ECLI:NL:RBMNE:2017:6936

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2017
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
16/652428-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling inbraak met vrijspraak voor meerdere feiten op basis van getuigenverklaring en bewijswaardering

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 4 augustus 2017, is de verdachte beschuldigd van meerdere inbraken en diefstallen. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 21 juli 2017 en de getuigenverklaring van [getuige] geoordeeld dat de verdachte niet de dader is van de inbraken die op 16 september 2016, 12 januari 2017, 6 april 2017 en 10 maart 2017 zijn gepleegd. De getuige heeft verklaard dat hij de verdachte niet herkent als de insluiper, wat de rechtbank als onvoldoende bewijs heeft beschouwd om tot een veroordeling te komen. De herkenningen door politieambtenaren op basis van onscherpe camerabeelden zijn niet overtuigend genoeg bevonden.

De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte op 3 april 2017 in Utrecht een mobiele telefoon en een portemonnee heeft gestolen, wat door de verdachte zelf is bekend. De rechtbank heeft de verdachte hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de rechtbank de vordering van [aangever 2] tot € 100,00 heeft toegewezen, maar de vorderingen van [aangever 3] en [aangever 4] zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte van de feiten waarvoor zij vorderden is vrijgesproken. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen afgewezen, omdat de feiten na het eindigen van de proeftijd zijn gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling straf-, familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/652428-17; 96/253965-14 (vordering na voorwaardelijke veroordeling); 16/000893-15 (vordering na voorwaardelijke veroordeling) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 augustus 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] (Marokko)
wonende te [woonplaats], [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 juli 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en mr. H.K. Jap A Joe, advocaat te Utrecht, alsmede de getuige [getuige] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 op 3 april 2017 in Utrecht één of meerdere mobiele telefoon(s) en één of meerdere portemonnees met inhoud heeft gestolen;
feit 2 op 16 september 2016 in Utrecht één of meerdere laptops heeft gestolen;
feit 3 op 12 januari in Lopik één of meerdere laptops heeft gestolen;
feit 4 op 6 april 2017 in IJsselstein één of meerdere portemonnees met inhoud heeft gestolen;
feit 5 op 10 maart 2017 in Montfoort één of meerdere portemonnees met inhoud heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting.
Volgens de officier van justitie kunnen de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten gelet op de getuigenverklaring van [getuige] en de in het dossier aanwezige stukken, niet wettig en overtuigend bewezen worden. Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van deze feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Voorts heeft de raadsman bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten. Op basis van het dossier, de verklaring van getuige [getuige] en de ontkennende verklaring van verdachte kan niet worden vastgesteld dat verdachte deze feiten heeft gepleegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 2, 3, 4 en 5
De rechtbank heeft op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet de overtuiging gekregen dat verdachte de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe dat aangever [getuige], ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde, ter terechtzitting stellig heeft verklaard dat hij de in de zittingszaal aanwezige verdachte niet herkent als de insluiper die hij op 28 september 2016 heeft gezien en gesproken. Getuige heeft ter terechtzitting verdachte horen spreken, gezien en recht in het gezicht aangekeken. Weliswaar heeft een aantal verbalisanten aangegeven dat zij verdachte herkennen op de camerabeelden, dan wel op stills daarvan, maar dit is gelet op de verklaring van [getuige], onvoldoende om te komen tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Verbalisant [verbalisant] heeft ten aanzien van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten enkel op basis van een beschrijving van de dader en zijn modus operandi, geverbaliseerd dat hij verdachte herkent als de dader.
Voorts heeft deze verbalisant ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit enkel op basis van beelden/afbeeldingen van de dader en zijn modus operandi, geverbaliseerd dat hij verdachte herkent als de dader.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de afbeeldingen die betrekking hebben op de dader van het onder 5 tenlastegelegde, onscherp zijn. Voorts komt de beschreven modus operandi van de dader niet overeen met de wijze waarop verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde te werk is gegaan.
Alles overziend acht de rechtbank voornoemde herkenningen van de verbalisant onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
4.3.2
Bewijsmiddelen feit 1
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 21 juli 2017;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1], pagina 29 tot en met 32 van het proces-verbaal nummer PL0900-2017105246;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2], pagina 54 tot en met 56 van proces-verbaalnummer PL0900-2017105246.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 03 april 2017 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één mobiele telefoon (Apple iPhone) en één portemonnee met inhoud, toebehorende aan [aangever 1] of [aangever 2].
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 1: diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 10 weken, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de straftoemeting rekening te houden met de persoon van verdachte en heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zonder toestemming de kantoorruimte van een bedrijf betreden en heeft daar een portemonnee en een telefoon van de aanwezige werknemers weggenomen. Dergelijke insluipingen zorgen voor gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor financiële schade en overlast.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij meerdere malen is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Verdachte heeft het feit gepleegd kort nadat de proeftijden van twee eerdere veroordelingen waren afgelopen.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- de reclasseringsadviezen van Inforsa van 20 juni 2017 en 19 juli 2017;
- het advies aan opdrachtgever toezicht van Victas van 7 juli 2017.
Inforsa adviseert om verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden.
De rechtbank ziet, gelet op de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en het feit dat verdachte wordt vrijgesproken van de onder 2 tot en met 5 ten laste gelegde feiten, geen ruimte om verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend en geboden is.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
[aangever 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 110,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in het geheel toe te wijzen, met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van
€ 90,00 kan worden toegewezen. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering nu de betreffende portemonnee al drie jaar oud en dus reeds afgeschreven was.
9.1.3 Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost contant geld ter hoogte van in totaal € 90,00 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank schat de waarde van de portemonnee, gelet op de ouderdom daarvan, op € 10,00. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 100,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 april 2017 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
9.2
[aangever 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 397,00. Dit bedrag bestaat uit € 147,00 materiële schade en € 250,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
9.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, nu hij ten aanzien van feit 4 vrijspraak heeft gevorderd.
9.2.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
9.2.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [aangever 3] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu de verdachte van het onder 4 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.3
[aangever 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 168,80. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
9.3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, nu hij ten aanzien van feit 4 vrijspraak heeft gevorderd.
9.3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
9.3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [aangever 4] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering nu de verdachte van het onder 4 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

10.1
parketnummer 96/253975-14
10.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de verlenging van de proeftijd met één jaar gevorderd.
10.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie.
10.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. Reden daarvoor is dat het bewezenverklaarde feit na het eindigen van de proeftijd is gepleegd.
10.2
parketnummer 16/000893-15
10.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de verlenging van de proeftijd met één jaar gevorderd.
10.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie.
10.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. Reden daarvoor is dat het bewezenverklaarde feit na het eindigen van de proeftijd is gepleegd.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals het artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
10 weken;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen
[aangever 2]
- wijst de vordering van [aangever 2] toe tot een bedrag van € 100,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2017 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [aangever 2] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 2] aan de Staat € 100,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;

[aangever 3]

- verklaart [aangever 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
[aangever 4]
- verklaart [aangever 4] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
vorderingen na voorwaardelijke veroordeling
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 96/253965-14;
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16/000893-15.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Wijffels, voorzitter, mrs. C.E.M. Nootenboom-Lock en V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 augustus 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 03 april 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meerdere mobiele telefoon(s) (Apple Iphone) en/of één of meerdere portemonnees met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/ of [aangever 2], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 16 september 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meerdere laptops, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [getuige] en/of [bedrijfsnaam], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 12 januari 2017 te Lopik, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meerdere laptops, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 5] en/of [naam school], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 06 april 2017 te IJsselstein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meerdere portemonnees met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3] en/of [aangever 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 10 maart 2017 te Montfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meerdere portemonnes met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht