ECLI:NL:RBMNE:2017:6937

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2017
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
16/652267-17 ontneming
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij met gesplitste berekening

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 augustus 2017 uitspraak gedaan over de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde in verband met een hennepkwekerij. De veroordeelde, geboren in 1966 in Suriname, was aanwezig op de zitting en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. V. Senczuk. De rechtbank heeft kennisgenomen van de schriftelijke vordering van de officier van justitie, die een bedrag van € 35.392,12 aan wederrechtelijk verkregen voordeel had ingediend. Tijdens de zitting op 21 juli 2017 heeft de officier van justitie zijn vordering aangepast, waarbij hij stelde dat de veroordeelde voordeel had genoten van twee oogsten, wat resulteerde in een geschat wederrechtelijk voordeel van € 5.500,00.

De verdediging betwistte dit bedrag en stelde dat de veroordeelde slechts € 2.000,00 had ontvangen. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat de veroordeelde voordeel had genoten uit twee eerdere oogsten van hennepplanten. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bevindingen van de verbalisanten en de verklaringen van de veroordeelde. De rechtbank concludeerde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moest worden gesplitst, omdat de eerste hennepplantage vóór en de tweede na een belangrijke update van de BOOM-richtlijnen was geplant.

Na het vaststellen van de opbrengsten van beide oogsten, kwam de rechtbank tot de conclusie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde € 5.605,65 bedroeg. De rechtbank legde de verplichting op tot betaling aan de Staat van dit bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, G. van Engelenburg.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/652267-17 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 4 augustus 2017
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] (Suriname)
wonende te [woonplaats], [adres]

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • de schriftelijke vordering van de officier van justitie van 26 juni 2017, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
  • het strafdossier onder parketnummer 16/652267-17, waaruit blijkt dat verdachte bij vonnis van 4 augustus 2017 van deze rechtbank - kort en feitelijk weergegeven - is veroordeeld ter zake van:
- medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
- medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
- het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij met registratienummer PL0900-2016300685, pagina 89 tot en met 96 van het proces-verbaal met nummer PL0900-2016356684;
en de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juli 2017. Veroordeelde is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door zijn raadsman mr. V. Senczuk, advocaat te Utrecht. De ontnemingsvordering is gelijktijdig ter terechtzitting behandeld met de strafzaak tegen veroordeelde, bekend onder hetzelfde parketnummer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de veroordeelde en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officier van justitie
De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 35.392,12.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zijn vordering gewijzigd. De officier van justitie heeft gesteld dat op basis van het dossier en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting vastgesteld kan worden dat verdachte heeft gedeeld in de opbrengst van twee oogsten.
Het geschatte wederrechtelijk voordeel uit twee oogsten bedraagt € 17.000,00, waarvan verdachte, zoals hij bij de politie heeft verklaard, een derde heeft gekregen.
De officier van justitie heeft gesteld dat gelet daarop het geschatte door verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel € 5.500,00 bedraagt.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte heeft verklaard dat hij in totaal slechts € 2.000,00 heeft ontvangen als opbrengst uit een tweetal oogsten. Voorts heeft de verdediging verzocht bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel rekening te houden met de forse schulden die verdachte heeft.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de vordering uit van het - voor zover thans relevant - bewezen verklaarde strafbare feit, te weten het samen met een ander kweken van hennepplanten in de periode van 1 augustus 2016 tot en met 27 september 2016.
De rechtbank stelt op grond van de navolgende feiten en omstandigheden, die aan wettige bewijsmiddelen zijn ontleend, vast dat de veroordeelde ook in de periode vóór 1 augustus 2016 samen met een ander opzettelijk hennepplanten heeft gekweekt en daaruit voordeel heeft gehad als bedoeld in artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. [1] Daarbij baseert de rechtbank zich op:
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat de hennepkwekerij begin april 2016 van plantjes werd voorzien en dat er tweemaal is geoogst; [2]
- het onderzoek in de woning, waaruit is gebleken dat de kwekerij gedurende een langere periode in gebruik is geweest en er eerder geoogst is. In de hennepkwekerij werden onder andere aangetroffen: een vuilniszak met daarin hennepresten, bestaande uit gedroogde stelen, een droognet met daarop hennepdeeltjes en verder lagen er droge afvalbladeren en droge resten van hennepplanten. [3] Op de in de woning aanwezige droogrekken werden resten van hennepplanten aangetroffen. Voorts werd een aantal scharen aangetroffen, deze waren zodanig vervuild met restanten van hennep, dat deze resten niet alleen afkomstig konden zijn van het knippen van de huidige hennepplanten. [4]
Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat veroordeelde uit twee eerdere oogsten van hennepkwekerijen voordeel heeft genoten. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten op grond waarvan aannemelijk is dat er meer dan twee keer is geoogst.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank neemt als grondslag voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, de berekening van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] 1 december 2016. [5]
Bij de berekening neemt de rechtbank de uitgangspunten uit het proces-verbaal over en maakt deze tot de hare. Deze uitgangspunten acht de rechtbank voldoende onderbouwd en ze zijn door de verdediging niet betwist.
De rechtbank zal geen kosten in mindering brengen op de bruto verkregen opbrengst. Verdachte heeft ter terechtzitting van 21 juli 2017 namelijk verklaard dat de andere persoon alle investeringen had gedaan en dat hijzelf niets had geïnvesteerd.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte, zoals hij heeft verklaard, in totaal
€ 2.000,00 heeft ontvangen als zijn voordeel uit twee oogsten.
Verdachte heeft immers verklaard dat hij één derde van de opbrengst zou krijgen omdat de ander alle investeringen had gedaan. De verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie, dat de oogsten veel minder hennep hadden opgebracht dan verwacht, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd en daarom niet aannemelijk.
De rechtbank zal de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel splitsen omdat er op 1 juni 2016 een update is geweest van het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij Binnenteelt onder kunstlicht” van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) en de eerste hennepplantage vóór 1 juni 2016 is geplant, terwijl de tweede hennepplantage na 1 juni 2016 is geplant. Gelet hierop zal de eerste oogst – in het voordeel van verdachte - worden berekend aan de hand van de BOOM rapportage van 1 november 2010 en zal alleen de tweede oogst aan de hand van de BOOM rapportage van 1 juni 2016 worden berekend.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot de volgende uitgangspunten en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Opbrengst eerste oogst
aantal planten: 85
opbrengst per plant: 32,2 gram
totale opbrengst eerste oogst: 2737 gram
prijs per kilogram € 3.280,00
opbrengst per oogst € 8.977,36
Opbrengst tweede oogst
aantal planten: 85
opbrengst per plant: 32,2 gram
totale opbrengst tweede oogst: 2737 gram
prijs per kilogram € 4.070,00
opbrengst per oogst € 11.139,59
totale bruto opbrengst€ 20.116,95
Wederrechtelijk verkregen voordeel verdachte € 20.116,95 : 3 = € 6.705,65.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een rekening van de energieleverancier Stedin heeft ontvangen van bijna € 1.900,00. Van dit bedrag was ongeveer € 1.100,00 betaald. Het resterende bedrag is vervolgens kwijtgescholden door Stedin.
De rechtbank zal het aan Stedin betaalde bedrag in mindering brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel, waardoor het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgesteld op een bedrag van € 5.605,65.
De verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel wordt aan de veroordeelde opgelegd voor datzelfde bedrag.
Draagkracht veroordeelde
Niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde naar redelijke verwachting ook in de toekomst niet in staat zal zijn aan zijn betalingsverplichting te voldoen.

3.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

4.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van € 5.605,65;
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.605,65, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, voorzitter, mrs. V. van Dam en P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 augustus 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nummer PL0900-2016635684, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 96. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 21 juli 2017.
3.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, pagina 92.
4.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, pagina 93.
5.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, pagina 89 tot en met 96.