In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 4 augustus 2017, is de verdachte beschuldigd van meerdere inbraken en diefstallen. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 21 juli 2017 en de getuigenverklaring van [getuige] geoordeeld dat de verdachte niet de dader is van de inbraken die op 16 september 2016, 12 januari 2017, 6 april 2017 en 10 maart 2017 zijn gepleegd. De getuige heeft verklaard dat hij de verdachte niet herkent als de insluiper, wat de rechtbank als onvoldoende bewijs heeft beschouwd om tot een veroordeling te komen. De herkenningen door politieambtenaren op basis van onscherpe camerabeelden zijn niet overtuigend genoeg bevonden.
De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte op 3 april 2017 in Utrecht een mobiele telefoon en een portemonnee heeft gestolen, wat door de verdachte zelf is bekend. De rechtbank heeft de verdachte hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de rechtbank de vordering van [aangever 2] tot € 100,00 heeft toegewezen, maar de vorderingen van [aangever 3] en [aangever 4] zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte van de feiten waarvoor zij vorderden is vrijgesproken. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen afgewezen, omdat de feiten na het eindigen van de proeftijd zijn gepleegd.