ECLI:NL:RBMNE:2017:804

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2017
Publicatiedatum
20 februari 2017
Zaaknummer
16/660342-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor poging tot afpersing en geweld in Wijk bij Duurstede

Op 20 februari 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen, een 30-jarige en een 43-jarige, die op 25 oktober 2016 in Wijk bij Duurstede een poging tot afpersing hebben gepleegd. De verdachten drongen de woning van het slachtoffer binnen en bedreigden hem met een nepwapen, terwijl zij ook dreigden de vriendin van het slachtoffer te mishandelen. De 30-jarige man heeft het slachtoffer met geweld beroofd van zijn mobiele telefoon. De rechtbank oordeelde dat de verdachten uit financieel gewin handelden en dat zij zich niet bekommerden om de slachtoffers, die ernstige angst en vernedering hebben ervaren in hun eigen huis. De rechtbank legde aan de 30-jarige man een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en aan de 43-jarige man een gevangenisstraf van 18 maanden, eveneens met 6 maanden voorwaardelijk. De straffen kwamen overeen met de eis van de officier van justitie. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die zich in hun eigen woning onveilig voelden. De rechtbank verklaarde de tenlastelegging voor een deel bewezen, maar sprak de verdachten vrij van de diefstal, omdat niet bewezen kon worden dat zij de telefoon met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hadden weggenomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/660342-16 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 20 februari 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1973] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI Nieuwegein, HvB locatie Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2017. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J. de Haan, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: zich op 25 oktober 2016 schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing in vereniging;
feit 2: zich op 25 oktober 2016 schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging;
feit 3: zich op 25 oktober 2016 schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met geweld;
feit 4: zich op 24 en 25 oktober 2016 schuldig heeft gemaakt aan verduistering.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren en baseert zich op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vraagt vrijspraak van het tenlastegelegde. Voorwaardelijk, namelijk in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt ten aanzien van het onder 1, 2 en/of 3 tenlastegelegde, verzoekt de verdediging om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als getuigen te horen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 2 Vrijspraak diefstal
Uit de bewijsmiddelen volgt weliswaar dat verdachte een hem aangereikt goed, te weten een mobiele telefoon, heeft overgenomen en ook tijdelijk onder zich heeft gehouden, maar daaruit blijkt niet dat hij het oogmerk heeft gehad zich dit goed wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde feit.
Bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van feit 1 en 3
Aangever [slachtoffer 1] bevond zich op 25 oktober 2016 omstreeks 19.50 uur samen met [slachtoffer 2] in zijn flatwoning aan de [adres] te [woonplaats] . [verdachte] en een kale man kwamen zijn woning, waarvan de voordeur niet goed werkt, binnen. [2] Aangever hoorde hen tegen [slachtoffer 2] zeggen dat [slachtoffer 1] hen nog geld schuldig was. [3] Beide verdachten kwamen de woonkamer in. Aangever zag dat [medeverdachte] een beweging maakte met zijn linkerhand. Aangever merkte op dat [medeverdachte] in deze hand een pistool had. Aangever hoorde [medeverdachte] zeggen dat hij [slachtoffer 1] voor zijn kop zou schieten als hij geen geld zou geven.
Aangever liep naar de hal. Daar zag en voelde hij dat [medeverdachte] hem meerdere keren sloeg op de rechterkaak, neus en borst. Daarbij viel zijn mobiele telefoon van het merk Samsung uit zijn hand. Iemand heeft deze opgeraapt. [4] [medeverdachte] en [verdachte] zijn de woning uitgelopen. Terwijl aangever vanuit zijn woning [verdachte] en [medeverdachte] tezamen de parkeerplaats zag oplopen, riep hij de gearriveerde politie toe dat zij deze twee personen moesten hebben en dat zij een wapen bij zich hadden. [5]
Aangeefster [slachtoffer 2] hoorde dat de voordeur van de woning met een luide klap werd geopend. Zij zag twee haar onbekende mannen in de hal van de woning. [6] Zij hoorde dader 2 zeggen: “Waar is [slachtoffer 1] ? Ik heb geld nodig.” Zij hoorde dader 1 en dader 2 zeggen dat het om een schuld ging.
Zij zag dader 2 vervolgens de woonkamer inlopen, met zijn linkerhand een wapen uit zijn broekband pakken, dit wapen op borsthoogte brengen en terwijl hij de loop van het wapen op het hoofd van aangever [slachtoffer 1] richtte zeggen: “Geef het geld nu, anders schiet ik je neer. [7]
Zij hoorde dader 2 zeggen: “Ik neem je televisie mee.” Zij zag hem de televisie oppakken, daarna terugzetten en toen zeggen: “Daar blijft het niet bij.”
Daarna, in de hal, zag zij dat dader 2, in bijzijn van dader 1, krachtig meerdere malen met tot vuist gebalde handen tegen het hoofd en bovenlichaam van [slachtoffer 1] stompte. Nadat [slachtoffer 1] daardoor op de vloer was gevallen en weer was opgestaan, zag zij dat dader 2 de mobiele telefoon van [slachtoffer 1] in zijn rechterhand hield. Zij zag dat dader 2 deze telefoon aan dader 1 overhandigde, waarna zij probeerde deze telefoon van dader 1 te pakken. Zij zag en voelde dat dader 1 haar bij de trui pakte, tegen de muur van de hal drukte, en hoorde hem vervolgens tegen haar zeggen: “Je moet normaal doen, anders sla ik je in elkaar. [8]
Verbalisant [verbalisant 1] zag ter plaatse twee mannen uit de richting van het portiek van het flatgebouw en in de richting van het dienstvoertuig komen lopen. Verbalisant hield één van de mannen staande. [9]
Terwijl verbalisant [verbalisant 2] aan de andere persoon vroeg naar zijn legitimatiebewijs, hoorde hij vanuit een woning roepen: “Hij heeft een vuurwapen. Die vent waar jij bij staat.” [10]
Verbalisant [verbalisant 3] zag op 25 oktober 2016 omstreeks 20.54 uur op het weggedeelte van de [straat] ter hoogte van het portiek naar de huisnummers [nummers] een vuurwapen liggen. [11] Dit wapen is inbeslaggenomen [12] , gelabeld met SINnr. AAJD0112NL [13] , en bemonsterd. [14]
DNA-deskundige M. Hidding van Verilabs heeft gerapporteerd dat het van het DNA-mengprofiel van de bemonstering aan de binnenzijde van het pistool, met SINnr. AAGG2351NL, afgeleide DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte] . [15]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 25 oktober 2016 naar de woning van aangever is gegaan en de woning is binnengegaan. Hij was samen met medeverdachte [medeverdachte] . Toen de vriendin van [slachtoffer 1] aan de telefoon bleef trekken heeft hij iets gezegd in de zin van “doe normaal”.
Partiële vrijspraak
[slachtoffer 2] is in haar verklaring niet eenduidig over welke verdachte [slachtoffer 1] enkele malen tegen zijn bovenlichaam en benen heeft geschopt. Van dit deel van de tenlastelegging zal verdachte daarom worden vrijgesproken.
Voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuigen
Het voorwaardelijke verzoek om getuigenverhoor wordt afgewezen. De noodzaak ervoor ontbreekt nu de verklaringen van aangevers grotendeels en op essentialia overeenstemmen met de verklaring van verdachte zelf.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte samen met de medeverdachte op 25 oktober 2016 onaangekondigd naar de woning van [slachtoffer 1] is gegaan om daar geld van [slachtoffer 1] op te eisen. Bij de woning aangekomen, hebben verdachten de voordeur met een luide klap geopend. Na binnenkomst hebben zowel de verdachte als de medeverdachte direct op agressieve wijze om geld gevraagd. In het bijzijn van verdachte heeft medeverdachte [medeverdachte] vervolgens een wapen op [slachtoffer 1] gericht en hem een aantal keer geslagen. Hierna hebben verdachte en medeverdachte gezamenlijk de woning weer verlaten. Nu verdachte samen met de medeverdachte de woning is binnengekomen, zich net als de medeverdachte agressief heeft gedragen jegens de aangevers en hij zich bovendien op geen enkel moment heeft gedistantieerd van het (dreigen met) geweld door de medeverdachte, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een dermate nauwe en bewuste samenwerking, dat in deze medeplegen kan worden aangenomen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
De verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] over de door verdachte jegens haar geuite bedreiging, ten laste gelegd als feit 3, vindt voldoende steun in de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Verdachte verklaart immers dat aangeefster en hij aan de mobiele telefoon van (naar later is gebleken) [slachtoffer 1] hebben geduwd en getrokken en dat hij daarbij iets gezegd heeft in de zin van “pas op”. Het verweer dat het bewijs uitsluitend is gebaseerd op de verklaring van [slachtoffer 2] gaat daarom niet op.
Beide feiten acht de rechtbank daarom wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4
Na staandehouding en fouillering van één van de mannen pakte verbalisant [verbalisant 1] een ABNAMRO bankpas op naam van [A] en een ov-chipkaart op naam van [B] over. [16]
Verbalisant [verbalisant 4] hoorde [A] en [B] zeggen dat zij hun bankpas en ov-chipkaart zijn kwijtgeraakt in het centrum van Zeist op 25 oktober 2016 respectievelijk 24 oktober 2016. [17]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij genoemde bankpas en chipkaart op straat heeft gevonden en dat hij deze heeft gebruikt om drugs mee te versnijden.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 4
Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij de goederen ten nutte van zichzelf heeft aangewend. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich deze goederen heeft toegeëigend.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 25 oktober 2016 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, tezamen en in vereniging met een ander, als volgt heeft gehandeld: zijnde en hebbende hij, verdachte, en zijn mededader die woning van die [slachtoffer 1] binnengegaan/binnengedrongen en
- aan die [slachtoffer 1] (dreigend) de woorden toegevoegd: "Jij bent ons nog geld schuldig" en "Ik schiet je voor je kop als je geen geld geeft" en
- aan die [slachtoffer 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond/voorgehouden en
- vervolgens die [slachtoffer 1] meermalen op/tegen het hoofd en op/tegen de borst gestompt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
op 25 oktober 2016 te [woonplaats] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] (terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer 2] (stevig) tegen de muur drukte) dreigend de woorden toegevoegd :"Je moet normaal doen, anders sla ik je in elkaar";
4.
op 24 oktober 2016 en 25 oktober 2016 te Zeist en te [woonplaats] , opzettelijk
- een ABN-AMRO bankpas (voorzien van rekeningnummer [rekeningnummer] )
en
- een OV-Chipkaart (voorzien van het nummer [nummer] ), toebehorende aan respectievelijk [A] en [B] , welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten als degene die voornoemde bankpas en voornoemde OV-Chipkaart had gevonden, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
feit 1: poging tot afpersing door twee of meer verenigde personen
feit 3: bedreiging met zware mishandeling
feit 4: verduistering, meermalen gepleegd
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing in de woning van [slachtoffer 1] , waarbij het gebruik van een (op een echt gelijkend) vuurwapen niet is geschuwd. De gevolgen van een strafbaar feit als het onderhavige zijn voor de slachtoffers zeer ingrijpend. Zij hebben geweld, vernedering en doodsangsten moeten ondergaan in de eigen woning, bij uitstek de plek waar iemand zich veilig moet voelen. De ervaring leert dat de slachtoffers zich nog lange tijd onveilig zullen voelen, ook in de eigen woning. Daarnaast worden gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving veroorzaakt. De verdachte en de medeverdachte hebben bij het plegen van het feit puur uit financieel gewin gehandeld en schuwden daarbij geen geweld. Zij hebben zich geen moment bekommerd om de slachtoffers. Zij hebben door hun handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers.
Verdachte is blijkens de justitiële documentatie niet eerder veroordeeld. Uit het over hem opgemaakte beknopte reclasseringsadvies komt naar voren dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat.
De rechtbank is gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is.

9.Het beslag

Verdachte heeft ter zitting afstand gedaan van het onder hem inbeslaggenomen goed, te weten een mobiele telefoon, merk Samsung, type S5 Grand Neo. Een beslissing daarover kan daarom achterwege blijven.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De behandeling van de vordering van [slachtoffer 1] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1. bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op
€ 500,- (vijfhonderd euro) aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De betalingsverplichting zal hoofdelijk met medeveroordeelde [medeverdachte] worden opgelegd.
In de gevorderde materiële schade zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard omdat niet is voldaan aan de stelplicht. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat de benadeelde partij het toegewezen bedrag niet wenst te vermeerderen met de wettelijke rente en voorts dat [slachtoffer 1] geen prijs stelt op het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel. Onder die omstandigheden zal de rechtbank dit achterwege laten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 285, 312, 317, 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1: poging tot afpersing door twee of meer verenigde personen
feit 3: bedreiging met zware mishandeling
feit 4: verduistering, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
18 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten
6 maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Vordering benadeelde partij
Wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 500,- (zegge vijfhonderd euro) aan immateriële schade.
Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] ,
met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in zijn vordering voor het overige niet ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mrs. V. van Dam en P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van J.D. Koteris, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 februari 2017.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 25 oktober 2016 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- die woning van die [slachtoffer 1] binnengegaan/binnengedrongen en/of
- aan die [slachtoffer 1] (dreigend) de woorden toegevoegd: "Jij bent ons nog geld schuldig" en/of "Ik schiet je voor je kop als je geen geld geeft", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( daarbij) aan die [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond/voorgehouden en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] (met kracht) meermalen, althans éénmaal, op/tegen het hoofd en/of op/tegen de borst, in elk geval op/tegen het lichaam, geslagen/gestompt en/of
- ( nadat die [slachtoffer 1] op de grond was gevallen) meermalen, althans éénmaal, op/tegen het (boven)lichaam en/of op/tegen de benen geschopt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 25 oktober 2016 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (merk Samsung, type S5), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die woning van die [slachtoffer 1] is/zijn binnengegaan/binnengedrongen en/of
- aan die [slachtoffer 1] (dreigend) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Jij bent ons nog geld schuldig" en/of "Ik schiet je voor je kop als je geen geld geeft", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( daarbij) aan die [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond/voorgehouden en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] (met kracht) meermalen, althans éénmaal, op/tegen het hoofd en/of op/tegen de borst, in elk geval op/tegen het lichaam, heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- ( nadat die [slachtoffer 1] op de grond was gevallen) meermalen, althans éénmaal, op/tegen het (boven)lichaam en/of op/tegen de benen heeft/hebben geschopt;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 25 oktober 2016 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] (terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer 2] (stevig) tegen de muur drukte) dreigend de woorden toegevoegd :"Je moet normaal doen, anders sla ik je in elkaar", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 24 oktober 2016 tot en met 25 oktober 2016 te Zeist en/of te Wijk bij Duurstede , althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk
- een AMB-AMRO bankpas (voorzien van rekeningnummer [rekeningnummer] )
en/of
- een OV-Chipkaart (voorzien van het nummer [nummer] ), in elk geval (enig) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan (respectievelijk) [A] en/of [B] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als degene die voornoemde bankpas en/of voornoemde OV-Chipkaart had gevonden, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met reg.nr. PL0900-2016333886 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
2.Proces-verbaal van aangifte, PL0900-2016332139-1, blz. 23
3.Proces-verbaal van aangifte, PL0900-2016332139-1, blz. 24
4.Proces-verbaal van aangifte, PL0900-2016332139-1, blz. 25
5.Proces-verbaal van aangifte, PL0900-2016332139-1, blz. 26
6.Proces-verbaal van aangifte, PL0900-2016332830-1, blz. 47
7.Proces-verbaal van aangifte, PL0900-2016332830-1, blz. 48
8.Proces-verbaal van aangifte, PL0900-2016332830-1, blz. 49
9.Proces-verbaal van bevindingen, PL0900-2016332139-2, blz. 29
10.Proces-verbaal van bevindingen, PL0900-2016332139-6, blz. 34
11.Proces-verbaal van bevindingen, PL0900-2016332139-4, blz. 32
12.Kennisgeving van inbeslagneming, PL0900-2016332139-7, blz. 116
13.Proces-verbaal van bevindingen, PL0900-2016332139-39, blz. 117
14.Proces-verbaal van biologisch vooronderzoek, PL0900-2016332139-32, blz. 123
15.Forensisch DNA rapport van 12 januari 2017, blz. 126
16.Proces-verbaal van bevindingen, PL0900-2016332139-2, blz. 29
17.Proces-verbaal van bevindingen, PL0900-2016332139-30, blz. 83