Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 december 2016
- de akte uitlating vonnis tevens akte houdende vermeerdering van eis van [gedaagde sub 1] c.s. van 21 september 2016
- de akte uitlating r.o. 4.39/4.40 van [eiseres] van 5 oktober 2016
- de antwoordakte van [gedaagde sub 1] c.s. van 19 oktober 2016
- de akte uitlating artikel 2.11 van [eiseres] van 2 november 2016
- de brief van mr. Heeren van 1 november 2016 namens [gedaagde sub 1] c.s., waarin is gereageerd op de akte van [eiseres] van 2 november 2016 (die op voorhand was toegestuurd)
- de akte uitlating eisvermeerdering en producties van [eiseres] van 23 november 2016
- de akte van [gedaagde sub 1] c.s. 28 december 2016
- de akte uitlating 2.11 van [eiseres] van 11 januari 2017, waarin vonnis is gevraagd.
2.De verdere beoordeling
- a) Bij Uittreden wegens opzegging door het bestuur van de Vennootschap of Verkoper 1 wegens het herhaaldelijk aantoonbaar niet naleven van bepalingen in de Aansluitingsovereenkomst, de Algemene Bepalingen [eiseres] en/of de Managementovereenkomst, na daartoe tenminste eenmaal schriftelijk te zijn gewaarschuwd door het bestuur;
- b) wegens Uittreden wegens opzegging door het bestuur van de Vennootschap of Verkoper 1 als gevolg van een conflict uitlopende in een rechtsgeding tenzij dat conflict wordt beslecht in het voordeel van de Gedwongen Uittreder (in welk geval de gedwongen uittreder verder wordt behandeld als een Vrijwillige uittreder);
- c) […]
- d) Indien een GPC-houder of voormalig GPC-houder (binnen een periode van vijf jaar na Uittreden) naar de redelijke mening van het bestuur van de Vennootschap of Verkoper 1 één of meer acties onderneemt respectievelijk heeft ondernomen waarvan voorzienbaar is respectievelijk was dat die de eenheid en continuïteit van de Groepsvennootschappen schade zullen respectievelijk zouden berokkenen, waaronder begrepen het acquireren van medewerkers en/of klanten van de Groepsvennootschappen (mede) ten behoeve van andere organisaties dan de Groepsvennootschappen.’
gezamenlijk. De rechtbank gaat ervan uit dat de door [eiseres] genoemde cijfers betrekking hebben op de gezamenlijkheid van de hiervoor genoemde vennootschappen (hierna gemakshalve te noemen de [eiseres] -groep). Dat de schade van [eiseres] als gevolg van het roekeloos handelen van [gedaagde sub 1] ruim € 240.000 bedraagt, zoals [eiseres] in deze procedure vordert, staat niet vast. Dat geldt ook voor het bedrag van € 450.000, waarover tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] bij een andere rechtbank een procedure loopt. Maar zelfs als ervan wordt uitgegaan dat [gedaagde sub 1] [eiseres] voor een bedrag van (afgerond) € 700.000 heeft benadeeld, geldt dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat [gedaagde sub 1] daarmee (voorzienbaar) de eenheid en continuïteit van de [eiseres] -groep heeft geschaad (zoals artikel 4.11 onder d eist) of in gevaar heeft gebracht (zoals [eiseres] stelt). Uit niets blijkt namelijk a) hoe hoog de solvabiliteit en liquiditeit van de [eiseres] -groep zijn geweest in de jaren voorafgaand aan en na het vertrek van [gedaagde sub 1] , b) in hoeverre deze ratio’s, die van belang zijn voor de beoordeling van de vraag of een onderneming nog kan voortbestaan, door het handelen van [gedaagde sub 1] negatief zijn beïnvloed en c) dat de financiële situatie van de [eiseres] groep zodanig was dat ernstig rekening moest worden gehouden met een faillissement van (een deel van) de [eiseres] -groep. Op grond van het voorgaande wordt het standpunt van [eiseres] , dat [gedaagde sub 1] c.s. recht heeft op 0% van zijn GPC, verworpen.
- a) 1/3de van het procentueel Rendement van de Vestiging waar de GPC-houder zijn standplaats heeft;
- b) 1/3de van het procentueel Rendement van de Regio waarin de Vestiging gevestigd is waar de GPC houder zijn standplaats heeft;
- c) 1/3de van het procentueel Rendement van alle huidige Vestigingen van de Groepsvennootschappen met uitzondering van Vestiging [vestigingsplaats] en [bedrijf 7] B.V. tot en met 2014, en vanaf 1 januari 2015 van het gemiddelde van de gehele fusiecombinatie [rechtsvoorganger van eiseres] met de Vennootschap.
bijlage 10.’
3.De beslissing
- de deskundige dient
- de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen
- partijen kunnen desgewenst
- indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
- de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
na de aktewisseling in reconventie (zie 3.17)op de
parkeerrolzal komen van
4 oktober 2017,
na de aktewisseling in reconventiede zaak op een
eerdere rolte plaatsen:
- indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
- na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiseres] op een termijn van vier weken, waarna [gedaagde sub 1] c.s. op een termijn van vier weken een antwoordconclusie na deskundigenbericht kan indienen,
woensdag 1 maart 2017voor het indienen van een akte door [gedaagde sub 1] c.s. (zie 2.54), waarna [eiseres] twee weken later een antwoordakte kan indienen,
na deze aktewisselingop de
parkeerrolzal komen van