ECLI:NL:RBMNE:2017:6938

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2017
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
16/652267-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit in Utrecht

Op 4 augustus 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het kweken van hennep en diefstal van elektriciteit. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon met een openbare terechtzitting op 21 juli 2017. De officier van justitie, mr. T. Tanghe, vorderde een veroordeling op basis van de bewijsstukken en de verklaring van de verdachte. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het kweken van hennep in de periode van 1 augustus 2016 tot en met 27 september 2016 en de diefstal van elektriciteit in de periode van 22 december 2015 tot en met 27 september 2016.

De rechtbank oordeelde dat het onder feit 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte de feiten onder feit 1 primair en feit 2 subsidiair wel bewezen. De verdachte had bekend dat hij samen met anderen hennep had gekweekt en dat hij zijn woning ter beschikking had gesteld voor de diefstal van elektriciteit. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en medeplichtigheid aan diefstal.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf geëist. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met een voorwaardelijk deel van 60 uren en een proeftijd van twee jaren. De rechtbank benadrukte dat het kweken van hennep en het gebruik van een illegale stroomvoorziening ernstige gevolgen hebben voor de maatschappij en dat de verdachte zich niet had bekommerd om de risico's van zijn handelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling straf-, familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/652267-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 augustus 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] (Suriname)
wonende te [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 juli 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en mr. V. Senczuk, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 in de periode van 1 augustus 2016 tot en met 27 september 2016 in Utrecht, samen met (een) ander(en) hennep heeft gekweekt en/of hennep aanwezig heeft gehad, dan wel anderen behulpzaam is geweest bij het kweken van hennep door daarvoor zijn woning beschikbaar te stellen;
feit 2 in de periode van 22 december 2015 tot en met 27 september 2016 in Utrecht, samen met (een) ander(en) elektriciteit heeft gestolen, dan wel dat hij anderen daarbij behulpzaam is geweest door zijn woning daarvoor beschikbaar te stellen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht, gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie acht het onder 2 primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte dient hiervan vrijgesproken te worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 2 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte samen met een ander dan wel anderen elektriciteit heeft weggenomen.
4.3.2
Bewijsmiddelen feit 1 primair en feit 2 subsidiair
De feiten zoals ten laste gelegd onder feit 1 primair en feit 2 subsidiair zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft deze feiten ook bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
ten aanzien van feit 1 primair
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 21 juli 2017;
  • het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij opgemaakt door [verbalisant 1], pagina 5 tot en met 8 van proces-verbaal nummer PL0900-2016356684.
De rechtbank is van oordeel dat het aantal van 185 hennepplanten zoals dit in het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij is vermeld, een kennelijke verschrijving betreft, nu uit het dossier volgt dat het hier een aantal van 85 hennepplanten betreft.
ten aanzien van feit 2 subsidiair
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 21 juli 2017;
  • de rapportage diefstal energie met bijlagen, opgemaakt door [verbalisant 2], pagina 20 tot en met 23 van proces-verbaal nummer PL0900-2016356684.
periode diefstal elektra
De rechtbank is, op basis van de verklaring van verdachte en de in het dossier aanwezige stukken, van oordeel dat de diefstal van elektriciteit heeft plaatsgevonden in de periode van 1 maart 2016 tot en met 27 september 2016.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair
in de periode van 1 augustus 2016 tot en met 27 september 2016 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld en bewerkt in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van in totaal 85 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2 subsidiair
een onbekend gebleven persoon in de periode van 1 maart 2016 tot en met 27 september 2016 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., waarbij die onbekend gebleven persoon het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking,
bij en tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode 1 maart 2016 tot en met 27 september 2016 te Utrecht, opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid, middelen heeft verschaft door zijn woning ter beschikking te stellen voor die diefstal.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B, van de Opiumwet, gegeven verbod;
feit 2 subsidiair
medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- een taakstraf van 120 uren, indien deze niet of niet naar behoren wordt verricht, te vervangen door 60 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het kweken van hennepplanten en zijn woning ter beschikking gesteld aan een ander zodat deze op die manier op een illegale manier de hennepkwekerij van stroom kon voorzien. Het kweken van een softdrug zoals hennep veroorzaakt overlast en levert schade op voor de maatschappij. Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Door zijn handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de handel in softdrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat met deze handel in softdrugs aanzienlijke financiële belangen zijn gemoeid en grote winsten worden behaald en dat deze niet zelden hand in hand gaan met geweld, bedreigingen en ripdeals. Aan dergelijke handel medewerking verlenen, op welke wijze dan ook, is laakbaar en kan verdachte worden verweten. Daarbij is er gebruik gemaakt van een illegale stroomvoorziening, hetgeen grote veiligheidsrisico’s met zich brengt, zeker als zoals in dit geval de hennepkwekerij zich in een flatwoning bevond. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld vanuit zijn eigen financiële belangen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij forse schulden heeft en kampt met gezondheidsproblemen.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor het eenmalig kweken van een hoeveelheid van 50 tot 100 hennepplanten uit van een geldboete van € 1.000,00, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis.
De rechtbank acht een geldboete echter gelet op de financiële situatie van verdachte en het gegeven dat sprake is geweest van meerdere kweken niet op zijn plaats en zal in plaats daarvan verdachte een taakstraf opleggen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden is. De rechtbank zal een deel daarvan, groot 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk opleggen. De rechtbank verbindt hieraan een proeftijd van twee jaren. Dit voorwaardelijke deel heeft als doel verdachte, mede gelet op zijn financiële positie, in de toekomst ervan te weerhouden zich wederom schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 48, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
120 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
- bepaalt dat van de taakstraf een gedeelte van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, voorzitter, mrs. V. van Dam en P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 augustus 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1. Primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 augustus 2016 tot en met 27 september 2016 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 85, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
Subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 augustus 2016 tot en met 27 september 2016 te Utrecht, althans in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 85, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 augustus 2016 tot en met 27 september 2016 te Utrecht, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend
gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2. Primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 22 december 2015 tot en met 27 september 2016 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 22 december 2015 tot en met 27 september 2016 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven persoon en/of zijn mededaders en/of aan verdachte, waarbij die onbekend gebleven persoon en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 22 december 2015 tot en met 27 september 2016 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft door zijn woning/pand ter beschikking te stellen voor die diefstal;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht