In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 oktober 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen ABN AMRO BANK N.V. als eiseres en een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.S. Mensonides, vorderde betaling van een bedrag van EUR 269.730,77, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering was gebaseerd op een kredietovereenkomst die was aangegaan met diverse bedrijven, waarbij de gedaagde zich hoofdelijk aansprakelijk had gesteld voor de verplichtingen die voortvloeien uit deze overeenkomst.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling en heeft geoordeeld dat de gevorderde rente toewijsbaar is op basis van artikel 6:119 BW, aangezien het tarief van de wettelijke handelsrente hoger is dan de contractuele rente. De rechtbank heeft de vordering van de eiseres in zijn geheel toegewezen, met uitzondering van de niet gespecificeerde vordering die niet onrechtmatig of ongegrond werd geacht.
Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eiseres zijn begroot op een totaal van € 5.993,20. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ondanks eventuele hoger beroep mogelijkheden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. P. Dondorp.