Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde 1]
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 18 mei 2016;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de comparitie van 27 september 2016 en de aantekeningen van de griffier.
2.De beoordeling
in conventievan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betaling van € 23.911,08 als schadevergoeding, met rente en kosten. Volgens haar hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tegenover haar onrechtmatig gehandeld, dan wel zijn zij toerekenbaar tekortgeschoten, door de gedwongen ontruiming in juni 2014. Die ontruiming was onrechtmatig, omdat de titel daarvoor (het vonnis van 30 april 2014) is weggevallen door het arrest van het Hof van 7 oktober 2014. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten haar daarom de schade vergoeden die zij door die ontruiming geleden heeft. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer.
In reconventievorderen zij, kort gezegd, een verklaring voor recht dat [eiseres] de woning op 31 maart 2014 had moeten verlaten en dat de ontruiming daarom niet onrechtmatig was, en een schadevergoeding van € 12.482,42 met rente en kosten.
- de verdeling van de schade tussen haar en [A] ;
- de betaling van de huur van juni 2014;
- de vervangende huisvesting en de vliegreizen;
- de inkomensderving.