens je dienstverband met IB-Trade, al dan niet tezamen met een voormalig medewerknemer, concurrerende werkzaamheden hebt verricht, waarmee je ons schade hebt berokkend en een dringende reden hebt gegeven voor ontslag op staande voet.
Wij zijn thans doende om de feiten nader te onderzoeken en zullen ons er vervolgens juridisch over laten adviseren of er sprake is van overtreding van het verbod tot het verrichten van nevenwerkzaamheden, het geheimhoudingsgebod, goed werknemerschap en of er sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet.
(…)
Hangende het onderzoek ben je woensdag met directe ingang geschorst, vooralsnog voor de duur van een week.
Voorts hebben wij afgesproken om op dinsdag 15 november 2016 om 9:00 uur met elkaar in gesprek te gaan. Je kunt dan je visie geven op onze bevindingen en een eventueel voornemen tot het treffen van arbeidsrechtelijke maatregelen, waaronder mogelijk een ontslag op staande voet.
(…)”.
2.9.
In de periode van 9 tot en met 15 november 2016 heeft IB-Trade de laptop inclusief privé e-mails alsmede het WhatsApp verkeer op de mobiele telefoon van [verzoeker] doorzocht.
2.10.
Op de WhatsApp van [verzoeker] is met [bedrijfsnaam 3] . (hierna: [bedrijfsnaam 3] ) op 28 oktober 2016 de volgende correspondentie gewisseld:
[bedrijfsnaam 3] : “Goedemorgen [verzoeker] , is er al iets bekend mbt de Grader…??? En eventueel de schredder…??? De Grader zou aanstaande dinsdag daar waar hij nu staat weg moeten… Graag verneem ik van je.. [naam] ”
[verzoeker] : “Ik bel je vanmiddag.”
[bedrijfsnaam 3] : “Graag…”
[verzoeker] : “Ik moet even wat prijzen hebben ter indicatie, dan kan ik die schredden misschien kwijt”
[bedrijfsnaam 3] : “geef maar aan wat voor hun aantrekkelijk is…”
[verzoeker] : “Nouja die grader is lastig [naam] , ik weet er zo 5 te staan in alle maten, Ik denk niet dat een goede klant ben voor die grader. Ik kan hem voor € 5.000 daar wel demonteren en weghalen voor dinsdag”
[bedrijfsnaam 3] : “Hey [verzoeker] … heb het zonet hier intern doorgenomen.. komt hem maar halen voor die prijs… Laat effe aub wel weten wanneer je komt zodat wij de ruimte erom heen vrij kunnen houden.”
2.11.
Op 11 november 2016 heeft IB-Trade van [bedrijfsnaam 3] een e-mail ontvangen waarin, onder meer, het volgende is bericht:
“(..) [naam] had contact met [verzoeker] van IB Trade over de verkoop van de grader. Na wat heen en weer gesms en gebel kwamen [naam] en [verzoeker] tot de overeenkomst om de machine te verkopen aan IB Trade voor € 5.000 ex. btw. Kort voordat jullie de machine bij ons kwamen ophalen belde [C] naar [naam] dat hij de machine op kwam halen en dat hij alles zou afhandelen in overeenstemming met IB Trade. Hij drong erop aan dat hij de grader contact zonder factuur wilde betalen. Wij ( [bedrijfsnaam 3] ) hebben dat niet geaccepteerd en hebben dit met een factuur afgehandeld. [C] heeft contant afgerekent. € 5.000 met de bijkomende 21% heeft hij € 6.050 contant betaald aan ons.(…)”
2.12.
Op een factuur van 31 oktober 2016 van [bedrijfsnaam 3] gericht aan [C] (hierna: [C] ) staat dat aan hem verkocht is een gebruikte tongsorteermachine voor € 5.000,00 exclusief 21% btw.
2.13.
Op 15 november 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen IB-Trade en [verzoeker] . Daarbij waren namens IB-Trade mevrouw [D] (General manager), de heer [E] en de heer [B] aanwezig. [verzoeker] liet zich vergezellen door zijn vader (de heer [belangstellende 1] ).
2.14.
Op 16 november 2016 heeft [verzoeker] de brief van 15 november 2016 ontvangen, waarin IB-Trade aan [verzoeker] mededeelt dat hij op staande voet is ontslagen. In deze brief heeft IB-Trade onder meer het volgende uiteengezet:
“(…)Aan het begin van het gesprek van 15 november 2016 hebben wij u geconfronteerd met onze bevindingen tot nog toe. In de eerste plaats hebben wij vastgesteld dat u op 29 september 2016 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel een eenmanszaak met de naam [bedrijfsnaam 2] heeft geregistreerd. Deze onderneming heeft als bedrijfsomschrijving: groothandel in machines voor de voedings- en genotsmiddelenindustrie. Daarmee is dit een concurrerende onderneming. Uit onderzoek is verder gebleken dat u deze onderneming tijdens dienstverband heeft opgezet en dat u tijdens dienstverband voorbereidende activiteiten heeft verricht. Tevens heeft u een website ( [website] ) opgezet en online geplaatst en een e-mailadres ( [e-mailadres] ) aangemaakt. Wij beschikken over bewijs dat u onder deze handelsnaam tijdens uw dienstverband concurrerende activiteiten (het kopen en/of verkopen van- kort gezegd- machines waar vis mee kan worden be- en verwerkt) heeft verricht. Het meest in het oog springend is de koop, al dan niet tezamen met uw toenmalige collega [C] , op 31 oktober 2016 voor een bedrag van € 5.000 van een zgn. Grader van [bedrijfsnaam 3] te [vestigingsplaats] en de poging om deze later te verkopen voor een bedrag van € 15.000 aan [bedrijfsnaam 4] . Dit is des te ernstiger daar u van ons de opdracht had gekregen deze machine voor een bedrag van € 5.000 voor ons te kopen (zodat wij deze met winst zouden kunnen verkopen).
Wij hebben verder moeten constateren dat u tijdens dienstverband zonder deugdelijke reden bedrijfsgegevens van ons naar uw privéaccount, althans naar het hierboven genoemde e-mailadres heeft verzonden.
Ten slotte heeft u uw contractuele geheimhoudingsbeding geschonden door (bijvoorbeeld in het kader van de aan- en verkoop van de evenbedoelde Grader)bedrijfsgeheimen te delen met de heer [C] .
U heeft voor al deze handelingen, die ons schade kunnen berokkenen, geen toestemming aan ons gevraagd, laat staan verkregen.
Wij hebben u tijdens het gesprek verzocht uw visie op de bovenstaande bevindingen te geven. U koos er echter voor om geen commentaar te geven. U heeft ook geen persoonlijke, verzachtende omstandigheden aangevoerd.
Op grond van artikel 13 van de arbeidsovereenkomst met u is het u verboden om nevenwerkzaamheden te verrichten. Uit WhatsAppverkeer tussen u en de heer [C] blijkt dat u zich bewust bent van dit verbod. Op grond van goed werknemerschap is het u niet toegestaan om ons tijdens dienstverband te beconcurreren. U realiseert zich dat kennelijk want tijdens de bespreking van 9 november 2016 heeft u aangegeven niet goed te kunnen slapen van de transactie met [bedrijfsnaam 3]
Naar onze mening heeft u met bovenstaande handelingen grovelijk de verplichtingen veronachtzaamt, welke de arbeidsovereenkomst en goed werknemerschap u opleggen.De hierboven beschreven feiten en omstandigheden vormen naar ons oordeel, zowel op zichzelf als in samenhang beschouwd, een dringende reden voor ontslag op staande voet.
Na advies te hebben ingewonnen bij onze advocaat en na intern beraad, hebben wij tenslotte, al de wederzijdse feiten en belangen afwegend, besloten u om de bovenstaande redenen op staande voet te ontslaan, welk besluit langs deze weg aan u kenbaar wordt gemaakt.
Bij het nemen van het besluit u op staande voet te ontslaan zijn niet alleen in de beoordeling betrokken de aard en de ernst van hetgeen door ons als dringende reden wordt aangemerkt, maar verder onder meer ook de aard van de dienstbetrekking (u bent de rechterhand van ondergetekende met kennis van bedrijfsgeheimen), de duur daarvan (6 jaar) en de wijze waarop u uw dienstbetrekking hebt vervuld, alsmede uw persoonlijke omstandigheden, zoals uw leeftijd (27 jaar) en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor u zou hebben. (…)”
2.15.
Over de periode van 1 tot 15 november 2016 heeft IB-Trade geen loon aan [verzoeker] betaald. Evenmin is IB-Trade overgegaan tot het doen van een eindafrekening.

3.Het verzoek van [verzoeker]

3.1.
verzoekt de kantonrechter om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat het op 15 november 2016 gegeven ontslag op staande voet onregelmatig is gegeven;
IB-Trade te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.908,00 bruto te vermeerderen met de gebruikelijke emolumenten, waaronder de vakantietoeslag, ter zake van het achterstallig salaris van 1 november tot en met 15 november 2016 te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en met de wettelijke rente vanaf iedere datum van verschuldigdheid;
IB-Trade te veroordelen tot een vergoeding van € 6.181,92 bruto wegens de onregelmatige opzegging ex artikel 7:672 lid 10 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf iedere datum van verschuldigdheid;
IB-Trade te veroordelen tot een transitievergoeding ex artikel 7:673 BW voor een bedrag van € 5.934,00 althans een in goede justitie te bepalen transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2017 tot aan de dag van volledige voldoening;
IB-Trade te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW van € 6.181,92 althans een in goede justitie te bepalen billijke vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van betekening van deze beschikking;
IB-Trade te veroordelen tot het verstrekken van een eindafrekening en betaling van hetgeen op grond van de eindafrekening nog is verschuldigd, waaronder de nog openstaande vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging vanaf veertien dagen na de datum van betekening van deze beschikking;
IB-Trade te veroordelen tot het verstrekken van schriftelijke en deugdelijke bruto-netto specificaties waarin alle aan [verzoeker] toegekende bedragen zijn verwerkt;
IB-Trade te veroordelen tot teruggave van de aan [verzoeker] toebehorende mobiele telefoon, laptop alsmede verdere hem toebehorende zaken waaronder een aantal jassen en een fietsendrager, binnen zeven dagen na betekening van deze beschikking onder verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat IB-Trade hiermee in gebreke blijft;
te bepalen dat IB-Trade zich dient te onthouden van negatieve uitlatingen over [verzoeker] naar derden, alsmede het gebruikmaken van accounts e.d., op naam van [verzoeker] c.q. zich voordoen in de hoedanigheid van [verzoeker] naar derden in welke vorm dan ook, onder verbeurte van een dwangsom van € 2.000,00 per geval dat IB-Trade deze bepaling overtreedt;
IB-Trade te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de gebruikelijke nakosten en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf zeven dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoeken – samengevat – ten grondslag dat IB-Trade hem ten onrechte op staande voet heeft ontslagen. Op 9 november 2016 is [verzoeker] vanwege vermoedens op non-actief is gesteld. Op 15 november 2016 werd wederom enkel gesproken van vermoedens en is hem niet medegedeeld dat sprake zou zijn van een ontslag op staande voet. IB-Trade was op dat moment al een week doende met het onderzoek naar de werkzaamheden van [verzoeker] , zodat verwacht had mogen worden dat, als al sprake was van een dringende reden, het ontslag tijdens dit gesprek kenbaar was gemaakt. Het ontslag is echter pas gegeven in de brief die [verzoeker] op 16 november 2016 ontving. Er is derhalve niet voldaan aan de onverwijldheidseis. [verzoeker] betwist ook de door IB-Trade gegeven dringende redenen. In dat kader voert [verzoeker] aan dat weliswaar sprake is van een inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van zijn bedrijf [bedrijfsnaam 2] , maar dat deze enkel formeel bestaat en er nog geen enkele bedrijfsactiviteit is uitgevoerd. De door IB-Trade bedoelde website was in aanbouw en nog niet publiek toegankelijk. [verzoeker] voert voorts aan dat hij zich geen opdracht van IB-Trade kan herinneren voor de aankoop van de Grader. Hij heeft ook niet gepoogd om de Grader te verkopen aan [bedrijfsnaam 4] . Van benadelen dan wel beconcurreren van IB-Trade is volgens [verzoeker] dan ook geen sprake. Bovendien waren partijen, naar aanleiding van de mondelinge opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verzoeker] op
31 oktober 2016, op 2 november 2016 overeengekomen dat [verzoeker] tot 1 januari 2017 zou blijven werken, echter onder de voorwaarde dat hem werd toegestaan om stappen te ondernemen teneinde zijn komende zelfstandigheid te realiseren. Ten aanzien van het versturen van bedrijfsgegevens naar zijn privé-account merkt [verzoeker] op dat de laptop tevens voor privédoeleinden diende. Tot slot voert hij aan dat er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is, zodat van schending van contractuele bedingen geen sprake kan zijn. [verzoeker] is aldus van mening dat geen van de door IB-Trade gemaakte verwijten een dringende reden opleveren voor het ontslag op staande voet. De laptop en mobiele telefoon zijn eigendom van [verzoeker] . Desondanks wil IB-Trade deze zaken niet teruggeven. Op 12 november 2016 heeft [E] , werkzaam bij IB-Trade, met de mobiele telefoon van [verzoeker] in de familiegroepschat op WhatsApp ingelogd en zich voorgedaan als [verzoeker] om zodoende informatie te verkrijgen. Verder heeft IB-Trade de privégegevens op de mobiele telefoon en laptop doorzocht. IB-Trade heeft daarmee inbreuk gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer. Volgens [verzoeker] zijn de onderlinge verhoudingen inmiddels dermate verstoord, zodat hij berust in het ontslag op staande voet, maar verzoekt om een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW.

4.Het verweer van IB-Trade

4.1.
IB-Trade heeft verweer gevoerd en is – verkort weergegeven – van mening dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. Op 15 november 2016 is niet meer gesproken over vermoedens, maar over bevindingen, bewijs en feiten. IB-Trade verwijst in dat verband naar de ontslagbrief. Dat IB-Trade tijdens het gesprek van die dag nog enigszins een slag om de arm heeft gehouden hangt daarmee samen dat zij [verzoeker] in de gelegenheid wilde stellen zijn visie op de bevindingen te geven. Het ontslag is derhalve na het nodige onderzoek en de non-actiefstelling onverwijld gegeven. IB-Trade betwist dat [verzoeker] op
31 oktober 2016 zijn dienstverband heeft opgezegd en dat op 2 november 2016 is afgesproken dat het [verzoeker] werd toegestaan stappen te ondernemen teneinde zijn toekomstige zelfstandigheid te realiseren. Er is wel sprake van een schriftelijke arbeidsovereenkomst met een nevenwerkzaamhedenbeding, een concurrentiebeding en een boetebeding, echter is de arbeidsovereenkomst met de verhuizing van IB-Trade zoekgeraakt. Voorts is sprake van een dringende reden, nu [verzoeker] onrechtmatig en in strijd met goed werknemerschap gehandeld heeft. [verzoeker] was namelijk ruim voor zijn gesprek met de heer [A] op 31 oktober 2016 zeer actief met nevenwerkzaamheden althans hij was doende een concurrerende onderneming op te zetten. IB-Trade verwijst naar de feiten die vermeld zijn in de brief van 15 november 2016 en naar de volgende zaken:
a. [verzoeker] heeft meerdere domeinnamen geregistreerd, namelijk: ‘ [domeinnaam 1] ’ op
17 september 2016, ‘ [domeinnaam 2] ’ op 20 september 2016 en ‘ [domeinnaam 3] ’ op 30 september 2016;
b. [verzoeker] heeft vanaf de laptop van IB-Trade op 1 oktober 2016 per e-mail tekstberichten aan
[e-mailadres]en
[e-mailadres]verzonden;
c. [verzoeker] heeft een zoekopdracht voor een visverwerkingsmachine van het merk Henkelman op Marktplaats geplaatst;
d. [verzoeker] heeft zich ingeschreven bij MailChimp;
e. [verzoeker] heeft zich op 18 oktober 2016 geregistreerd bij Dropbox;
f. op 27 oktober 2016 heeft [verzoeker] met [C] een pand bekeken op Urk;
g. al sinds 23 september 2016 correspondeerde [verzoeker] via het e-mailadres
[e-mailadres]met kopers en verkopers van visverpakkingsmachines.
h. uit de voorraadadministratie in het Excel bestand opgeslagen op de laptop van [verzoeker] zijn nog twee andere door [verzoeker] aangekochte machines opgenomen welke [verzoeker] met winst heeft verkocht;
i. uit een orderbevestiging van 3 november 2016 blijkt dat [verzoeker] voor € 4.000,00 exclusief btw een metaaldetector met uitstoter heeft gekocht en deze machine op 28 november 2016 heeft geïnspecteerd;
j. [verzoeker] heeft in de maanden augustus tot en met november 2016 substantieel minder omzet gegenereerd dan in diezelfde maanden een jaar eerder.
4.2.
Gelet op het voorgaande heeft [verzoeker] volgens IB-Trade geen recht op een billijke vergoeding, transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatig ontslag. De vordering tot betaling van achterstallig loon, vakantiebijslag en vergoeding van niet-genoten vakantiedagen is door verrekening teniet gegaan. Bovendien is de vordering met betrekking tot de niet-genoten vakantiedagen te onbepaald. IB-Trade heeft nimmer aangegeven niet bereid te zijn om bruto-netto specificaties te verstrekken, zodat [verzoeker] geen belang heeft bij deze vordering. Hetzelfde geldt voor de vordering ter zake van negatieve uitlatingen. Tot slot merkt IB-Trade op dat [verzoeker] niet ontvankelijk is in zijn op artikel 5:2 BW gegronde vordering tot revindicatie. Subsidiair voert IB-Trade aan dat zij de teruggave van de telefoon en laptop opschort tot voldoening van haar opeisbare vorderingen op [verzoeker] . De laptop is bovendien eigendom van IB-Trade en de vordering ten aanzien van de jassen en fietsendrager is onvoldoende concreet beschreven. IB-Trade concludeert dan ook tot afwijzing van de verzoeken van [verzoeker] , met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van het geding.
Het tegenverzoek
4.3.
IB-Trade stelt dat zij wegens dringende redenen de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] onverwijld mocht opzeggen, zodat zij een vergoeding ex artikel 7:677 lid 2 BW van [verzoeker] vordert. Volgens IB-Trade dient opzegging te geschieden tegen het einde van de maand. Aldus had IB-Trade regelmatig kunnen opzeggen tegen 1 januari 2017 en bedraagt de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren tweeënhalve maand. [verzoeker] is dientengevolge € 6.181,92 bruto aan IB-Trade verschuldigd, vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten.
4.4.
[verzoeker] heeft deze vordering op de mondelinge behandeling gemotiveerd betwist.

5.De beoordeling

Processuele aspecten

5.1.
[verzoeker] heeft verzocht het gewijzigde verweerschrift en tegenverzoek van 7 februari 2017 met producties van IB-Trade buiten beschouwing te laten, nu deze niet uiterlijk tien dagen voor de datum van de mondelinge behandeling zijn ingediend. De te late indiening levert volgens [verzoeker] strijd op met de goede procesorde en met het beginsel van hoor en wederhoor.
5.2.
De kantonrechter stelt vast dat in het “Procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbanken, kantonzaken” staat omschreven dat een verweerschrift, in het belang van een goede voorbereiding van de zaak, zoveel mogelijk vijf werkdagen vóór de mondelinge behandeling wordt ingediend, tenzij uit de wet een andere termijn voortvloeit. Op grond van artikel 282 lid 1 Rv kan een belanghebbende tot aanvang van de behandeling een verweerschrift indienen. Lid 4 van artikel 282 Rv bepaalt dat het verweerschrift een zelfstandig verzoek mag bevatten, mits dit betrekking heeft op het onderwerp van het oorspronkelijke verzoek, hetgeen in het onderhavige geval aan de orde is. Gelet op het voorgaande is de herziene versie van het verweerschrift en het tegenverzoek met producties tijdig ingediend. Bovendien geldt dat een groot deel van de producties bekend verondersteld kunnen worden bij [verzoeker] , nu deze afkomstig zijn van zijn mobiele telefoon en laptop. Van strijd met de goede procesorde is dan ook niet gebleken. Voorts is ook geen sprake strijd met het beginsel van schending van hoor en wederhoor, nu [verzoeker] op de behandeling adequaat heeft kunnen reageren op de herziene versie van het verweerschrift en het tegenverzoek. De door IB-Trade ingediende stukken worden dan ook toegestaan in deze procedure.
5.3.
Op haar beurt heeft IB-Trade bezwaar gemaakt tegen de tijdens de mondelinge behandeling door [verzoeker] ingediende productie 15. Dit betreft een beter leesbare variant van de reeds ingediende productie 15 bij het verzoekschrift. De kantonrechter stelt vast dat de heer [B] namens IB-Trade ter zitting adequaat heeft kunnen reageren op de inhoud van deze productie, zodat deze tevens deel uitmaakt van de verdere procedure.
5.4.
De kantonrechter stelt voorts vast dat [verzoeker] het verzoekschrift tijdig heeft ingediend, namelijk binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Het ontslag op staande voet
5.5.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het door IB-Trade aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet onregelmatig is gegeven en of IB-Trade moet worden veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding, een transitievergoeding alsmede een schadevergoeding vanwege een onregelmatige opzegging.
5.6.
Uit artikel 7:681 lid 1 sub a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer aan hem ten laste van de werkgever een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Het eerste lid van het laatstgenoemde artikel bepaalt dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig kan opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, tenzij sprake is van een van de in dat artikellid onder a tot en met h genoemde uitzonderingen. IB-Trade beroept zich op de in het genoemde artikellid c genoemde grond, namelijk dat zij de arbeidsovereenkomst onverwijld heeft opgezegd om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij, als genoemd in artikel 7:677 lid 1 BW (het zogeheten ontslag op staande voet). Als dringende reden in de zin van voornoemd artikel worden volgens artikel 7:678 lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Onverwijldheid
5.7.
Tussen partijen staat ter discussie of IB-Trade voldaan heeft aan de onverwijldheidseis. Op 9 november 2016 is [verzoeker] geconfronteerd met het vermoeden dat hij tijdens het dienstverband met IB-Trade, al dan niet tezamen met een voormalig medewerknemer, concurrerende werkzaamheden zou hebben verricht. In de periode van
9 tot 15 november 2016 heeft IB-Trade onderzoek gedaan naar de werkzaamheden van [verzoeker] . Daarbij zijn de laptop en mobiele telefoon van [verzoeker] grondig onderzocht en is gecorrespondeerd met [bedrijfsnaam 3] . Bovendien heeft IB-Trade in die periode, zoals ook aangekondigd in de brief van 10 november 2016, advies gevraagd aan haar advocaat. De kantonrechter begrijpt dat het gesprek van 15 november 2016 was bedoeld om [verzoeker] te confronteren met de door IB-Trade gedane bevinden en om hem in de gelegenheid te stellen zijn visie te geven. Het gesprek is daarmee onderdeel van het onderzoek geworden. De kantonrechter stelt vast dat nog op dezelfde dag als dat het gesprek heeft plaatsgevonden
(15 november 2016) de ontslagbrief door IB-Trade is verzonden. Dat door IB-Trade niet direct tijdens het gesprek op 15 november 2016 het ontslag op staande voet is gegeven, is gelet op alle omstandigheden van het geval gerechtvaardigd. IB-Trade heeft tijdens het gesprek van 15 november 2016 namelijk eerst de reactie van [verzoeker] willen vernemen, waarna zij – blijkens de ontslagbrief – nog advies heeft willen inwinnen bij haar advocaat. Diezelfde dag is zij tot ontslag op staande voet overgegaan, zodat IB-Trade voldoende voortvarend heeft gehandeld. Het ontslag op staande voet is derhalve onverwijld gegeven.
Mededelingsplicht
5.8.
Het vereiste dat de dringende reden onverwijld wordt medegedeeld strekt er toe te waarborgen dat voor de wederpartij onmiddellijk duidelijk is welke eigenschappen of gedragingen de ander hebben genoopt tot het beëindigen van de dienstbetrekking. De wederpartij moet zich immers na de mededeling erover kunnen beraden of hij de opgegeven reden als juist erkent en als dringend aanvaardt. De betreffende mededeling behoeft weliswaar niet steeds met zoveel woorden te worden gedaan en kan ook in een of meer gedragingen besloten liggen, doch ook dan blijft vereist dat daaruit voor de wederpartij aanstonds duidelijk is welke, door de ander als dringend aangemerkte, reden door deze aan de beëindiging van de dienstbetrekking ten grondslag wordt gelegd, althans dat daaromtrent bij de wederpartij, gelet op de omstandigheden van het geval, in redelijkheid geen enkele twijfel kan bestaan (HR 23 april 1993, NJ 1993, 504).
5.9.
Tussen partijen staat ter discussie welke redenen aan het ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd. Vast staat dat het ontslag op staande voet niet in het gesprek van 15 november 2016 is gegeven, maar pas in de brief die [verzoeker] de volgende dag ontving. In die brief worden de volgende concrete omstandigheden genoemd die, zowel op zichzelf als in samenhang beschouwd, voor IB-Trade een dringende reden zijn geweest voor het ontslag op staande voet:
a. het op 29 september 2016 in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel inschrijven van een eenmanszaak met de naam [bedrijfsnaam 2] en de bedrijfsomschrijving: groothandel in machines voor de voedings- en genotsmiddelenindustrie;
b. het opzetten van [bedrijfsnaam 2] tijdens dienstverband;
c. het tijdens dienstverband verrichten van voorbereidende activiteiten;
d. het opzetten en online plaatsen van de website [website]
;
e. het aanmaken van het e-mailadres[e-mailadres] ;
f. het onder dehandelsnaam van [bedrijfsnaam 2] tijdens dienstverband verrichten van concurrerende activiteiten (het kopen en/of verkopen van, kort gezegd, machines waar vis mee kan worden be- en verwerkt). Hierbij is het meest in het oog springend de koop, al dan niet tezamen met [C] , op 31 oktober 2016 voor € 5.000,00 van een Grader van [bedrijfsnaam 3] en de poging om deze later te verkopen voor € 15.000,00 aan [bedrijfsnaam 4] , terwijl [verzoeker] van IB-Trade de opdracht had gekregen deze machine voor € 5.000,00 voor IB-Trade te kopen;
g. het tijdens dienstverband zonder deugdelijke reden bedrijfsgegevens van IB-Trade naar het privéaccount van [verzoeker] , althans naar het e-mailadres [e-mailadres] verzenden;
h. het schenden van het contractuele geheimhoudingsbeding door (bijvoorbeeld in het kader van de aan- en verkoop van de Grader) bedrijfsgeheimen te delen met [C] .
5.10.
In het verweerschrift worden door IB-Trade meer omstandigheden genoemd die een dringende reden zijn geweest voor het ontslag op staande voet (zie rechtsoverweging 4.1. onder a tot en met j). IB-Trade heeft zich er op de zitting op beroepen dat aan het ontslag op staande voet ten grondslag is gelegd dat [verzoeker] zich schuldig heeft gemaakt aan het verrichten van concurrerende activiteiten. Voor zover IB-Trade hiermee bedoeld heeft te betogen dat het [verzoeker] redelijkerwijs duidelijk heeft kunnen en moeten zijn dat ook de omstandigheden als genoemd in rechtsoverweging 4.1. onder a tot en met j aan het ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd, faalt dit betoog. Gelet op het feit dat in het gesprek op 15 november 2016 – los van de vraag of de omstandigheden als bedoeld onder rechtsoverweging 4.1. a onder a tot en met j daarin zijn besproken, dit staat ter discussie tussen partijen – geen ontslag op staande voet is gegeven en de brief slechts melding maakt van enkele concrete omstandigheden, is een generieke omschrijving als ‘het verrichten van concurrerende activiteiten’ onvoldoende duidelijk. Dit brengt mee dat de in de ontslagbrief medegedeelde redenen de ontslaggrond fixeren en dat de andere door IB-Trade genoemde gedragingen niet mogen worden meegewogen bij de vraag of het ontslag terecht was.
Dringende redenen
5.11.
Vervolgens ligt ter beantwoording de vraag voor of sprake is van een dringende reden. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een dringende reden die een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt, dienen alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking te worden genomen, waaronder de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard van de dienstbetrekking, de duur ervan en de wijze waarop de werknemer de dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die het ontslag op staande voet voor hem zouden hebben. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen bij de werkgever.
5.12.
Alvorens de aangevoerde dringende reden te beoordelen, stelt de kantonrechter vast dat IB-Trade als meest verstrekkende verwijt aan [verzoeker] maakt, het al dan niet tezamen met de [C] op 31 oktober 2016 kopen van een Grader van [bedrijfsnaam 3] voor
€ 5.000 en de poging om deze later te verkopen voor € 15.000 aan [bedrijfsnaam 4]
, terwijl [verzoeker] van IB-Trade de opdracht had gekregen deze machine voor
€ 5.000 voor IB-Trade te kopen. Zoals hiervoor overwogen, rust op IB-Trade de stelplicht en de bewijslast van de door haar gegeven dringende redenen. IB-Trade heeft ter onderbouwing van haar stelling over het verwijtbaar handelen van [verzoeker] betreffende de Grader een gespreksverslag van 2 januari 2017 in het geding gebracht van een bespreking met [C] . Blijkens dit gespreksverslag zou [C] samen met [verzoeker] een machine hebben aangekocht bij [bedrijfsnaam 3] voor € 6.050,00. Daarnaast heeft IB-Trade een e-mail van 11 november 2016 in het geding gebracht van de heer [F] van [bedrijfsnaam 3] waaruit blijkt dat [verzoeker] contact zou hebben gehad met [bedrijfsnaam 3] over de verkoop van de Grader. Overeengekomen zou zijn dat de Grader voor € 5.000,00 aan IB-Trade zou worden verkocht. Kort voordat IB-Trade de machine zou komen ophalen, werd [bedrijfsnaam 3] gebeld door [C] die aangaf de machine op te halen en een en ander af te handelen namens IB-Trade. [C] zou de machine contant hebben afgerekend.
5.13.
Dit voorgaande is naar het oordeel van de kantonrechter evenwel onvoldoende om thans het bewijs (voorshands) geleverd te achten, nu [verzoeker] de gegeven dringende reden gemotiveerd betwist. Omdat de aard van de procedure (een bodemzaak) zich niet verzet tegen toepasselijkheid van het bewijsrecht als geregeld in de artikelen 149 tot en met 207 Rv en het bewijsrecht uit de dagvaardingsprocedure op grond van artikel 284 Rv van overeenkomstige toepassing is op de verzoekschriftprocedure, zal, ten behoeve van de waarheidsvinding, IB-Trade overeenkomstig haar bewijsaanbod, worden toegelaten tot het leveren van bewijs, dat:
1. IB-Trade de opdracht aan [verzoeker] heeft gegeven voor € 5.000,00 een Grader van [bedrijfsnaam 3] aan te kopen namens IB-Trade; en
2. [verzoeker] op 31 oktober 2016 de betreffende Grader op eigen titel en voor eigen gewin, al dan niet tezamen met zijn toenmalige collega [C] , voor een bedrag van
€ 5.000,00 heeft aangekocht van [bedrijfsnaam 3] ; en
3. [verzoeker] de betreffende Grader op eigen titel en voor eigen gewin gepoogd heeft te verkopen voor een bedrag van € 15.000,00 aan [bedrijfsnaam 4] .
5.14.
Indien IB-Trade het bewijs (mede) wenst te leveren door schriftelijke stukken of andere gegevens, dient zij deze stukken afzonderlijk in het geding te brengen. Indien IB-Trade het bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, dient zij dit te vermelden en de verhinderdata op te geven van alle partijen en van de op te roepen getuigen. De kantonrechter zal dan vervolgens een dag en uur voor een getuigenverhoor bepalen. Partijen moeten bij de getuigenverhoren in persoon (bij rechtspersoon: rechtsgeldig vertegenwoordigd) aanwezig zijn. Indien een partij zonder gegronde reden niet verschijnt, kan dit nadelige gevolgen voor die partij hebben.
5.15.
De kantonrechter verwacht dat het verhoor per getuige 45 minuten zal duren. Als IB-Trade verwacht dat het verhoor van een getuige langer zal duren dan de hiervoor vermelde duur, kan dat in de te nemen akte worden vermeld.
5.16.
Iedere verdere beslissing zal, uit proceseconomisch oogpunt, worden aangehouden.
In de zaak van het tegenverzoek
5.17.
Voor de beoordeling van het tegenverzoek is het van belang of er een dringende reden ten grondslag heeft gelegen aan het gegeven ontslag op staande voet. Dat maakt dat de beslissing op het tegenverzoek eveneens wordt aangehouden, in afwachting van de uitkomst van de opgedragen bewijslevering.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in de zaak van het verzoek:
6.1.
draagt IB-Trade op te bewijzen dat:
1. IB-Trade de opdracht aan [verzoeker] heeft gegeven voor € 5.000,00 een Grader van
[bedrijfsnaam 3] aan te kopen namens IB-Trade; en
2. [verzoeker] op 31 oktober 2016 de betreffende Grader op eigen titel en voor eigen gewin, al dan niet tezamen met [C] , voor € 5.000,00 heeft aangekocht van [bedrijfsnaam 3] ; en
3. [verzoeker] de betreffende Grader op eigen titel en voor eigen gewin gepoogd heeft te verkopen voor € 15.000,00 aan [bedrijfsnaam 4] .
6.2.
bepaalt dat, indien IB-Trade bewijs wil leveren door middel van het horen van getuigen, zij uiterlijk op
24 maart 2017bij nader verweerschrift:
- de namen en woonplaatsen van de getuigen dient op te geven;
- moet opgeven op welke dagen alle partijen, hun (eventuele) gemachtigden en de getuigen in de drie maanden nadien verhinderd zijn; zij dient bij die opgave ten minste vijftien dagdelen vrij te laten waarop het getuigenverhoor zou kunnen plaatsvinden;
6.3.
bepaalt dat:
- voor het opgeven van verhinderdata geen uitstel zal worden verleend;
- indien IB-Trade geen gebruik maakt van de mogelijkheid om verhinderdata op te geven de rechter eenzijdig een datum zal bepalen waarvan dan in beginsel geen wijziging meer mogelijk is;
- het getuigenverhoor zal kunnen worden bepaald op een niet daarvoor opgegeven dagdeel, indien bij de opgave minder dan het hiervoor verzochte aantal dagdelen zijn vrijgelaten;
6.4.
bepaalt dat de datum van het getuigenverhoor in beginsel niet zal worden gewijzigd nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald;
6.5.
bepaalt dat, indien IB-Trade (mede) bewijs wil leveren door middel van schriftelijke bewijsstukken, zij die stukken vóór of uiterlijk op
24 maart 2017bij nader verweerschrift in het geding moet brengen;
6.6.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de zaak van het tegenverzoek
6.7.
houdt iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.J. Schoenaker en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2017.