Op 23 februari 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een handhavingsverzoek van eiseres tegen illegale bouwwerken van derde-partij. Eiseres, eigenaar van een perceel naast dat van derde-partij, had verzocht om handhaving van de illegale bebouwing, die de toegestane bouwomvang overschreed. De rechtbank oordeelde dat het handhavingsverzoek terecht was afgewezen, maar dat verweerder niet in redelijkheid langer dan 26 weken kon afzien van handhaving. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand tot 26 weken na de uitspraak, zodat verweerder de tijd had om de illegale situatie te legaliseren. De rechtbank overwoog dat handhaving in dit geval onevenredig zou zijn, gezien de lange geschiedenis van de illegale bebouwing en de intentie van verweerder om de situatie te legaliseren. Eiseres had onvoldoende persoonlijke belangen aangetoond die handhaving rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat de termijn van gedogen tot 1 augustus 2019 onredelijk was en dat een kortere termijn van 26 weken meer passend was. Eiseres kreeg haar griffierecht vergoed en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres.