ECLI:NL:RBMNE:2017:6943

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2017
Publicatiedatum
6 augustus 2018
Zaaknummer
16/660043-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor inbraak en poging tot inbraak door middel van flipperen

Op 18 augustus 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere inbraken en pogingen tot inbraak. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een openbare terechtzitting op 4 augustus 2017. De officier van justitie, mr. R. Leuven, heeft de verdachte aangeklaagd voor diefstal en poging tot diefstal, waarbij de verdachte zich toegang tot de woningen heeft verschaft door middel van 'flipperen'. De tenlastelegging omvatte onder andere een inbraak op 26 mei 2016 in Utrecht, waarbij de verdachte een geldbedrag heeft weggenomen, en twee pogingen tot inbraak op 26 april 2017.

De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie beoordeeld en de verklaringen van getuigen en de verdachte in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 mei 2016 in de woning van [slachtoffer 1] is geweest en daar een geldbedrag heeft weggenomen door de voordeur te openen met een valse sleutel. De rechtbank heeft echter de verdachte vrijgesproken van de tweede tenlastelegging van diefstal op 1 januari 2016, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de tankpas had gebruikt.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten onder parketnummer 16/660043-16 en 16/659455-17, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en de noodzaak van behandeling. De rechtbank heeft besloten dat een detentie niet in het belang van de verdachte of de maatschappij zou zijn, en heeft daarom gekozen voor een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling straf-, familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/660043-16; 16/659455-17 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 augustus 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] (Marokko)
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen verdachte en mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging en de wijziging van de tenlastelegging zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/600043-16
feit 1op 26 mei 2016 in Utrecht goederen uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen, waarbij verdachte de voordeur van de woning heeft geopend door middel van een valse sleutel, te weten door te “flipperen”;
feit 2op 1 januari 2016 in Utrecht een hoeveelheid brandstof heeft gestolen door gebruik te maken van een geskimde of valse tankpas;
parketnummer 16/659455-17
feit 1op 26 april 2017 in Utrecht heeft geprobeerd goederen uit een woning aan de [adres] weg te nemen, waarbij verdachte de geprobeerd heeft de voordeur van de woning te openen door middel van een valse sleutel, te weten door te “flipperen”;
feit 2op 26 april 2017 in Utrecht heeft geprobeerd goederen uit een woning aan de [adres] weg te nemen, waarbij de verdachte geprobeerd heeft de voordeur van de woning te openen door middel van een valse sleutel, te weten door te “flipperen”.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 en 2 van parketnummer 16/660043-16 en de onder 1 en 2 van parketnummer 16/659455-17 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten omdat op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen deze feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd.
feit 1 parketnummer 16/660043-16
De aangeefster heeft niet gezien dat de envelop met geld werd weggenomen, zij miste de envelop pas nadat de politie weg was. Voorts is er geen onderbouwing dat het geld er daadwerkelijk was, of waar het vandaan kwam. Niet kan worden vastgesteld dat er is ingebroken nu er geen sporen van braak of andere sporen zijn aangetroffen. Aangeefster dacht dat zij de deur had dichtgedaan, maar zij wist dit niet zeker. Daarom kan niet worden uitgesloten dat de deur openstond.
Daarnaast is het de vraag of er sprake is van het onrechtmatig in de woning verblijven door verdachte, omdat aangeefster hem een glas water heeft gegeven.
feit 2 parketnummer 16/660043- 16
De stills van de camerabeelden waarop de herkenning van verdachte is gebaseerd zijn niet echt scherp en zijn derhalve onvoldoende om te komen tot een veroordeling. Verdachte ontkent dat hij de persoon op de stills is. De verdediging ziet verschillen in haardracht, baardgroei, neus en postuur. Voorts is de herkenning onvoldoende specifiek onderbouwd.
feit 1 en 2 parketnummer 16/659455-17
Onduidelijk is in welk huis de getuigen zaten, wat de afstand tot verdachte was en de omstandigheden waaronder de getuigen een en ander hebben waargenomen.
De verdediging hecht daarom geen waarde aan de herkenningen gedaan door voornoemde getuigen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
vrijspraak feit 2 parketnummer 16/660043-16
De rechtbank heeft niet op grond van wettige bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat verdachte op 1 januari 2016 getankt zou hebben met een vervalste of geskimde tankpas en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen kan de betreffende auto niet aan verdachte gekoppeld worden. [A] , de (voormalig) eigenaar van de auto, heeft de namen van de personen aan wie hij zijn auto uitleende genoemd. [A] heeft daarbij niet de naam van verdachte genoemd. Daarbij heeft hij verklaard dat hij zijn auto op 1 januari 2016 niet had uitgeleend.
Voorts volgt uit het dossier dat er, naast de tankbeurt op 1 januari 2016, nog tientallen keren met de vervalste/geskimde tankpas zou zijn getankt en is verdachte op geen enkele wijze in verband te brengen met deze tankbeurten.
Verdachte heeft ook ten stelligste ontkend dat hij het feit heeft gepleegd.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank de herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant 1] , op basis van de stills van de camerabeelden waarop de dader te zien is, onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring.
4.3.2
Bewijsmiddelen
feit 1 parketnummer 16/660043-16 [1]
Op 26 mei 2016 omstreeks 20.30 uur zag [slachtoffer 1] dat er plotseling een jongen in haar kamer van haar woning aan de [adres] in [woonplaats] stond. [2] De jongen liep de trap op naar de verdieping van haar huisgenote. De jongen kwam enkele minuten later terug. Zij bood hem een glas water aan. De jongen bleef in de kamer terwijl zij naar de keuken ging. Nadat hij het water had opgedronken ging hij weg. De politie kwam en constateerde dat de voordeur mogelijk “gehengeld” was. Zij kon zich al niet voorstellen dat zij de voordeur open had gelaten. Toen de politie weg was bleek dat zij € 400,00 á € 450,00 miste uit een envelop die op tafel lag, met het opschrift “spaardoel Berlijn.” [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 26 mei 2016 een woning in Utrecht was binnengegaan. In de woning kwam hij een vrouw tegen. Deze vrouw had hem op enig moment een glas water aangeboden. [4]
Bewijsoverwegingen
contant geld
Aangeefster heeft verklaard dat er contant geld uit een envelop was weggenomen, geld dat was gespaard en bestemd was voor een reis naar Berlijn.
De verdediging heeft gesteld dat deze verklaring geen steun vindt in het dossier, omdat er geen onderbouwing is dat het geld er daadwerkelijk was, of waar het vandaan kwam.
De rechtbank is van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid betreft dat personen die voor een bepaald doel contant geld opzij leggen, hiervan geen administratie dan wel registratie bijhouden.
Voorts is verdachte, voordat aangeefster er achter kwam dat er geld was verdwenen, alleen in de kamer geweest waar het geld in een envelop op tafel lag.
Het dossier bevat geen aanknopingspunten waaruit afgeleid kan worden dat de verklaring van aangeefster niet juist, dan wel onbetrouwbaar geacht kan worden.
wederrechtelijk
Het gegeven dat verdachte voor aangeefster een geheel onbekende persoon was en zich ongevraagd in de woning van aangeefster bevond, maakt dat verdachte zich wederrechtelijk in die woning bevond. Het enkele feit dat aangeefster verdachte op enig moment een glas water had gegeven, maakt dat - gelet op de verklaring van aangeefster dat zij dat deed omdat zij niet zo goed wist wat zij moest doen toen verdachte voor haar stond - niet anders. De verklaring van verdachte dat hij alleen in de woning van aangeefster was om een pakketje voor iemand anders af te geven, acht de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte heeft niet willen verklaren over de inhoud van het pakketje en heeft de naam van die andere persoon niet willen noemen. Verdachte heeft dan ook geen enkel aanknopingspunt gegeven om nader onderzoek te kunnen doen naar deze door verdachte genoemde persoon en de verklaring van verdachte te kunnen verifiëren.
afgesloten voordeur
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de voordeur heeft geopend door het slot met een onbekend voorwerp te ontsluiten door dit voorwerp tussen de voordeur en het kozijn te steken en zo de voordeur te openen (“flipperen”).
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij zich niet kon voorstellen dat zij haar voordeur had opengelaten. De rechtbank leidt daaruit af dat aangeefster gewoonlijk haar voordeur afsloot en deze niet open liet staan. Nu er geen braaksporen zijn, kan het niet anders dan dat verdachte de voordeur heeft geopend op een manier waarop geen schade ontstaat, zoals het zogenaamde “flipperen”.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de hierna te bespreken bewijsmiddelen van de onder parketnummer 16/652455-17 ten laste gelegde feiten volgt dat verdachte zich op deze vergelijkbare wijze toegang heeft verschaft en geprobeerd heeft zich toegang te verschaffen tot de woningen aan de [straatnaam] .
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden en de overeenkomsten tussen de feiten gepleegd op 26 mei 2016 en 26 april 2017, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 van parketnummer 16/660043-16 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
feit 1 en 2 parketnummer 16/659455-17 [5]
[getuige 2] keek op 26 april 2017 vanuit de woning aan de [adres] in [woonplaats] naar buiten en had zicht op de nummers [nummeraanduiding] tot en met [nummeraanduiding] van de woningen in de [straatnaam] in [woonplaats] . Zij zag dat een man aan de deuren voelde van de vier woningen. Hij had een witte kaart in zijn handen, het leek een soort plastic. Zij zag dat hij de kaart ter hoogte van de dagschoot tussen de deuren en kozijnen stak. Het lukte de man om de deur van nummer [nummeraanduiding] te openen. Hij ging naar binnen en kwam weer naar buiten. Vervolgens gebruikte hij de kaart bij nummer [nummeraanduiding] , maar bij die deur kwam hij niet binnen. [6] Op het moment dat er een politieauto door de straat reed deed de man zijn groene jas uit en liep weg in de richting van de [straatnaam] . De man had een licht getinte huidskleur, een fors postuur en een baardje. [7]
Verbalisant [verbalisant 2] had op 27 april 2017 telefonisch contact met [getuige 1] . Hij hoorde dat [getuige 1] verklaarde dat zijn vriendin [getuige 2] hem op 26 april 2017 vroeg de politie te bellen omdat er aan de overkant werd ingebroken. Hij keek naar buiten en zag dat een Marokkaanse man met een wit kaartje de voordeuren van de nummers [nummeraanduiding] en [nummeraanduiding] aan de [straatnaam] probeerde te openen. Bij nummer [nummeraanduiding] lukte het de man de deur te openen. De man was heel even binnen en kwam weer naar buiten. Vervolgens probeerde de man het bij nummer [nummeraanduiding] , daar lukte het hem niet de deur open te krijgen. De man droeg een groene jas en een spijkerbroek en had een baard. Even later zag hij dat de man zonder jas de [straatnaam] inliep. [8]
Naar aanleiding van een melding dat er ingebroken zou zijn op de [adres] te [woonplaats] ging verbalisant [verbalisant 3] met de collega [verbalisant 4] op 26 april 2017 ter plaatse. De dader zou een dikke Marokkaanse jongen zijn met een baardje en gekleed in een groene jas. Onderweg kregen zij door dat de man zijn jas inmiddels uitgetrokken had en de [straatnaam] inliep Verbalisant zag een man de [straatnaam] inlopen. De man had een groene jas in zijn handen. De man was gezet en had een baardje en bleek te zijn: [verdachte] . [9]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat op 26 april 2017 omstreeks 20.45 uur de politie voor de deur van haar woning aan de [adres] te [woonplaats] stond. Vlak voor dat de politie kwam had zij een mannenstem in haar woning “Hallo, hallo” horen roepen. Zij dacht dat het de vriend van een huisgenoot was en riep terug, maar er kwam niemand. De voordeur gaf toegang tot de hal. De deur die toegang naar de gang geeft zat dicht. Toen zij naar de voordeur liep zag zij dat de gangdeur op een kier stond. De voordeur zat gewoon dicht. Er was niets uit de woning weggenomen. [10]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij op 26 april 2017 omstreeks 20.30 uur gerommel hoorde aan de voordeur van haar woning aan de [adres] te [woonplaats] . Het leek alsof iemand bezig was bij het slot. Zij zag door het raam van de voordeur twee benen staan met bruine herenschoenen en blauwe spijkerbroek. . [11]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 26 april 2017 op de [straatnaam] te [woonplaats] een woning was binnen gegaan. Hij was daarna weer naar buiten gegaan en was naar de naast gelegen woning gelopen. [12]
Bewijsoverwegingen
Getuigenverklaringen
De rechtbank acht de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] betrouwbaar en zal deze bezigen voor het bewijs. Beide getuigen hebben heldere en zeer gedetailleerde
verklaringen afgelegd. Het dossier bevat geen enkele aanwijzing waaruit afgeleid kan worden dat er twijfel bestaat over - een deel van - de inhoud van deze verklaringen.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 van parketnummer 16/659455-17 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van parketnummer 16/660043-16
feit 1
op 26 mei 2016 te [woonplaats] , in een woning gelegen aan de [adres] aldaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 400 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel, namelijk door een voorwerp, tussen een toegangsdeur en het kozijn van voornoemde woning te steken/schuiven en aldus de schoot van het slot van die toegangsdeur terug te drukken en voornoemde deur aldus te ontsluiten/openen ("flipperen");
ten aanzien van parketnummer 16/659455-17
feit 1
op 26 april 2017 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] , weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van een valse sleutel, verdachte heeft namelijk een (plastic) plaatje tussen een toegangsdeur en het kozijn van voornoemde woning gestoken/geschoven en aldus de schoot van het slot van die toegangsdeur terug gedrukt en voornoemde deur aldus ontsloten/geopend ("flipperen"/"geflipperd"), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
op 26 april 2017 te [woonplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] , weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van een valse sleutel, een (plastic) plaatje tussen een toegangsdeur en het kozijn van voornoemde woning gestoken/geschoven en heeft aldus de schoot van het slot van die toegangsdeur geprobeerd terug drukken en voornoemde deur aldus geprobeerd te ontsluiten/te openen ("flipperen"), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 van parketnummer 16/660043-16 en onder 1 en 2 van parketnummer 16/659455-17 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 16/660043-16 feit 1
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel;
parketnummer 16/659455-17 feit 1 en feit 2:
telkens: poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten bepleit. Subsidiair heeft de verdediging verzocht aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Als verdachte vast komt te zitten raakt hij zijn woning kwijt en stoppen zijn behandeling en de schuldhulpverlening. Verdachte zal dan in een neerwaartse spiraal terecht komen. Daarnaast kan aan verdachte een taakstraf worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich de toegang tot een woning verschaft door het slot van de voordeur open te “flipperen” en heeft geld uit de woning weggenomen. Verdachte heeft ook tweemaal geprobeerd op deze wijze toegang tot een woning te verkrijgen en is daarbij eenmaal een woning binnengegaan. Dergelijke insluipingen zorgen voor gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers. Voorts zorgen deze feiten voor financiële schade en overlast bij de slachtoffers.
Uit het strafblad van verdachte van 31 mei 2017 volgt dat hij meerdere malen is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland van 2 augustus 2017.
Verdachte is sinds 2010 bekend binnen de (outreachende) GGZ maar was periodes uit beeld.
Sinds ongeveer anderhalf jaar is hij beter in beeld en is een goede behandelrelatie opgebouwd met [naam instelling] . Er is sprake van forse PTSS-problematiek die doorwerkt op vrijwel alle levensgebieden. Er is door ervaren trauma's sprake van wantrouwen bij verdachte, (vatbaarheid voor) middelenproblematiek, praktische problemen en problemen met justitie.
De afgelopen tijd heeft verdachte middels begeleiding vanuit [naam instelling] en budgetbeheer stabiliteit weten te brengen op het gebied van financiën en huisvesting. Structurele zinvolle dagbesteding zou vanwege de op de voorgrond staande PTSS nog een stap te ver zijn. Ook blijft een kwetsbaarheid voor middelengebruik bestaan zolang er sprake is van deze problematiek. Behandeling hiervoor gaat binnenkort in een vrijwillig kader starten, waarbij de behandelaar het van cruciaal belang acht dat de opgebouwde behandelrelatie gecontinueerd/niet geschaad wordt. Betrokkene houdt zich in het lopende schorsingstoezicht vooralsnog aan de voorwaarden. Tegenover (het idee van) behandeling als bijzondere voorwaarde verzet hij zich echter, waardoor de kans van slagen hiervan als gering wordt ingeschat. Echter, omdat verdachte momenteel verdacht wordt van drie strafbare feiten acht de reclassering het van belang dat de voortgang van de behandeling door de reclassering gemonitord wordt en dat de reclassering/justitie in kan grijpen wanneer betrokkene zich onvoldoende blijkt in te zetten voor gedragsverandering.
De reclassering adviseert om verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante psychiatrische behandeling.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte na het plegen van het onder parketnummer 16/660043-16 bewezenverklaarde op 8 maart 2017 is veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis, waarvan € 150,00 subsidiair 3 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf/maatregel zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte een forse onvoorwaardelijke vrijheidsstraf in beginsel op zijn plaats is.
Echter, de rechtbank acht het niet wenselijk dat verdachte opnieuw vast komt te zitten. Een detentie zou betekenen dat verdachte zijn woonruimte kwijt zou raken en dat de behandeling van verdachte en het traject van de schuldhulpverlening stop zal worden gezet. De rechtbank acht in dat geval de kans op recidive heel groot.
Het is daarom niet in het belang van verdachte en zeker niet in het belang van de maatschappij dat verdachte opnieuw gedetineerd komt te zitten.
Verdachte dient zich echter te realiseren dat dit zijn allerlaatste kans is om te laten zien dat hij zijn leven een andere wending wil geven en geen strafbare feiten meer zal plegen.
Verder acht de rechtbank het wenselijk dat verdachte reclasseringstoezicht krijgt opgelegd en behandeling is noodzakelijk. Gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank verdachte – in eerste instantie – geen ambulante behandelverplichting opleggen. Als blijkt dat de ambulante behandeling die verdachte thans op vrijwillige basis krijgt en volgt, niet naar behoren verloopt en/of afgebroken wordt, dan kan verdachte, indien de reclassering dat op dat moment wenselijk en noodzakelijk acht, alsnog verplicht worden een ambulante behandeling bij [naam instelling] of soortgelijk ambulante instelling te volgen.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en mede omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met daarbij een proeftijd van twee jaren en voornoemde bijzondere voorwaarden passend en geboden is.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte een taakstraf van 200 uren opleggen, subsidiair – indien de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht, 100 dagen vervangende hechtenis.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 van parketnummer 16/660043-16 ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart de onder 1 van parketnummer 16/660043-16 en de onder 1 en 2 van parketnummer 16/659455-17 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 van parketnummer 16/660043-16 en de onder 1 en 2 van parketnummer 16/659455-17 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart de onder 1 van parketnummer 16/660043-16 en de onder 1 en 2 van parketnummer 16/659455-17 ten laste gelegde feiten en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot:
- een
gevangenisstrafvan
3 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde/voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* zich persoonlijk, binnen een werkdag volgend op de datum waarop het vonnis onherroepelijk is geworden, tussen 13.00 uur en 16.30 uur zal melden bij Reclassering Nederland op het volgende adres: Vivaldiplantsoen 200 in Utrecht. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* als blijkt dat de ambulante behandeling bij [naam instelling] die verdachte thans op vrijwillige basis krijgt en volgt, niet naar behoren verloopt en/of afgebroken wordt, dan zal verdachte -indien de reclassering dat op dat moment wenselijk en noodzakelijk acht- verplicht worden een ambulante behandeling bij [naam instelling] of soortgelijk ambulante forensische zorg te volgen voor zijn psychiatrische (PTSS) problematiek, waarbij de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de (bijzondere) voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- een
taakstrafvan
200 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 100 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis onder parketnummer 16/660043-16;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis onder parketnummer 16/659455-17.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Moed, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en A.R. Creutzberg, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 augustus 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
parketnummer 16/660043-16
1.
hij op of omstreeks
26 mei 2016te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in/uit een woning (gelegen aan de [adres] aldaar), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een enveloppe met daarin) een geldbedrag (van ongeveer 400 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door een (plastic) plaatje, althans een voorwerp, tussen een toegangsdeur en het kozijn van voornoemde woning te steken / schuiven en/of (aldus) de schoot van het slot van die toegangsdeur terug te drukken en/of voornoemde deur (aldus) te ontsluiten/openen ("flipperen");
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid brandstof (ter waarde van 22,48 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan benzinestation […] en/of […] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen brandstof onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door te tanken met een gescande / geskimde, in elk geval valse, tankpas;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
parketnummer 16/659455-17
1.
hij op of omstreeks 26 april 2017 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, een (plastic) plaatje, althans een voorwerp, tussen een toegangsdeur en het kozijn van voornoemde woning heeft gestoken/geschoven en/of (aldus) de schoot van het slot van die toegangsdeur heeft terug gedrukt en/of voornoemde deur (aldus) heeft ontsloten/geopend ("flipperen"/"geflipperd"),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 26 april 2017 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, een (plastic) plaatje, althans een voorwerp, tussen een toegangsdeur en het kozijn van voornoemde woning heeft gestoken/geschoven en/of (aldus) de schoot van het slot van die toegangsdeur heeft geprobeerd terug drukken en/of voornoemde deur (aldus) heeft geprobeerd te ontsluiten/te openen ("flipperen"),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 augustus 2016, genummerd PL0900-2016255503, opgemaakt door politie Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , pagina 62.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , pagina 63.
4.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 augustus 2017.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 april 2017, genummerd PL0900-2017125211, opgemaakt door politie Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 32.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 33.
8.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 2] , pagina 29.
9.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] , pagina 24.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , pagina 21
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , pagina 38.
12.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 augustus 2017.