In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de eiseres, Ziggo BV, een vordering ingesteld tegen de gedaagde, TripleO B.V., met betrekking tot kosten die zijn ontstaan na een hack van de telefoonlijn van Ziggo. De rechtbank heeft op 8 maart 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, die voortkwam uit een eerder tussenvonnis van 27 juli 2016 en een akte van Ziggo van 20 september 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat TripleO niet heeft kunnen bewijzen dat zij Ziggo op of rond 6 april 2011 een voorstel heeft gedaan om de gehackte telefoonlijn af te sluiten. Ziggo had in haar vordering onder andere de gesprekskosten die voortvloeiden uit de hack opgevoerd, maar de rechtbank oordeelde dat deze kosten exorbitant hoog waren en niet in verhouding stonden tot het reguliere gebruik van de telefoonlijn.
De rechtbank heeft ook het beroep van TripleO op de redelijkheid en billijkheid gegrond verklaard, wat betekende dat Ziggo niet in staat was om de volledige vordering te onderbouwen. De rechtbank heeft Ziggo uitgenodigd om een toelichting te geven op de verschillende onderdelen van haar vordering, maar heeft uiteindelijk een deel van de vordering afgewezen omdat Ziggo niet voldoende had aangetoond welke kosten daadwerkelijk voor vergoeding in aanmerking kwamen. De rechtbank heeft de vordering tot betaling van een bedrag van € 95.830,25 aan Ziggo toegewezen, evenals een bedrag van € 7.111,05 uit hoofde van een 'Parent child constructie'. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf 29 april 2013.
De proceskosten werden aan de zijde van Ziggo begroot op € 4.789,71, en de rechtbank heeft TripleO veroordeeld in deze kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.