4.3Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte op 15 augustus 2017 ’s avonds weg gingen ’s nachts om 3 à 4 uur thuis kwam. Zij hoorde verdachte thuis komen en keek toen op haar telefoon hoe laat het ongeveer was.
Over wat zich vervolgens heeft afgespeeld heeft [slachtoffer] de volgende verklaring afgelegd. (V staat voor de vraag van de verbalisant; A voor het antwoord van [slachtoffer] )
“Toen werd ik wakker, ik dacht eerst, [verdachte] die was dronken en dat hij lekker achter me wilde kruipen, maar toen voelde ik al heel snel iets op m’n keel. Toen zei hij je gaat dood, je bent vreemd gegaan he.
V: dus je wordt wakker en dan voel je als eerste.
A: Ja ik werd al wakker omdat hij achter me (…) kroop.
V: En wat voelde je dan ?
A: Ja die mes in m’n keel gedrukt.
A: Maar ik schrok dus ik ging gelijk op m’n rug liggen en hij klom bovenop en hij ging duwen en ik gelijk m’n vingers. (…) Ik dacht dan moet hij eerst mijn vingers nog doorsnijden voordat hij bij mijn m’n nek is, (…) maar ik voelde dus wel die pijn in m’n handen want dat voelde ik dus wel dat het echt werd gesneden. Dat hij echt aan het snijden was ja. Toen zei hij gewoon dat ik hier niet levend uit kom. (…) En ik zag dat hij een mes in z’n kontzak had, die zag ik uitsteken, en daarnaast voelde ik ook een mes, hij zegt zo van één keer proberen hier weg te rennen of wat dan ook, hij zegt dan ben je er geweest.
V: Wat voor mes was het die hij op je keel drukte ?
A: Het was de broodmes. Van zo’n set (…) je hebt dan van die hele scherpe messen, van die langwerpige ook en dan die kartel broodmes.
A: (…) en dan krijg ik een kopstoot (…)
V: Iedere keer een kopstoot.
A: Ja
V: En waar raakt hij je dan ?
A: Vooral m’n neus (…) en (…)
V: Dan kreeg je hem wat meer op je voorhoofd.A: Ja precies.
V: En op de voorkant van je haren.
A: Ja (…)
A: Ja dat was echt met kracht (…)
V: Want terwijl hij die kopstoten geeft drukt hij nog steeds met dat mes richting
A: Ja ja
V: Je nek
A: Ja
A: (…) hij zei van je gaat sowieso dood zei hij, je gaat vanavond dood. Dat zei hij toen hij achter me kwam liggen.
A: Ja dat hij zei dat ik er niet levend vandaan kwam. Dat heeft hij toen hij bovenop zat gezegd.
V: En hoe vaak heeft hij dat gezegd ?
A: Misschien twee keer dan.
V: Hoe veel kopstoten heb je wel niet gekregen ?
A: (…) Ik heb eerder gezegd tien (…) ik denk echt wel zeker tien.
In een geneeskundige verklaring van 16 juni 2017 wordt vermeld dat bij [slachtoffer] het volgende uitwendig letsel is waargenomen:
1. blauwe plekken gelaat, behaarde hoofdhuid en linkerschouder
2. zwelling neusbrug
3. schaaf- en snijwonden hals, schouder rechts en beide handen inclusief vingers.
Er is vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel.
Bij de doorzoeking op 16 juni 2017 van de woning aan de [adres] , [woonplaats] is in de keuken onder meer aangetroffen: een broodmes.
De verbalisanten hebben bij de insluiting van verdachte gezien dat de broek en het horloge van verdachte bloedsporen bevatten.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gepoogd [slachtoffer] van het leven te beroven. Uit de bewijsmiddelen is niet vast komen te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn daad heeft kunnen nadenken en zich daarvan rekenschap heeft kunnen geven. De rechtbank zal verdachte dan ook van de ten laste gelegde poging tot moord vrijspreken.
Om te komen tot een bewezenverklaring voor een poging tot doodslag moet sprake zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op dit gevolg. Nu verdachte heeft verklaard zich niets van deze nacht te kunnen herinneren, zal de vraag naar het opzet van verdachte moeten worden beantwoord aan de hand van de verklaringen van [slachtoffer] alsmede de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte, terwijl hij meerdere scherpe messen bij zich heeft, [slachtoffer] tijdens haar slaap heeft overvallen. Verdachte is bovenop haar gaan zitten, heeft een kartelmes in haar halsstreek gedrukt en gehouden, en heeft toen [slachtoffer] het mes trachtte af te weren, snijwonden toegebracht aan haar handen. Tevens zijn diverse schaaf- en snijwonden geconstateerd in de hals van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte met beide handen aan het mes op haar keel duwde, dus vast hield aan het lemmet en het heft en dat zij voelde dat verdachte aan het snijden was. Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer] meermalen met kracht kopstoten gegeven op haar hoofd en heeft hij meermalen tegen haar gezegd dat zij dit niet zou overleven. [slachtoffer] heeft over het mes verklaard dat dit een broodmes was van ongeveer 30 cm groot en dat zij zag dat verdachte dit met beide handen aan het mes op haar keel duwde, dus vast hield aan het lemmet en het heft.
Naar algemene ervaringsregels levert het met kracht snijden met een mes in de hals- en nekstreek, waar zich vitale (slag)aderen bevinden, de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer daaraan komt te overlijden. Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat verdachte met beide handen met kracht een groot, scherp broodmes in haar halsstreek heeft gedrukt. Daar komt nog bij dat verdachte, terwijl hij het mes op haar hals heeft gedrukt en gehouden, meerdere malen heeft geroepen dat [slachtoffer] het niet zou overleven en haar meerdere malen met kracht kopstoten heeft gegeven. Door aldus te handelen heeft verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet gehad op de aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer] zou doden. Deze geweldshandelingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het veroorzaken van de dood dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. De stelling van de raadsman dat uit de afloop blijkt dat verdachte [slachtoffer] niet daadwerkelijk heeft willen doden verwerpt de rechtbank onder verwijzing naar de weergegeven omstandigheden. Hetzelfde geldt voor de conclusie van verdachte dat hij [slachtoffer] kennelijk alleen bang heeft willen maken.