Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[A],
[B],
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding van 9 juni 2016
- de conclusie van antwoord van 24 augustus 2016
- het vonnis van 31 augustus 2016 waarbij een comparitie van partijen is gelast
- het faxbericht van mr. Broer van 15 december 2016
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 21 december 2016.
"totale indicatieve materiële schadelast"vastgesteld op € 17.481,--.
3.Het geschil
4.De beoordeling
"op enig moment"door [B] is benaderd of hij de aandelen van HBM Talent mocht kopen. Deze onderbouwing is naar het oordeel van de kantonrechter te mager. Hier komt bij dat ten tijde van de aandelenoverdracht het probleem tussen de SNCU en HBM Talent nog steeds niet was opgelost. Evenmin heeft [A] gesteld welke bedrag hij (middelijk) voor de aandelen ontvangen heeft en welke afspraken hij precies met [B] heeft gemaakt over de afwikkeling van het probleem met de SNCU. De enkele stelling van [A] dat hij [B] erop heeft gewezen dat hij de administratie moest bewaren is hiertoe onvoldoende. Ten slotte neemt de kantonrechter in aanmerking dat [A] ter comparitie heeft verklaard dat hij in de periode februari-april 2016 (het proces-verbaal vermeldt ten onrechte 2015) nog werknemers van [B]/HBM Talent heeft betrokken en zelf bij zijn opdrachtgevers te werk heeft gesteld zonder hierover voldoende details te verstrekken.
5.De beslissing
woensdag 29 maart 2017 te 9.30 uur, voor het nemen van een conclusie van repliek door de SNCU;