In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.J.T. Boersma, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure is gestart met een dagvaarding op 13 juni 2017, gevolgd door een mondelinge behandeling op 28 juni 2017. Eiser vorderde de opheffing van een conservatoir beslag dat door gedaagde was gelegd op een woning, welke eiser had verkocht op basis van een koopovereenkomst. Het beslag was gelegd op 4 mei 2017, maar de betekening aan eiser vond pas op 9 mei 2017 plaats, wat volgens eiser nietig was omdat de wettelijke termijn voor betekening was overschreden. De voorzieningenrechter oordeelde dat het beslag inderdaad nietig was, omdat de betekening niet tijdig had plaatsgevonden. De vordering van eiser om gedaagde te verbieden opnieuw beslag te leggen, werd afgewezen omdat eiser onvoldoende onderbouwing had gegeven voor deze vordering. In reconventie vorderde gedaagde betaling van een schadevergoeding, maar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat zij in persoon was verschenen zonder advocaat. De rechter heeft de proceskosten aan gedaagde opgelegd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.