ECLI:NL:RBMNE:2017:6942

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2017
Publicatiedatum
6 augustus 2018
Zaaknummer
16/652304-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en insluipingen door verdachte in Utrecht

Op 18 augustus 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen met geweld en insluipingen in Utrecht. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden tijdens openbare terechtzittingen op 23 juni en 4 augustus 2017. De verdachte, geboren in 1984 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het plegen van verschillende diefstallen, waaronder het inbreken in een auto en het stelen van een autoradio, waarbij geweld werd gebruikt tegen een slachtoffer. De rechtbank heeft de verweren van de verdediging, waaronder de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen en de vraag of er sprake was van geweld zoals bedoeld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, zorgvuldig gewogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 maart 2017 een autoradio heeft gestolen uit een auto, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in maart 2017 andere diefstallen heeft gepleegd, waaronder het stelen van een TomTom navigatiesysteem, een mobiele telefoon, een fiets, een rugtas en een laptop. De rechtbank heeft de verdachte voor deze feiten veroordeeld en een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft ook de vordering van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding werd geëist voor de geleden schade door de diefstallen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling straf-, familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/652304-17; 16/652288-17 (ter terechtzitting gevoegd); 99/000574-44 (16/661853-14, herroeping VI) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 augustus 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats]
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres]
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] , locatie [locatie 1]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare
terechtzittingen van 23 juni 2017 en 4 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/652304-17
feit 1 op 10 maart 2017 in Utrecht heeft ingebroken in een auto en daarbij een autoradio heeft weggenomen, waarbij verdachte geweld heeft gebruikt en gedreigd heeft geweld te gebruiken tegen [slachtoffer 2] en
op 10 maart 2017 in Utrecht [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
feit 2 op 11 maart 2017 in Utrecht een telefoon en navigatiesysteem heeft gestolen;
feit 3 op 10 februari 2017 in Utrecht een fiets heeft gestolen;
feit 4 op 23 februari 2017 in Utrecht uit een huisartsenpraktijk een telefoon heeft gestolen;
feit 5 in de periode van 25 februari 2017 en 26 februari 2017 in Utrecht uit een bedrijf een rugtas met inhoud heeft gestolen;
feit 6 op 2 maart 2017 in Utrecht uit het pand van een voetbalvereniging een laptop heeft gestolen;
parketnummer 16/652288-17
op 9 maart 2017 in Utrecht een jas heeft gestolen, waarbij verdachte geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 6] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 van parketnummer 16/652304-17 en het onder parketnummer 16/652288-17 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en ten aanzien van feit 3 op de overeenkomsten van de kleding en de persoon op de foto’s op pagina 90 en 108 in het dossier, als ook op de herkenning door een verbalisant van verdachte als de persoon op voornoemde foto’s in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 van parketnummer 16/652304-17 ten laste gelegde omdat deze feiten op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De verdediging heeft daartoe het volgende aangevoerd.
feit 1
Verdachte ontkent de diefstal. Voorts dient, gelet op het sturende karakter, terughoudend te worden omgesprongen met de enkelvoudige spiegelconfrontatie. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bevestigen enkel in het algemeen dat er iets is gebeurd. De door hen gegeven kleding signalementen betreffen niet uitzonderlijke of opvallende kleding.
Subsidiair dient verdachte vrijgesproken te worden ten aanzien van de geweldscomponent. De verklaring van aangever vindt op dit punt geen enkele steun in het dossier. Voorts is het ten laste gelegde rukken en trekken geen geweld als bedoeld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
feit 1 cumulatief en alternatief
De verklaring van aangever dat verdachte hem bedreigd zou hebben vindt geen enkele steun in het dossier.
feit 2
Het tijdsverloop tussen het plegen van het feit en de aanhouding van verdachte is dusdanig groot dat hier niet de conclusie aan verbonden kan worden dat verdachte de dader van de diefstal is. Voorts zijn de door de getuigen opgegeven herkenningen onvoldoende specifiek, zij geven enkel een beschrijving van de kleding van de dader.
feit 3
Van dit feit zijn in het dossier alleen enkele stills van camerabeelden beschikbaar, welke stills te onduidelijk zijn om tot een positieve herkenning van verdachte als de dader te komen. Daarnaast is verbalisant [verbalisant 1] , terughoudend in de door hem gedane herkenning.
feit 4, 5 en 6
Verdachte ontkent deze feiten gepleegd te hebben. Voorts zijn de in het dossier aanwezige stills van de camerabeelden onvoldoende scherp om tot een herkenning van verdachte te komen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/652288-17 tenlastegelegde heeft de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd voor wat betreft de diefstal van de jas. De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het ten laste gelegde geweld. Verdachte had niet het opzet om aangever letsel toe te brengen. Dit wordt bevestigd door de aangever die verklaart dat verdachte hem raakte terwijl hij zich losrukte. Voorts wordt de verklaring van aangever dat verdachte geweld heeft gebruikt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
parketnummer 16/652304-17, feit 1 de cumulatief en alternatief ten laste gelegde bedreiging
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de cumulatief en alternatief onder feit 1 van parketnummer 16/652304-17 ten laste gelegde bedreiging heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
De aangifte van [slachtoffer 2] vindt op dit punt geen enkele steun in de overige bewijsmiddelen. De aanwezige getuigen verklaren niet over enige bedreiging van [slachtoffer 2] door verdachte.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder feit 1 cumulatief en alternatief ten laste gelegde bedreiging.
parketnummer 16/652304-17, feit 3
De rechtbank heeft op grond van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat verdachte het onder 3 van parketnummer 16/652304-17 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
In het dossier bevinden zich een aantal stills van camerabeelden waarop de dader van de diefstal van de fiets te zien is. Verbalisant [verbalisant 1] heeft geverbaliseerd dat hij op de stills verdachte niet voor 100 procent kon herkennen als de dader. Verbalisant heeft aan gegeven dat hij, gelet op de modus operandi, in combinatie met de licht getinte huidskleur, het dragen van een capuchon en het donkere vest met Adidas logo, meent verdachte als dader van de diefstal te herkennen. Verdachte droeg op beelden behorende bij een ander strafbaar feit een soort gelijk Adidasvest.
De rechtbank acht, nu het dossier geen verdere aanknopingspunten bevat waaruit afgeleid kan worden dat verdachte betrokken is bij de diefstal, de herkenning zoals door verbalisant [verbalisant 1] geverbaliseerd, onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van dit feit.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de diefstal van de fiets.
4.3.2
Bewijsmiddelen
4.3.2.1 parketnummer 16/652304-17 [1]
feit 1
[slachtoffer 2] hoorde op 10 maart 2017 vanuit zijn woning in Utrecht dat er een autoalarm afging. Hij keek naar buiten en zag dat het autoalarm van de auto van zijn huisgenoot afging.
Hij liep naar buiten en zag dat er een man naast de auto van zijn huisgenoot stond. De man had iets in zijn handen waar kabels aan hingen. De man liep weg. [2] Hij rende achter de man aan en zag dat deze op de [straatnaam] een autoradio van zich af gooide. Hij kreeg de man te pakken. De man probeerde zich los te rukken. Hij probeerde de man in bedwang te houden en er ontstond een soort van worsteling. Er werd geduwd en getrokken. Een andere jongen hielp hem om de man tegen de grond te houden. Op de een of andere manier kon de man op staan. Hij bleef samen met de andere jongen de man vasthouden. De man bleef maar tegenstribbelen. Er kwamen twee andere jongens aan, zij bevrijdden de man, die vervolgens wegliep. [3]
[slachtoffer 1] hoorde op 10 maart 2017 van zijn huisgenoot [voornaam van slachtoffer 2] dat er was ingebroken in zijn personenauto. Hij liep naar zijn auto en zag dat het scheerraam aan de linker achterzijde van zijn auto kapot was. Hij voelde dat het linker achterportier open was. Hij zag dat zijn autoradio weggenomen was. [4] Ongeveer 100 meter verder op de [straatnaam] zag hij zijn autoradio liggen. [5]
Op 11 maart 2017 werd door verbalisant [verbalisant 2] een enkelvoudige spiegelconfrontatie gehouden tussen [slachtoffer 2] en verdachte [verdachte] . [6] Verbalisant liet de verdachte middels een confrontatiespiegel aan de getuige [slachtoffer 2] zien. Verbalisant hoorde dat [slachtoffer 2] zei: “Ja, dat is hem, 100 procent zeker.”. [7]
[getuige 1] zag op 10 maart 2017 dat twee mannen al worstelend over straat renden. De tweede man, naar later bleek de mogelijk verdachte die de autoruit had ingeslagen, had een licht getinte huidskleur. Deze man droeg een zwarte trainingsbroek van het merk Adidas met paarse strepen. [8]
[getuige 2] zag op 10 maart 2017 een man in de centrale hal van de [locatie 2] aan de [straatnaam] in [vestigingsplaats] die vreemd gedrag vertoonde en aan alle deurklinken voelde. Hem viel op dat de man zijn haar in een knotje had en dat zijn haar in de nek langer was. De man had een bol rond, licht getint, gezicht. Later zag hij op straat twee mannen die in een worsteling verwikkeld waren. Een man werkte de andere man naar de grond. [9] De man zei dat er was in ingebroken in de auto van een huisgenoot en dat dit de dader was. Hij had geholpen om de man onder controle te houden. Hij zag dat de man die hij onder controle hield, dezelfde man was die eerder vreemd gedrag vertoonde. [10]
Bewijsoverwegingen
Herkenning/signalement
De verdediging heeft gesteld dat gelet op het sturende karakter, terughoudend te worden omgesprongen met de enkelvoudige spiegelconfrontatie. Voorts bevestigen de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] enkel in het algemeen dat er iets is gebeurd. De door hen gegeven kleding signalementen betreffen niet uitzonderlijke of opvallende kleding.
Ondanks dat de rechtbank de mening van de verdediging deelt dat terughoudend dient te worden omgesprongen met enkelvoudige spiegelconfrontaties, ziet de rechtbank in de omstandigheden ten tijde van de spiegelconfrontatie voldoende aanleiding om de herkenning van [slachtoffer 2] betrouwbaar te achten. [slachtoffer 2] heeft verdachte ten tijde van het plegen van het delict van zeer nabij en gedurende een zekere tijd (tijdens de worsteling) gezien. Kort daarna, te weten na een tijdsverloop van ongeveer 17 uren, vindt de spiegelconfrontatie plaats en reageert [slachtoffer 2] zichtbaar emotioneel wanneer hij verdachte voor ‘100 procent’ herkent. Op basis van het voorgaande acht de rechtbank de herkenning van verdachte door [slachtoffer 2] als de dader van het delict betrouwbaar en zal zij deze verklaringen en de herkenningen gebruiken voor het bewijs.
De door [slachtoffer 2] , [getuige 1] en [getuige 2] opgegeven signalementen van de dader komen grotendeels overeen en verdachte past binnen deze signalementen. Getuige [getuige 1] noemt daarbij dat de dader een zwarte trainingsbroek van het merk Adidas met paarse strepen droeg. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een dergelijk Adidas trainingsbroek met paarse kleuren heeft.
De rechtbank overweegt, gelet op het vorenstaande, dat de door [slachtoffer 2] , [getuige 1] , [getuige 2] afgelegde verklaringen en de herkenning van verdachte door [slachtoffer 2] elkaar op onderdelen bevestigen en steun vinden in voornoemde bewijsmiddelen.
De rechtbank acht voornoemde verklaringen en herkenning betrouwbaar en zal deze gebruiken voor het bewijs.
Geweld
Verdachte heeft, nadat hij de autoradio had weggegooid en door [slachtoffer 2] was vastgegrepen, zich door middel van rukken en trekken geprobeerd los te komen uit de greep van [slachtoffer 2] om zodoende te kunnen vluchten.
De rechtbank is daarom, anders dan de raadsman, van oordeel dat de handelingen van verdachte geweldshandelingen betreffen als bedoeld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een autoradio heeft gestolen en daarbij vervolgens geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 2] .
partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] , nadat deze hem had vastgepakt, heeft bedreigd. De aangifte van [slachtoffer 2] vindt op dit punt geen enkele steun in de overige bewijsmiddelen. De aanwezige getuigen verklaren niet over enige bedreiging van [slachtoffer 2] door verdachte.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
feit 2
[slachtoffer 3] ontdekte op 11 maart 2017 omstreeks 05.35 uur op zijn werk bij […] aan de [adres] in [vestigingsplaats] dat er een mobiele telefoon van het merk Nokia en een Tomtom navigatiesysteem waren weggenomen uit zijn mobiele ladenkast. [11]
[verbalisant 4] hoorde op 11 maart 2017 omstreeks 05.30 uur van zijn collega’s bij het […] distributiecentrum in [vestigingsplaats] dat er een persoon rondliep die daar vermoedelijk niet thuis hoorde. Hij liep met een collega naar buiten en zag een persoon naar buiten lopen.
liep. De man was tussen de 25 en 30 jaar oud, had een licht getinte huidskleur, een Marokkaans uiterlijk, was 1.75 tot 1.80m lang, had een normaal postuur en droeg zwarte schoenen, een zwarte joggingsbroek en een zwarte jas met capuchon. [12] Hij zag dat de man wegfietste op een zwarte fiets. [13]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 11 maart 2017 helemaal in het zwart gekleed was en een zwarte fiets bij zich had. [14]
Verbalisant [verbalisant 3] ging op 11 maart 2017 omstreeks 07.10 uur ter plaatse naar de [straatnaam] in [plaatsnaam] , naar aanleiding van een melding dat een persoon daar verschillende mensen aanspraak en een Tomtom navigatiesysteem te koop aanbood. In een bakkerij zag verbalisant een man die voldeed aan het opgegeven signalement. Hij vroeg de man mee naar buiten. De man bleek [verdachte] te zijn. [verdachte] had een Tomtom navigatiesysteem bij zich. Verbalisant zag dat “ [adres] te [woonplaats] als ”thuisadres” was ingesteld. Dat was het adres van het distributiecentrum van […] . Op het adres [straatnaam] sprak verbalisant [verbalisant 4] . [verbalisant 4] zei dat er omstreeks 05.15 uur een vreemde man in het pand was gezien. Verbalisant hoorde dat de omschrijving die [verbalisant 4] van die man gaf overeen kwam met de eerder aangehouden [verdachte] . [15]
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] troffen op 11 maart 2017 in de fouillering van verdachte [verdachte] een mobiele telefoon van het merk Nokia aan. [16]
Op 11 maart 2017 kwam aangever [slachtoffer 3] bij verbalisant [verbalisant 1] op het politiebureau voor de teruggave van het Tomtom navigatiesysteem. Verbalisant toonde [slachtoffer 3] de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon van het merk Nokia. Op de telefoon zat het logo van […] . Aangever belde naar de naar de Nokia en verbalisant dag dat de voornaam van aangever, [voornaam van slachtoffer 3] , in het scherm verscheen. Voorts gaf aangever aan dat de naam “ [voornaam] ” tweemaal in de Nokia stond. Verbalisant zag dat dit klopte. [17]
Verbalisant [verbalisant 1] toonde op 17 maart 2017 [verbalisant 4] een foto met daarop een persoon (de rechtbank begrijpt dat aan de getuige een foto van verdachte werd getoond). Verbalisant hoorde dat [verbalisant 4] verklaarde dat hij de persoon op de foto op 11 maart 2017 bij […] aan de [adres] te [vestigingsplaats] had gezien. De man stapte op de fiets en reed weg. [18]
Bewijsoverweging
De verdediging heeft aangevoerd dat het tijdsverloop tussen het plegen van het feit en de aanhouding van verdachte dusdanig is dat hier niet de conclusie aan verbonden kan worden dat verdachte de dader van de diefstal is. Voorts zijn de door de getuigen opgegeven herkenningen onvoldoende specifiek, zij geven enkel een beschrijving van de kleding van de dader.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat het tijdsverloop dusdanig klein is dat verdachte de dader van de diefstal is.
Voorts acht de rechtbank de verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat hij de goederen op een bankje in een park had gevonden, ongeloofwaardig. Verdachte heeft in eerste instantie bij zijn aanhouding namelijk verklaard dat het navigatiesysteem van zijn broer was. Verdachte heeft verder bij de politie, bij de rechter-commissaris en in raadkamer op geen enkel moment een verklaring af willen leggen.
De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen gedaan door getuigen door middel van een enkelvoudige (foto)confrontatie.
De herkenning van verdachte door getuige [verbalisant 4] , gedaan op 17 maart 2017, vindt in deze steun in de hiervoor genoemde bewijsmiddelen. Verdachte is kort na de diefstal in het bezit van voornoemde goederen aangetroffen. Door verbalisant [verbalisant 3] is eerder, op 11 maart 2017, geconstateerd dat verdachte past in het door getuige [verbalisant 4] gegeven signalement. Daarnaast heeft getuige [verbalisant 4] verklaard dat de man op een zwarte fiets reed en heeft verdachte ter terechtzitting bevestigd dat hij die dag een zwarte fiets bij zich had.
De rechtbank acht voornoemde herkenning van verdachte door [verbalisant 4] , in combinatie met de overige bewijsmiddelen, betrouwbaar en zal deze gebruiken voor het bewijs.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 maart 2017 een navigatiesysteem en een telefoon heeft weggenomen.
feit 4
[slachtoffer 4] was op 23 februari 2017 aan het werk in de [naam huisartsenpraktijk] aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Om ongeveer 13.55 uur had zij haar mobiele telefoon, een Samsung S5, nog gebruikt. Zij verliet om ongeveer 14.08 uur haar spreekkamer. [19] Om ongeveer 14.40 uur zag zij dat haar telefoon weg was. Op de camerabeelden zag zij dat er om ongeveer 14.05 uur een man het gebouw binnen kwam. Zij zag dat de man haar spreekkamer binnenliep en er na enige tijd weer uitkwam. De man liep enigszins mank, droeg een sportvest van het merk Adidas en een donkerkleurige broek. [20]
Op 23 maart 2017 bekeek verbalisant [verbalisant 1] de beelden welke afkomstig waren van de [naam huisartsenpraktijk] . Verbalisant zag de voor hem ambtshalve bekende persoon [verdachte] . Verbalisant zag op de beelden dat [verdachte] aan het eind van de gang, rechtsaf een kamer binnen liep en op een gegeven moment deze kamer weer uit liep. [21]
Bewijsoverweging
Herkenning
De verdediging heeft gesteld dat de in het dossier aanwezige stills van de camerabeelden onvoldoende scherp om tot een herkenning van verdachte te komen.
De rechtbank acht de door verbalisant [verbalisant 1] gedane herkenning betrouwbaar en zal deze bezigen voor het bewijs. Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunten waaruit volgt dat er eventueel vraagtekens geplaatst kunnen worden bij de door verbalisant gedane herkenning.
Verbalisant kent verdachte ambtshalve en herkende verdachte aan zijn gezicht en kleding. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat [verdachte] een zwart vest droeg. Hij had eerder in een proces-verbaal beelden bekeken en toen droeg [verdachte] dezelfde kleding. Voorts had hij op 12 maart 2017 een dossier opgemaakt tegen [verdachte] . Daarbij zaten foto’s die overeenkwamen met foto’s en beelden van de diefstal bij de huisartsenpraktijk.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 23 februari 2017 een mobiele telefoon heeft weggenomen.
feit 5
[slachtoffer 5] was op 26 februari 2017 in de [naam organisatie] , gelegen op het [adres] in [vestigingsplaats] en wilde zijn rugzak van het merk Quick Silver uit de garderobe pakken. Hij kon zijn rugzak, die hij op 25 februari 2017 omstreeks 23.30 uur daar nog had zien staan, nergens vinden. [22] Op 3 maart 2017 werd hij door een man gebeld die zei dat hij de Quicksilver rugtas had gevonden. [slachtoffer 5] mistte uit zijn rugzak een koptelefoon, een oplader, een accubatterij en € 20,00 aan contant geld. [23]
Verbalisant [verbalisant 1] ontving op 21 maart 2017 een emailbericht van zijn collega [verbalisant 10] . Deze collega vroeg om een herkenning van een verdachte welke zich schuldig had gemaakt aan de diefstal van een rugtas bij [naam organisatie] in de periode van 25 februari 2017 en 26 februari 2017. Verbalisant herkende de verdachte op de bij de mail gevoegde foto’s voor honderd procent als de hem ambtshalve bekende [verdachte] . [24]
Verbalisant [verbalisant 5] kreeg op 21 maart 2017 van een collega, [verbalisant 10] , een aantal foto’s doorgestuurd van een persoon die onder andere werd verdachte van diefstal van een rugtas. Verbalisant herkende de persoon op de foto’s als de ambtshalve bekende [verdachte] . [25]
Op 23 maart 2017 bekeek verbalisant [verbalisant 1] de beelden welke betrekking hadden op de diefstal van een rugzak bij [naam organisatie] tussen 25 februari 2017 23.30 uur en 26 februari 2017 01.00 uur. Op de beelden zag verbalisant om 00.50.23 uur de verdachte binnen komen lopen. [26] De verdachte liep door meerdere gangen en betrad meerdere ruimtes. [27] Verdachte verliet om 00.56.07 uur het pand en had de weggenomen rugtas op zijn rug. [28]
Bewijsoverweging
Herkenning
De verdediging heeft gesteld dat de in het dossier aanwezige stills van de camerabeelden onvoldoende scherp om tot een herkenning van verdachte te komen.
De rechtbank acht de door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 5] gedane herkenningen betrouwbaar en zal deze gebruiken voor het bewijs.
Beide verbalisanten kennen verdachte ambtshalve. Verbalisant [verbalisant 1] herkende verdachte mede op de foto’s uit een dossier dat hij op 12 maart 2017 in behandeling had gehad. Verbalisant [verbalisant 5] beschrijft gedetailleerd waaraan hij/zij verdachte herkende. Voorts had verbalisant verdachte kort daarvoor, op 12 maart 2017, nog aangehouden ter zake een ander strafbaar feit.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 26 februari 2017 een rugzak met inhoud heeft weggenomen.
feit 6
Op 3 maart 2017 zag [A] dat er een laptop weg was uit het kantoor van de Voetbalvereniging [naam voetsbalvereniging] /Sportpark [naam sportpark] aan de [adres] te [vestigingsplaats] te [vestigingsplaats] . Op de camerabeelden van 2 maart 2017 zag hij dat er tussen 20.30 uur en 20.45 uur een man de sportkantine in kwam lopen. De man liep naar het kantoor, pakte daar de laptop en liep weer naar buiten. [29] De laptop was van het merk Acer Travelmate. [30]
Op 5 maart 2017 zag hij de man die hij herkende van de eerder genoemde beelden het sportcomplex binnenkomen. De man ontkende iets met de diefstal van de laptop te maken te hebben. Toen het de man duidelijk werd dat de politie gebeld was zei de man: “Ik heb toch maar wel de laptop meegenomen”. De politie had met de man gesproken. [31]
Op 5 maart 2017 sprak verbalisant [verbalisant 7] op het adres [adres] te [vestigingsplaats] met [A] . Verbalisant hoorde [A] zeggen dat de verdachte van de diefstal van een laptop in zijn kantoor zat. Verbalisant zag dat de betreffende persoon in het kantoor [verdachte] betrof. Verbalisant hoorde dat [verdachte] zei dat hij de laptop had verstopt en dat hij de laptop terug wilde geven. Afgesproken werd dat [verdachte] de laptop op 5 maart 2017 voor 17.00 uur terug zou brengen. Later hoorde verbalisant van [A] dat de verdachte de laptop niet had teruggebracht. [32]
Verbalisant [verbalisant 1] bekeek op 27 maart 2017 de camerabeelden welke afkomstig waren van de sportvereniging gelegen op het sportpark [naam sportpark] aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Verbalisant zag op de beelden een persoon de gang in lopen en aan verschillende deuren voelen. Hij herkende de persoon op de beelden voor 100 procent als de verdachte [verdachte] . [verdachte] liep, zonder dat hij iets bij zich had de trap op. Even later kwam [verdachte] weer naar beneden en verliet met een laptoptas om zijn schouder. [33]
Bewijsoverweging
De verdediging heeft gesteld dat de in het dossier aanwezige stills van de camerabeelden onvoldoende scherp om tot een herkenning van verdachte te komen.
[A] herkende verdachte op 5 maart 2017 als dezelfde man die op de beelden van 2 maart 2017 was te zien. Verbalisant [verbalisant 1] , ambtshalve bekend met verdachte, herkende de dader op de camerabeelden van 2 maart 2017 voor 100 procent als verdachte.
Voorts heeft verdachte op 5 maart 2017 tegenover [A] bekend dat hij de laptop had weggenomen, hetgeen hij daarop tegenover verbalisant [verbalisant 7] nogmaals bevestigde.
Het dossier bevat geen aanknopingspunten waaruit afgeleid kan worden dat er enige twijfel zou kunnen ontstaan over de door [A] en [verbalisant 1] gedane herkenningen van verdachte.
De rechtbank acht de herkenningen van verdachte door [A] en verbalisant [verbalisant 1] betrouwbaar en zal deze gebruiken voor het bewijs.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
4.3.2.2 parketnummer 16/16/652288-17 [34]
[slachtoffer 6] was op donderdag 9 maart 2017 aan het schoonmaken bij restaurant [naam restaurant] in [vestigingsplaats] . Hij had zijn jas aan de kapstok gehangen. Hij keek naar beneden en zag dat zijn jas weg was. Hij was direct naar beneden gerend en zag nog net twee voeten uit het kleine raampje steken. Hij was direct naar buiten gelopen en zag dat er iemand wegfietste. [35] Hij rende achter de man aan en pakte hem bij zijn jas. Hij had vervolgens zijn jas bij de man uitgetrokken en teruggepakt. De man probeerde zich uit zijn greep los te rukken en wilde weg rennen. De man raakte daarbij hem boven zijn oog, waardoor er een bult op zijn wenkbrauw ontstond. De politie had de man vervolgens aangehouden. [36]
Verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] kwamen naar aanleiding van een melding van een insluiping bij restaurant [naam restaurant] in [vestigingsplaats] ter plaatse. Daar zagen zij een man die een andere persoon vasthield. Deze persoon bleek verdachte [verdachte] te zijn. De man die verdachte vasthield had een grote bult boven zijn linker oog.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 9 maart 2017 bij restaurant [naam restaurant] naar binnen was geklommen. Binnen had hij een jas gepakt en aangetrokken. Hij was weggerend toen er iemand aan kwam. [37]
Bewijsoverweging
Opzet
De verdediging heeft bepleit dat verdachte niet het opzet had aangever [slachtoffer 6] letsel toe te brengen.
Aangever [slachtoffer 6] had verdachte beetgepakt en zijn jas van verdachte teruggepakt. Verdachte heeft vervolgens geprobeerd zich los te rukken en te trekken uit de greep van [slachtoffer 6] . Verdachte heeft daarbij [slachtoffer 6] boven zijn oog geraakt, waardoor bij [slachtoffer 6] een bult ontstond.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat hij, door zo te handelen, [slachtoffer 6] kon raken en op die manier letsel kon toebrengen.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een jas heeft gestolen en vervolgens tijdens zijn vlucht geweld tegen [slachtoffer 6] heeft gebruikt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
parketnummer 16/652304-17
1.
op 10 maart 2017 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto heeft weggenomen een autoradio toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
-heeft gerukt en getrokken aan voornoemde [slachtoffer 2] ;
2.
op 11 maart 2017 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een TomTom navigatiesysteem en een telefoon, in geheel of ten dele toebehorende aan […] / […] en/of [slachtoffer 3] ;
4.
hij op 23 februari 2017 te [vestigingsplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit het pand van [naam huisartsenpraktijk] , gelegen aan de [adres] , een mobiele telefoon (merk Samsung, type S5), toebehorende aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen;
5.
hij in de periode van 25 februari 2017 tot en met 26 februari 2017 te [vestigingsplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit het pand van [naam organisatie] , gelegen aan de [adres] , een rugtas (merk Quiksilver) met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen;
6.
hij op 2 maart 2017 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit het/een pand van Voetbalvereniging [naam voetsbalvereniging] , gelegen aan de [adres] , een laptop (merk Acer Travelmate), toebehorende aan Sportpark [naam sportpark] , heeft weggenomen.
parketnummer 16/652288-17
op 09 maart 2017 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een jas toebehorende aan [slachtoffer 6] , welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [slachtoffer 6] heeft geslagen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 4, 5 en 6 van parketnummer 16/652304-17 en parketnummer 16/652288-17 meer of anders ten laste is gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 van parketnummer 16/652304-17 en parketnummer 16/652288-17
diefstal, gevolg van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
feit 2, feit 4, feit 5 en feit 6 van parketnummer 16/652304-17
telkens: diefstal;

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op te leggen voor de duur van 2 jaren;
- indien de rechtbank aan verdachte de ISD maatregel op zal leggen, afwijzing van de vordering herroeping V.I.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden dat hulp en begeleiding van verdachte noodzakelijk is. Een straf, die gelijk is aan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, is geen oplossing, verdachte komt dan op straat te staan, zonder enige vorm van begeleiding en/of hulp.
Indien de rechtbank aan verdachte de ISD maatregel op zal leggen, dient de vordering tot herroeping van de V.I. afgewezen te worden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Diefstallen met geweld zoals hiervoor bewezenverklaard zorgen voor gevoelens van onveiligheid en onrust bij de slachtoffers en in de maatschappij. Voorts zorgen diefstallen voor financiële schade en overlast bij de slachtoffers.
Verdachte heeft enkel en alleen gehandeld vanuit zijn eigen financiële gewin en heeft er op geen enkel moment blijk van gegeven de gevolgen van zijn handelen in te zien en hier spijt van te hebben.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van het Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming en Reclassering van 31 mei 2017, opgemaakt door [B] , reclasseringswerker. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Verdachte lijkt voornamelijk vermogensdelicten te plegen om zich te voorzien in zijn cocaïneverslaving. Verdachte is een zeer kwetsbare verslaafde man waarbij schizofrenie van het gedesorganiseerde type werd gediagnosticeerd. Hiernaast zijn er zorgelijke sociaal maatschappelijke problemen bij verdachte zoals dakloosheid en het ontbreken van een sociaal/steunend netwerk. Verdachte heeft meerdere klinische opnames gehad en heeft zich in het verleden meermalen onttrokken aan de voorwaarden.
De kans op recidive is zeer hoog.
Binnen het kader van de ISD maatregel kan er binnen een zeer beveiligde setting, waarbij de kans op onttrekking zo klein mogelijk wordt gemaakt, diagnostiek en behandeling plaatsvinden en kan tevens de verslavingsproblematiek behandeld worden
De reclassering adviseert om aan verdachte, gelet op de complexe problematiek en de zorgelijk sociaal maatschappelijke problemen, de ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van hiervoor bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan voor het opleggen van de ISD-maatregel.
Bewezen is verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 12 mei 2017 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan deze feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, te weten bij vonnis van de politierechter van 5 januari 2016 tot een gevangenisstraf van 3 weken, bij vonnis van de meervoudige kamer van 7 december 2015 tot een gevangenisstraf 26 maanden en bij vonnis van de politierechter van 17 april 2014 tot een gevangenisstraf van 2 weken. De in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen.
Zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan.
Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de ISD-maatregel opleggen.
Voorts acht de rechtbank behandeling van de problematiek van verdachte noodzakelijk. Eerdere klinische opnames en behandelingen van verdachte hebben niet tot enig gewenst resultaat geleid, daar verdachte zich hieraan onttrok. Behandeling van de problematiek van verdachte binnen een ambulante of klinische setting in het kader van bijzondere voorwaarden is daarom geen optie.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van verdachtes problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank acht het in dit geval nodig, gelet op de persoon van verdachte, zijn problematiek en de noodzakelijke behandeling, om de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tussentijds – binnen 8 maanden na de start van de tenuitvoerlegging van de maatregel – te beoordelen. De rechtbank wil bij deze tussentijdse beoordeling niet alleen geïnformeerd te worden over het verloop van de behandeling tot op dat moment, maar ook over de (voorgenomen) invulling van het vervolg van de behandeling.
herroeping Voorwaardelijke Invrijheidsstelling
De officier van justitie heeft de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gevorderd (parketnummer 16/661853-14, V.I. nummer 99/000574-44 ). Verdachte is op 2 april 2015 bij vonnis van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden. Ten aanzien van deze straf is op 20 februari 2016 voorwaardelijke invrijheidstelling verleend. Deze beslissing is op 16 december 2015 aan verdachte betekend. De duur van de voorwaardelijke invrijheidstelling bedraagt 232 dagen.
De veroordeelde heeft tijdens de proeftijd opnieuw strafbare feiten gepleegd. De rechtbank zal echter, nu zij aan verdachte de ISD maatregel zal opleggen, de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afwijzen. Een detentie voorafgaand of volgend op het ISD traject is onwenselijk en zal een nadelige invloed hebben op het te verwachten verloop en/of resultaat daarvan.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 131,54. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 van parketnummer 16/652304-17 ten laste gelegde feit.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 201,10 te weten de schadeposten: plaatsen noodruit en plaatsen nieuwe ruit), met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering. Subsidiair heeft de verdediging de vordering niet betwist.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft geconstateerd dat de benadeelde partij in zijn vordering een optelfout heeft gemaakt. De benadeelde partij vordert een schadebedrag van € 131,54.
De totale opgevoerde schade bedraagt naar het oordeel van de rechtbank € 281,10, bestaande uit: € 80,00 (autoradio), € 53,55 (plaatsen noodruit) en € 147,55 (plaatsen nieuwe ruit).
Hiervan is de schadepost “plaatsen nieuwe ruit” geheel vergoed door de verzekering van de benadeelde partij.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de door de benadeelde partij gevorderde schade € 133,55 bedraagt.
De rechtbank acht de vordering, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit en de in de vordering gegeven toelichting, voldoende onderbouwd.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 van parketnummer 16/652304-17 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 133,55 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 maart 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
9.2
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 664,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 van parketnummer 16/652304-17 ten laste gelegde feit.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de vordering niet onderbouwd is en heeft de rechtbank verzocht de vordering, gelet op de leeftijd van de fiets, te matigen en gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu de verdachte van het onder 3 van parketnummer 16/652304-17 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.
9.3
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 161,99. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 5 van parketnummer 16/652304-17 ten laste gelegde feit.
9.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 89,99 , betreffende de schadepost “koptelefoon”, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij, nu dit deel van de vordering niet onderbouwd is, niet ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
9.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gesteld dat, gelet op de bepleitte vrijspraak, de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering. Subsidiair heeft de verdediging zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
9.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit en de in de vordering gegeven toelichting, voldoende aannemelijk en onderbouwd.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 van parketnummer 16/652304-17 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 161,99 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 februari 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
9.4
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 2.430,00. Dit bedrag bestaat uit € 430,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/652288-17 ten laste gelegde feit.
9.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 150,00, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij, nu dit deel van de vordering niet onderbouwd is, niet ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
9.4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering. Subsidiair heeft de verdediging zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
9.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost “immateriële schade” komt gedeeltelijk, te weten tot een bedrag van € 150,00, voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 maart 2017 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op, vanwege de complexiteit van de vordering en de (mogelijke) discussie over het al dan niet bestaan van een causaal verband. Vast staat dat de benadeelde partij door verdachte op zijn hoofd is geslagen. Voor het overige ontbreekt in de vordering enige onderbouwing van de gevorderde materiële en immateriële schade.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 38m, 38n, 38s, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 van parketnummer 16/652304-17 cumulatief en alternatief tenlastegelegde en het onder 3 van parketnummer 16/652304-17 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 4, 5 en 6 van parketnummer 16/652304-17 en het onder parketnummer 16/652288-17 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het 1, 2, 4, 5 en 6 van parketnummer 16/652304-17 en het onder parketnummer 16/652288-17 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het 1, 2, 4, 5 en 6 van parketnummer 16/652304-17 en het onder parketnummer 16/652288-17 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren;
- gelast de tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van deze maatregel en beveelt het openbaar ministerie de rechtbank binnen 8 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis daarover te berichten;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 133,55, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2017 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 133,55 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 7]
- verklaart [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
[slachtoffer 5]
- wijst de vordering van [slachtoffer 5] oe tot een bedrag van € 161,99, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2017 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 161,99 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling te vervangen door 3 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 6]
- wijst de vordering van [slachtoffer 6] toe tot een bedrag van € 150,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 6] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2017 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 6] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de Staat € 150,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling te vervangen door 3 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling
- wijst de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. A.R. Creutzberg en A. Blanke, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 augustus 2017.
Mr. A.R. Creutzberg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
parketnummer 16/652304-17
1.
hij op of omstreeks 10 maart 2017 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een auto heeft weggenomen een autoradio en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
-tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Ik heb een mes, als je niet loslaat steek ik je", althans woorden van soortgelijk dreigende aard en/of strekkeing, en/of
-heeft gerukt en getrokken aan voornoemde [slachtoffer 2]
En/of
Hij op of omstreeks 10 maart 2017 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde slachtoffer dreigend de woorden toegevoegd :"Ik heb een mes, als je niet loslaat steek ik je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, waarbij hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 2] een zilverkleurig lang voorwerp heeft getoond;
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 maart 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een TomTom navigatiesysteem met toebehoren en een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan […] / […] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op 10 februari 2017 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening een fiets (merk Sparta Granny), toebehorende aan [slachtoffer 7] , heeft weggenomen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op 23 februari 2017 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit het/een pand van [naam huisartsenpraktijk] , gelegen aan de [adres] , een mobiele telefoon (merk Samsung, type S5), toebehorende aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
5.
hij in de periode van 25 februari 2017 tot en met 26 februari 2017 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit het/een pand van [naam organisatie] , gelegen aan de [adres] , een rugtas (merk Quiksilver) met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op 2 maart 2017 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit het/een pand van Voetbalvereniging [naam voetsbalvereniging] , gelegen aan de [adres] , een laptop (merk Acer Travelmate), toebehorende aan [A] en/of Sportpark [naam sportpark] , heeft weggenomen.
art 310 Wetboek van Strafrecht
parketnummer 16/652288-17
hij op of omstreeks 09 maart 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een jas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welkebedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die [slachtoffer 6] heeft geslagen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2017075059, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 155. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 5.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 6.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , pagina 8.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , pagina 9.
6.Proces-verbaal van enkelvoudige confrontatie in persoon, pagina 33.
7.Proces-verbaal van enkelvoudige confrontatie in persoon, pagina 35.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 58.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 60.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 61.
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , pagina 10.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [verbalisant 4] , pagina 15.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [verbalisant 4] , pagina 16.
14.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 augustus 2017.
15.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] , pagina 28.
16.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , pagina 79.
17.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] , pagina 81.
18.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] , pagina 71.
19.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , pagina 102.
20.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , pagina 103.
21.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, [verbalisant 1] , pagina 106.
22.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , pagina 109.
23.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , pagina 110.
24.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, [verbalisant 1] , pagina 112.
25.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, [verbalisant 5] , pagina 115.
26.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] , pagina 126.
27.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] , pagina 128.
28.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] , pagina 129.
29.Proces-verbaal van aangifte van [A] , pagina 130.
30.Proces-verbaal van aangifte van [A] , bijlage pagina 132.
31.Proces-verbaal van aangifte van [A] , pagina 131.
32.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 7] , pagina 133.
33.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] , pagina 136.
34.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 maart 2017, genummerd PL0900-2017071495, opgemaakt door politie Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
35.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] , pagina 3.
36.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] , pagina 4.
37.Verklaring verdachte , afgelegd ter terechtzitting van 11 augustus 2017.